Boekbesprekingen
Dr. Teije T. Osinga Hervormde evangelisatieverenigingen in Nederland 1855-1951. Een onderzoek naar doelstelling en praktijk. Uitg. BvS Dieuwke Melchers, Oudemirdum; 225 blz.; € 25,00.
Toen ik als kind opgroeide in de hervormde evangelisatie op gereformeerde grondslag in Kollum, dacht ik dat onze evangelisatie de enige in Nederland was. Hoe heb ik me vergist. Alleen al in Friesland waren er toen 27 en in Nederland maar liefst 244. Dr. Osinga promoveerde op een onderzoek naar deze evangelisaties. Graag feliciteer ik hem hiermee. Het is met veel genoegen dat ik zijn studie bespreek.
In de Inleiding (hoofdstuk 1) formuleert de auteur zijn onderzoeksvraag, namelijk: welke doelstellingen en organisatiestructuren liggen ten grondslag aan plaatselijke, door een verbintenis met de Nederlandse Hervormde Kerk gekenmerkte evangelisaties? Het onderzoek betreft de periode vanaf 1855: het jaar van de vrijheid voor vereniging en vergadering, tot 1951: het jaar van de invoering van de nieuwe kerkorde. Kenmerkend voor deze hervormde evangelisaties is dat zij zich enerzijds afzonderden van de plaatselijke hervormde gemeente, maar anderzijds toch trouw bleven aan de Hervormde Kerk. In de hoofdstukken 2 tot en met 8 wordt de onderzoeksvraag uitgewerkt. In hoofdstuk 2 komen de ontwikkelingen in de Hervormde Kerk vanaf het Algemeen Reglement in 1816 aan de orde. In de strijd tussen de kerkelijke stromingen zijn de evangelisatieverenigingen ontstaan.
Hoofdstuk 3 beschrijft de gang van zaken. Zo wordt in 1893 de Bond van Evangelisaties in en ten bate van de Nederlandsche Hervormde Kerk opgericht. In 1935 de Bond voor Inwendige Zending (IZB). Oorspronkelijk zijn de evangelisatieverenigingen gericht op mensen die van de kerk zijn vervreemd. Later bieden zij veel meer een kerkelijk alternatief ten behoeve van een minderheid in een kerkelijke gemeente.
In hoofdstuk 4 worden de 244 plaatselijke verenigingen geanalyseerd. In hun namen en toenamen wordt vaak de band met de Hervormde Kerk genoemd, maar ook termen als de Bijbel, de Waarheid, ‘gereformeerd’ of ‘op gereformeerde grondslag’. Zij vertolken de grondslag van de vereniging. Mede uit hun doelstellingen blijkt dat de meeste orthodox zijn. Als middelen om de doelstellingen te realiseren noemt de auteur: pastoraat (huisbezoeken), godsdienstonderwijs (catechese en zondagsschool), lectuur en dergelijke. Andere onderwerpen die hier ter sprake komen, zijn: het lidmaatschap, stemrecht, besturen enz. De voorgangers heten gewoonlijk godsdienstonderwijzer of evangelist.
In het volgende hoofdstuk gaat de auteur in op het verenigingsleven in de evangelisaties en hun sociaal-culturele betrokkenheid. Hij bespreekt dan diverse ‘hulpverenigingen’. Zoals de catechese, de zondagsschool, jeugdverenigingen, mannen- en vrouwenverenigingen. Ook komt in dit hoofdstuk de politieke voorkeur van de leden aan de orde, (vaak CHU, maar ook SGP).
In hoofdstuk 6 beschrijft de auteur de relatie van de evangelisaties tot de Nederlandse Hervormde Kerk. Er kunnen drie categorieën evangelisaties onderscheiden worden. 1) minderheidsevangelisaties, ook bekend als ‘richtingsevangelisaties’; 2) afstandsevangelisaties, bijvoorbeeld in de Drentse veenkoloniën en 3) gemeentelijke evangelisaties, bijvoorbeeld in een grote stad als Rotterdam. Overziet men het geheel, dan blijkt dat men in de evangelisaties ten diepste hervormd wil blijven. Evangelisaties worden als een kerkelijke noodmaatregel gezien.
In het volgende hoofdstuk beschrijft dr. Osinga de ontwikkelingen in de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1940 benoemt de synode van de Hervormde Kerk diverse commissies en werkgroepen om te komen tot een oplossing inzake de relatie tussen de plaatselijke kerkelijke gemeenten en de evangelisaties. Langzaam maar zeker wordt er toenadering gevonden. In de kerkorde van 1951 is er voor de evangelisaties een kerkelijke plaats gekomen, de buitengewone wijkgemeenten. In een Resumé wijst de auteur onder andere op het emancipatorisch aspect in het bestaan van evangelisaties. Ook wordt erin een minder rechtlijnige kerkstructuur zichtbaar, die zich later verder kan ontwikkelen. In een vervolgstudie zou de vraag onderzocht kunnen worden in hoeverre hierdoor evangelicale invloeden mogelijk worden. Dr. Osinga rondt zijn studie af met een Summary, een Bijlage met een overzicht van de 244 evangelisaties, registers van persoons- en plaatsnamen en een lijst met literatuur en internetsites.
De auteur heeft een grondige, goed gedocumenteerde studie geschreven. Ik maak twee notities. Vaak hanteert de auteur een terminologie die nogal eens gebruikt wordt in de organisatiekunde. Zo worden predikanten ‘professionals’ genoemd en worden catechisaties onder het kopje ‘hulpverenigingen’ besproken. Ik zou liever theologische dan wel kerkelijke taal gebruiken om aan de identiteit van de bedoelde onderwerpen recht te doen. Mijn tweede notitie is dat ik graag meer over het geestelijke klimaat, de geloofsbeleving in de evangelisaties had gehoord. Vooral de prediking, maar ook bijvoorbeeld de notulen van de verenigingen in een evangelisatie zouden hiervoor goede bronnen zijn.
Ik hoop dat velen deze studie zullen lezen. Ik denk daarbij ook aan studenten die zich voorbereiden op een taak in de kerk.