Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
03-03-2022

Cees Dekker (red.) Alle verstand te boven. 22 wetenschappers over hun leven, werk en God. Uitg. Ark media, Heerenveen; 326 blz.; € 24,99.

Van katholiek tot Gereformeerde Gemeenten, van evangelisch tot Russisch-orthodox, uit een brede kerkelijke kring komen de 22 wetenschappers die prof. Cees Dekker uitnodigde om persoonlijk te verwoorden wat hen in het leven drijft, hoe hun geloofsgeschiedenis was, of zij een spanning ervaren tussen geloof en wetenschap. In 2008 verscheen Geleerd en gelovig, een vergelijkbaar boek, dat vijf herdrukken kreeg. De legitimatie voor een nieuw deel ligt gewoonweg in het feit dat er een nieuwe generatie wetenschappers aangetreden is. Voor mij was het verrijkend en leerzaam kennis te nemen van de drive waarmee acht vrouwen en veertien mannen hun werk aan de universiteiten doen.

Als wetenschapper werk je in een ‘harde wereld’, dat viel mij allereerst op. De Utrechtse literatuur- en cultuurwetenschapper dr. Martine Veldhuizen spreekt over prestatiedruk, concurrentie en een onzekere academische toekomst, dr. Marie-Eve Aubin-Tam, werkzaam bij de afdeling Bionanoscience van de TU Delft, verwoordt de neiging hard te werken aan je naamsbekendheid, slaaf te worden van je eigen cv. Mooi is het te lezen dat juist het geloof in God voor hen en anderen een tegenover is. De Puttense prof. dr. mr. Jacobine van den Brink, hoogleraar Bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam, wil zich daarom dienstbaar opstellen: ‘Mijn geloof helpt mij om de wetenschap, de universiteit en ook mijn eigen rol daarin te relativeren.’ Tjerk Oosterkamp, hoogleraar Experimentele natuurkunde in Leiden, zegt dat zijn geloof in een liefdevolle Schepper een tegengeluid biedt tegen zijn neiging zichzelf te willen bewijzen.

In veel bijdragen verwoorden deze christenen dat hun wetenschappelijke arbeid dienstbaar aan de samenleving moet zijn, een nobel streven. Prof. Gert Jan Veenstra (Moleculaire ontwikkelingsbiologie, Nijmegen) wil ziekten zoals kanker helpen genezen door zijn onderzoek, prof. Dick den Hertog (Operations research, Amsterdam) zet zijn wiskundige modellen in om dijkhoogten, voedselketens en de bestraling van tumoren te optimaliseren, terwijl prof. Eveline van Leeuwen (Urban economics, Wageningen) gelukkig wordt van ‘iets doen, vooral samen met anderen, en het liefst voor een goede zaak’. Inzake de spanningsvolle verhouding tussen geloof en wetenschap ervoer ik vooral veel herkenning met de insteek van de brochure ‘Ik geloof in God, de Schepper van hemel en aarde’, die prof. F.G. Immink enige jaren geleden voor de Gereformeerde Bond schreef, met name in de focus op de eigen aard van het bijbelse getuigenis en het (als wetenschapper) ten dele kennen. ‘Vermenging brengt zowel wetenschappers als gelovigen in de problemen’, zegt prof. Krijn de Jong (Anorganische chemie, Utrecht) – al vind ik het dan wel merkwaardig dat hij een bladzijde later schrijft dat de exegese van de Bijbel aangepast wordt als er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn. De neurowetenschapper dr. Susanne van Veluw denkt dat de doordenking van het christelijk geloof haar een betere wetenschapper maakte, terwijl de wetenschap haar als christen hielp om ‘eerlijker en wat meer bescheiden’ te worden. Ook godsdienstwetenschapper Hanneke Schaap-Jonker, net als Van Veluw afkomstig uit ‘de pastorie naast de kerk’, ervoer geen botsing tussen geloof en wetenschap.

De polarisatie voorbij, die er zomaar kan zijn – dat kenmerkt deze boeiende bundel. Om te eindigen met de Vlaamse kerkjurist Rik Torfs: Het geloof in de opstanding ‘is van een andere, onbekende dimensie die de wetenschap in haar waarde laat zonder zich door haar te laten beperken.’

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst