Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

H.J. (Herman) Paul
Door: H.J. (Herman) Paul
24-03-2022

Gerben Heitink Een doorbraak in de tijd. Kerk in de spiegel van de jaren zestig. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht; 239 blz.; € 20.

Volgens de achterflap zou dit een boek zijn over ‘de doorwerking van de woelige jaren zestig op kerk en maatschappij’. Logisch dus dat het boek ter bespreking belandt bij een historicus, die het ter hand neemt alsof het een historische studie is: Wat voor nieuw licht werpt dit boek op de veelbesproken jaren zestig?

Maar dit blijkt een misverstand. Het essay van Gerben Heitink, emeritus hoogleraar Praktische theologie aan de Vrije Universiteit, is een terugblik op het kerkelijke leven zoals hij dat de afgelopen zestig jaar heeft waargenomen, eerst in de Gereformeerde Kerken in Nederland, later in de Protestantse Kerk in Nederland.

Aanstekelijk vertelt Heitink over de frisse wind die in de jaren zestig door de kerk waaide. Zo ‘verkerkelijkt’ als het Nederlandse christendom in de jaren vijftig was, zo sprankelend waren de nieuwe alternatieven: apostolaat, gemeenteopbouw, de vredesbeweging en niet te vergeten het initiatief van ‘de Achttien’, waarmee achteraf gezien het Samen op Wegproces begon. ‘Het was een boeiende tijd binnen een hoopvol oecumenisch klimaat.’

De toon verandert echter als Heitink komt te spreken over de ‘veertigjarige woestijntocht’ die Samen op Weg heette. Enthousiasme maakt plaats voor onbegrip. Hoe kon dit oecumenische experiment ontaarden in zoveel bureaucratisch gedoe? Voor de combisynode van 1989, die besloot tot een bestuurlijke fusie, heeft Heitink geen goed woord over. Het instituut kerk maakte zich weer breed, ‘geroutineerde bestuurders’ kregen de touwtjes in handen en naar gemeenteleden werd niet langer geluisterd.

Soortgelijke kritiek klinkt in het hoofdstuk over hedendaagse trends. Hoewel Heitink blij is met nieuwe missionaire initiatieven, zoals pioniersplekken, vraagt hij zich af waarom de Protestantse Kerk zo ‘centralistisch’ wordt bestuurd. Hoe bestaat het bovendien dat predikanten zoveel macht bezitten dat zij de hbo-theoloog en het dossier ‘mobiliteit’ kunnen vetoën? ‘Het kan toch niet zo zijn dat uitgerekend de predikant boven iedere verandering verheven is en de noodzakelijke vernieuwing van gemeenten in de weg kan staan?’

In deze situatie meent Heitink dat het jarenzestigideaal van een ‘laïcale’ kerk (‘van het volk’) nieuwe zeggingskracht heeft. Sterker nog, nu predikantsplekken overal te duur worden, acht hij de tijd ervoor rijp. ‘Het is mijn persoonlijke overtuiging dat de toekomst van de kerk steeds meer in handen komt te liggen van gewone gemeenteleden, “leken”, die zonder veel professionele ondersteuning de gemeenschap dragen.’ Gemeenteleden zouden volgens Heitink dus meer ruimte en verantwoordelijkheid moeten krijgen, daarbij ondersteund vanuit de landelijke kerk (bijvoorbeeld met een certificaat voor het leiden van kerkdiensten). Idealiter zouden predikanten slechts als coach of ‘interimmer’ hoeven op te treden, zo mogelijk in een tentenmakersbediening.

Hoe sympathiek dit alles ook klinkt, de historicus in mij heeft twee vragen.

De eerste is of Heitinks verhaal niet te binnenkerkelijk blijft. De kerk was immers niet het enige instituut dat zijn bestuur zag professionaliseren: in de zorg en het onderwijs gebeurde hetzelfde. Zou het kunnen dat kerkelijke bureaucratisering óók een reactie was op aangescherpte overheidseisen in een samenleving die van bestuurders steeds meer verantwoording eiste?

Wie zulke maatschappelijke contexten laat meewegen, zal zich ook afvragen hoe Heitinks pleidooi voor de leek zich verhoudt tot de steeds hogere eisen waaraan predikanten lijken te moeten voldoen. Als gemeenteleden al zo vaak teleurgesteld zijn in de preek van een beroepsdominee, hoe zouden ze dan reageren op een overdenking van hun buurman? Al zijn gemeenteleden volgens Heitink ‘hondstrouw’, ze zijn ook kritische consumenten. De spanning tussen beide lijkt me een reële uitdaging voor het scenario dat Heitink met zo veel verve bepleit.

H.J. (Herman) Paul
H.J. (Herman) Paul