Boekbesprekingen
Cor Bos Zinvol geloven. Lijden in Gods hand bij Bonhoeffer. Uitg. Brevier, Kampen; 262 blz.; € 24,99.
In deze jaren, waarin de coronapandemie door de wereld raast, worden we vaker met lijden geconfronteerd. Dat roept diepe vragen op. In het bijzonder wanneer je als pastor, ouderling, of in welke hoedanigheid ook, gemeenteleden begeleidt. Je kunt de vragen over lijden naar een academisch niveau tillen en er theologische gedachten aan wijden. Het bijzondere bij Dietrich Bonhoeffer is dat hij er theologisch over nadacht, terwijl hij in 1944 gevangengehouden werd in de militaire gevangenis in Tegel (Berlijn). Het leven in de gevangenis was zwaar: het isolement, de onzekerheid, de hitte, de kou, de stank, de verhoren, de vernederingen, zijn lichamelijke en andere ongemakken. Ondertussen werd Berlijn voortdurend gebombardeerd, waardoor er voor de gevangenen nog meer angst en onzekerheid was. Midden in dit lijden in deze gevangenis schreef hij zijn brieven aan Eberhard Bethge, waarin hij zijn eigen vragen en ervaringen doordrenkt met theologische gedachten. Ieder woord, elke zin is geladen en overtuigt zelfs als het onbegrijpelijk is.
Ds. Cor Bos is lid van het Bonhoeffer Werkgezelschap en hervormd predikant te Benschop. Als pastor voelt hij zich betrokken bij degenen die lijden moeten doormaken en die hij wil begeleiden. De context van ouderen en zieken is anders dan wat Bonhoeffer doormaakte. Toch zijn er gelijksoortige vragen.
Zijn boek Zinvol geloven vormt het derde deel van een drieluik na de eerste twee boeken Bevrijd geloven en Levend geloven. In Zinvol geloven schrijft prof. dr. E. van ’t Slot een voorwoord. De inhoud bestaat na een inleiding vervolgens uit drie delen: In het eerste deel volgt ds. Bos Bonhoeffers gedachten over de zin van het lijden in zijn vroege en latere werken. In deel 2 gaat het hem om de vraag naar de betekenis van God en het lijden om zinvol te kunnen geloven. Hoe stellen we Gods aanwezigheid en macht voor in een lijdende wereld? In welke zin heeft God met het lijden te maken in onze werkelijkheid? In het derde deel geeft hij een pastorale handreiking.
In zijn gevangenis tijdens de oorlog dacht Bonhoeffer intens na over het nieuwe religieloze tijdperk dat ophanden was. Mensen zouden leven zonder geloof in een transcendente God, verborgen in de hemel. In plaats daarvan zou het gaan om het concrete leven hier en nu, waarin de mens autonoom zou zijn. Door wetenschap en techniek zou er geen ruimte meer voor het wonder zijn. Bij dit nieuwe geseculariseerde levensbesef sloot hij aan. Zijn uitgangspunt nam hij daarom niet in de verborgen God, maar in de God Die Zich openbaart in Jezus Christus, de nieuwe mens. Hij schrijft: ‘Wanneer we Jezus Christus als God willen beschrijven, moeten we niet spreken over Zijn almacht en Zijn alwetendheid, maar van Zijn kribbe en Zijn kruis.’ Heel concreet dus. Je mag God niet gebruiken als ‘gatenvuller’ bij geheimen waar wij (nog) geen raad mee weten. God moet gekend worden in de openbaarheid, niet in de onopgeloste, maar in de opgeloste vragen. ‘Jezus kwam niet om onze onopgeloste vragen te beantwoorden.’
Vanuit dit uitgangspunt benadert Bonhoeffer de intense vragen die het lijden brengt. Lijden is op zichzelf genomen volstrekt zinloos. Het is door God niet ontworpen als iets wat ergens voor dient. Toch gaat het lijden niet buiten God om. Het gaat zelfs eerst door Zijn handen heen, voordat het ons treft. Bonhoeffer zegt zelfs dat we in het lijden een machteloze God ervaren, Die Zich uit de wereld laat terugdringen op het kruis. Juist zó helpt Hij ons, niet door Zijn almacht, maar door Zijn zwakheid, door Zijn lijden. Wij hoeven niet in ons lijden te berusten, maar mogen in gebed en strijd weten dat ons leven en lijden in Gods hand is. Bonhoeffer wil hiermee niet Gods almacht ontkennen, maar hij strijdt tegen een abstract godsbeeld. Gods almacht staat volgens hem altijd in verband met de mens. ‘Gods almacht is zijn macht om zijn volk en zijn kinderen te verlossen. Zijn almacht is zo groot dat geen hindernis te groot, geen vijand zo sterk is dat hij God kan tegenhouden om zijn volk te redden of te helpen. Maar Gods almacht staat ook weleens in schril contrast tot wat mensen van God verwachten. In de ogen van mensen is de God die aan het kruis hangt geen machtige, maar zwakke God. De zwakke God is de lijdende God.’ (p.137) Volgens Bonhoeffer leed Christus plaatsvervangend voor ons. Wij lijden met Hem mee en ook ons lijden is plaatsvervangend voor anderen. Dat roept bij mij een vraag op: Moet je bij ons lijden in relatie tot Christus niet méér nadruk leggen op navolging (kruis dragen) dan op plaatsvervanging?
Ds. Bos besluit dit bemoedigende boek met een indringend couplet uit Bonhoeffers gedicht ‘Door goede machten’:
En zo Gij ons de bittere kelk wilt geven vol leed, gevuld tot boven aan de rand, dan nemen wij hem dankbaar, zonder beven, aan uit Uw goede en getrouwe hand.