Boekbesprekingen
Martien E. Brinkman Hoe mijn God veranderde. Een reisverslag. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht; 310 blz.; € 17,50.
Prof. dr. Martien Brinkman is emeritus hoogleraar Oecumenische/ interculturele theologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam. In Hoe mijn God veranderde blikt hij terug op vijftig jaar theologiebeoefening. Wat is er in de afgelopen vijftig jaar in de theologie veranderd? En wat is zijn eigen theologische ontwikkeling geweest? Het boek is een spirituele biografie van Brinkman, waarin het volgens de ondertitel gaat om zijn (persoonlijke) reisverslag, een zoektocht in de overtuiging dat het ‘ín elk dogma, hoe inmiddels gestold en schijnbaar ontdaan van elke levensnabijheid, uiteindelijk gaat om de verwerking van centrale levensvragen’. De titel van het boek Hoe mijn God veranderde roept vragen op. Wie verandert er? Is dat het godsbeeld van de auteur? Of verandert God Zelf? De auteur geeft aan dat het inderdaad om het godsbeeld gaat. Maar, zo stelt hij, je mag hopen dat dat godsbeeld ook te maken heeft met hoe God in werkelijkheid is. Niet alleen zijn beeld van God is veranderd, God is Zelf ook veranderlijk. In de Bijbel vinden we immers diverse voorbeelden dat God op Zijn schreden terugkeert (Gen.6:5; 1 Sam.15:11; 2 Sam.24:16; Jer.18:7-10, 42:10). Ook lezen we in Psalm 77:11 dat ‘de rechterhand van de Allerhoogste verandert’.
Een belangrijke verschuiving in Brinkmans (beeld van) God is die van God primair als persoon naar God als ‘een op ons bestaan inwerkende transcendente kracht’ (p.86). Brinkman onderkent dat dit gevolgen heeft voor zijn gebedsleven. Hij wil God niet (meer) betrekken ‘bij elk wissewasje’ (p.90). Persoonlijk kan ik deze verschuiving van God als persoon naar kracht niet goed rijmen met Brinkmans pleidooi voor de veranderende God, waarbij God op Zijn schreden terugkomt, juist in interactie met mensen en op het gebed.
Een andere belangrijke verandering in Brinkmans godsbeeld betreft die van een ‘abstract almachtsbegrip’ naar een ‘onze werkelijkheid dragend vertrouwensbegrip’. Volgens Brinkman is het niet zo dat God alles wat op aarde gebeurt tot in de details ‘bestiert’. Dit deterministische en noodlottige beeld van God zou door oudtestamentische schrijvers zo gekleurd zijn door de manier waarop ze met eigen ogen zagen hoe macht door aardse heersers werd uitgeoefend. Brinkman wil in plaats daarvan pleiten ‘voor een religieuze grondhouding waarin plaats is voor vertrouwen en besef van afhankelijkheid’. Hij gebruikt daarvoor het beeld van de ouderlijke zorg, waarbij hij zich in zijn godsgeloof toevertrouwt aan een heilzame macht die met woorden als ’trouw’, ‘ontferming’ en ‘vergeving’ omschreven kan worden.
Het boek gaat behalve over God ook over Brinkmans bijbelopvatting, mensbeeld, Jezusbeeld en over de Heilige Geest. Interessant is wat hij vanuit zijn oecumenische en interculturele ervaring inbrengt in het debat over de goddelijkheid en menselijkheid van Jezus. Waar men in onze westerse cultuur vooral moeite heeft met Jezus’ goddelijkheid, ligt juist daar het accent op bij Aziatische christenen vanwege parallellen met de hindoeïstische avatara- en de boeddhistische bodhisattva-figuur.
Met bijzondere interesse heb ik Brinkmans pleidooi voor de plaatsbekleding door Christus gelezen. Dit christelijke leerstuk wordt de eeuwen door sterk bestreden. Brinkman brengt het tot leven door aan te sluiten bij een schuldgevoel dat iedere volwassene op de een of andere manier zou moeten herkennen. Er zijn situaties waarin schuld niet meer goedgemaakt kan worden. Daar kan het bevrijdende van het Evangelie van de plaatsbekleding ter sprake komen, omdat we niet bij machte zijn onszelf te bevrijden. Er is Iemand anders Die voor ons intreedt: Jezus. Diverse ‘verborgen Christus’- films, waarbij de hoofdpersoon met de inzet van zijn eigen leven intreedt voor anderen, laten zich volgens Brinkman goed lenen voor actualiseringen van de plaatsbekleding. Als Brinkman stelt dat hij de notie van genoegdoening niet nodig heeft, vraag ik me wel af of het in de gereformeerde verzoeningsleer niet om meer gaat dan een schuldgevoel.
De (levens)vragen die Brinkman in zijn boek stelt, zijn herkenbaar. De antwoorden neem ik niet allemaal over. Zijn reisverslag helpt me wel om (oude) dogmatische uitspraken niet te laten stollen en naar wegen te zoeken om ze opnieuw tot leven te brengen.