Boekbesprekingen
Daan den Hengst en Henk Kaan; Koen Vermeij (red.) Het Grote Bavoboek. Vijf eeuwen Grote of St.-Bavokerk in Haarlem. Uitg. WBOOKS, Zwolle; 647 blz.; € 39,95.
Als stenen konden spreken, maar stenen spreken niet. Daarom bracht een groot aantal schrijvers in een kolossaal boekwerk de geschiedenis van de Haarlemse St.-Bavokerk in kaart. Op 25 september 1520 werd het vergulde kruis op de 70 meter hoge toren van de Bavo geplaatst. Vijfhonderd jaar geleden. Vandaar dit boek, waaraan werd meegewerkt door bouw-, kunst- en architectuurhistorici, archeologen, muziekdeskundigen en rondleiders. Alleen al door het prachtige fotomateriaal is het een boek om in rond te dolen. Het is samengesteld uit vijf delen: De vroege geschiedenis, Het bouwen van de Bavo, De Bavo als liturgisch centrum, De orgels, klokken en het carillon en De Bavo in context.
In het derde deel wordt het leven van Bavo (ca. 655) getekend. Over zijn leven is weinig bekend, maar zijn talloze legenden in omloop. Na zijn ‘volkomen bekering’, waarvan een levensbeschrijving betuigt, geeft hij al zijn goederen aan de armen. In de Middeleeuwen wordt hij als heilige vereerd.
In het boek wordt de inrichting tot aan de Reformatie beschreven en vervolgens in de tijd na de Reformatie. Op 29 mei 1578 kwam de kerk in protestantse handen. In 1580 werden de altaren en beelden uit de kerk verwijderd, maar het koorhek, de koorbanken en ander meubilair bleven staan. Ondersteuning van de gemeentezang door een orgel werd ‘een overblijfsel van katholieke pronkzucht’ geacht. Pas in 1650 mocht het orgel weer worden gebruikt.
De kerk was een publieke begraafplaats. Nadat ze een protestantse kerk was geworden, mochten ook katholieken er nog worden begraven. Een flink aantal pagina’s wordt gewijd aan de graven in de kerk, met soms bijzondere opschriften. Heel curieus: ‘Ick wrocht, ick stond, ick soght, ick vond, ick leed, ick deed. Nu vreed in steed’.
In de zuidwesthoek van de kerk staat de Heilige Geest- of Broodbank, het oudste kerkmeubilair van de Bavo. Daar konden armen, gebrekkigen of wezen na afloop van de mis terecht om hulp te ontvangen van de Heilige Geestmeesters. De tekst op de muur bij de broodbank luidt: ‘Uyt christelijcke minne god ter eeren’.
Een boeiende paragraaf handelt over de Bavo in de literatuur. Halverwege de negentiende eeuw schreef iemand over ‘de bruin-rode stad met haar oude hooge kerk (die) regelrecht uit een bloemen-perk oprees’. Harry Mulisch – hij staat in portret aan de voet van de vieringtoren – schreef dat er ‘een aanzienlijk stuk hemel’ werd gevangen. En Willem de Mérode schreef zeven Haarlem-gedichten, waaronder een sonnet, waarin zijn hang naar mystiek doorklinkt:
Zij zongen telkens weer dezelfde fraze,
Het zware koor, die glanzend licht stem,
Die opschoot als een vogel uit een klem,
En even trilde in hemelsche extase.
Wij stonden in de schaduw der pilaren,
En voelden hoe ons hart ten hemel werd,
Zoo wijd van ruimte en zoo vrij van smart,
Waarin die vogel zeilend kwam gevangen.
Over de klokken schreef de historicus Johan Huizinga: ‘De klokken waren in het dagelijks leven als goede geesten, die met bekende stem dan rouw, dan blijdschap, dan rust, dan onrust aankondigden, dan opriepen, dan vermaanden. Men kende hen bij gemeenzame namen: de dikke Jacqueline, klokke Roelant; men wist de beteekenis van kleppen of luiden.’ Zo was het ook al rond 500 zegt de schrijver van dit hoofdstuk, dat staat onder de titel ‘Van sonderling geluyd, van kostelijk metael’.
Ik deed maar een greep uit dit prachtige boek, waarin alle facetten van dit historische gebouw langs komen. De Bavo is een van de kathedralen die protestanten hebben geërfd van de katholieken, toen niet het altaar, maar de kansel het middelpunt werd. Maar de naam gaat nog wel terug op een ‘heilige’: St- ofwel Sint Bavo.