Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

J.J. ten Brinke
Door: J.J. ten Brinke
20-05-2021

Rob van Houwelingen Hemelse reisbegeleiding. Sporen van engelen in het Nieuwe Testament. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht; 110 blz., € 12,99.

De titel Hemelse reisbegeleiding is prachtig gevonden bij wat de hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen met dit boekje wil overbrengen: Gods kinderen krijgen hemelse begeleiding op hun levensreis, niet meer en niet minder. Terecht neemt de schrijver zijn vertrekpunt in Hebreeën 1:14, een kerntekst die het doen van engelen omschrijft met het aanbidden van God en het bijstaan van de gelovigen. Daarmee is meteen gezegd dat het bijbelse getuigenis aangaande de engelen niet zozeer antwoord geeft op de vraag wie engelen zijn, maar wel getuigt van wat zij onder Gods toezicht doen.

In een twaalftal ‘exegetische verkenningen’ worden verschillende aspecten behandeld, veelal direct verbonden met een korte uitleg en duiding van bijbelteksten. ‘Sporen van engelen’, zo heet het in de titel. De ‘sporen’ volgend meen ik dat er meer aandacht had mogen en moeten zijn voor de ‘spitsuren’ in de engelenactiviteit: namelijk bij het begin, het midden en het einde van Gods handelen in de heilsgeschiedenis.

Relatief veel aandacht krijgen de drie bekendste aartsengelen (‘aarts’ is afgeleid van het Griekse archè en wijst op belangrijkheid). Twijfelachtig is dat de schrijver daarbij naast Gabriël en Michaël ook Rafaël bespreekt, terwijl de naam van laatstgenoemde niet in de canonieke bijbelboeken voorkomt maar afkomstig is uit het apocriefe boek Tobit. Bovendien komt het de overtuigingskracht van het boek niet ten goede dat de schrijver buitenbijbelse vertellingen in één adem noemt met getuigenissen uit de Schrift (bijv. het verhaal over Zeus en zijn bode Hermes, met daaraan gekoppeld de geschiedenis van Abraham en Sara uit Gen. 18-19). Het ‘verkondigende’ en ‘normatieve’ van wat de schrijver vanuit het Nieuwe Testament over engelen te berde brengt, komt daarmee onder druk te staan. Beter dan deze omlijsting met apocriefe en buitenbijbelse bronnen had de schrijver naar mijn inzicht ‘de sporen van engelen in het Nieuwe Testament’ kunnen onderbouwen vanuit het spreken van God over engelen in het Oude Testament.

Graag benadruk ik echter het vele goede dat dit boek biedt. ‘Al het engelenverkeer loopt via de Mensenzoon’, zo klinkt het naar aanleiding van Johannes 1:51. Aansprekend schrijft prof. Van Houwelingen over ‘vreemde gasten’ (n.a.v. Hebr.13:2), over ‘betrokken engelen’ (n.a.v. Luk.15:10) en over ‘engelen als uitvaartverzorgers’ (n.a.v. Luk.16:22). Ook de slotregels uit het hoofdstukje over ‘beschermengelen’ (n.a.v. Matt.18:10) geven te denken: ‘God zendt hooggeplaatste hemelse dienaren uit om in deze wereld gelovigen die hulp behoeven, bij te staan. Denk niet dat je ze nergens voor nodig hebt. Anders loop je het risico dat de beschermengelen je voorbij vliegen, op weg naar de geringen.’

Van Houwelingen stelt terecht: ‘Wie het bestaan van engelen negeert, mist een bepaalde dimensie van de geschapen werkelijkheid.’ Ik voeg eraan toe: wie zich bezint, moet zich hoeden voor speculatie; ons houvast ligt in de (canonieke) beloften van God aangaande Zijn bescherming, ook door Zijn engelen.

J.J. ten Brinke, Oud-Beijerland

J.J. ten Brinke
J.J. ten Brinke