Waar bent u naar op zoek?

blog

Christen als erenaam

30-08-2017

Als de periode op de Zuid-Franse camping voorbij is, komt er een einde aan het samenleven op een klein oppervlak van zoveel mensen, van het spontaner dan gewoonlijk kunnen delen van levenservaringen.

Om je medemens te zien, te ontmoeten is dat jaarlijks een kans voor wie zich christen weet. Na enige tijd in ons land zijn werk verricht te hebben, concludeerde de correspondent van het Franse blad Le Figaro dat het op jezelf zijn is wat de Nederlander kenmerkt. Tussen onze achtertuintjes zetten we hoge coniferen en liefst nog een schutting. Zodra de schemer zich meldt, gaan de gordijnen dicht. Laten mijn buren niet zien wat ik dagelijks doe. Op mijn eigen leven ben ik gesteld, mijn privacy, mijn stukje leven voor mezelf. In dit klimaat is eenzaamheid geboren, verbaas je je niet echt als in steden of dorpen een medemens na zijn dood door niemand gemist wordt.

Liefdemaaltijden

Hoe baanbrekend moet het leven van de eerste christenen niet geweest zijn, hun vrijwillige gemeenschap van goederen. Niemand leed gebrek, omdat wie landerijen of huizen bezaten, een koper zochten en de opbrengst aan de voeten van de apostelen legden. Hun liefdemaaltijden kwamen daarbij. ‘En terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart.’

Helaas, lang kon dit zo niet blijven. Handelingen 5 (Ananias liegt over de prijs van een verkocht eigendom) en 1 Korinthe 11 (‘Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al zijn eigen avondmaal en dan heeft de een honger, terwijl de ander dronken is’) laten ons zien dat de werkelijkheid van de zonde kort na Pinksteren al vat heeft op de christelijke gemeente.

Nieuwe Testament

Christenen, zo werden ze in Antiochië (Hand. 11:26) voor het eerst genoemd: ‘christianoi’, aanhangers van Christus. Het is goed mogelijk dat deze benaming oorspronkelijk een spottende bijklank had. Feit is dat het Nieuwe Testament slechts drie keer het woord ‘christen’ noemt. Behalve in Antiochië is dat in Handelingen 26, waar Agrippa tegen Paulus zegt: ‘U overtuigt mij bijna om christen te worden’ en in 1 Petrus 4, waar de apostel spreekt over het lijden als christen.

Zijn ze anders, die christenen? Ja, als je tijdens het verblijf op een camping de gordijnen van je woning niet sluiten kunt, dan valt het anderen op dat je zondagavond voor het televisiescherm in de kantine ontbreekt als de Nederlandse vrouwen Europees kampioen voetballen worden. ‘Hé, ik heb je gemist vanavond.’

Er ontstaat een gesprek over zondag, kerkgang, geloof in en gehoorzaamheid aan God. Dan zegt de vrouw – vijftiger, net onder Nijmegen woonachtig –: ‘Ai, ik heb zulke mensen wel meer ontmoet. Ik dacht dat ze zich christenen noemen.’

***

Dabarwerk

‘Ik dacht dat ze zich christenen noemen.’ Die paar woorden geven me enige dagen veel te denken. Zelfs dát is in ons land toch niet onbekend aan het worden, alleen al omdat de naam ChristenUnie van tijd tot tijd in het nieuws klinkt? Blijkbaar zijn er medelanders voor wie geloof en God, kerk en christenheid zo op afstand staan dat er geen naam of begrip, geen beeld of idee aan verbonden is.

Juist tijdens de vakantieperiode, als de schutting tussen mensen ontbreekt en de coniferenhaag laag is, kun je elkaars leven delen. Het is een zegen dat elk jaar weer jonge mensen beschikbaar zijn voor het Dabarwerk, om op verschillende campings voor anderen in woord en daad Gods liefde voor zondaren centraal te stellen. Tegelijk, evangelisatiewerk is nooit uit te besteden aan een commissie of een Dabarteam, maar raakt het leven van ieder die de naam van Christus belijdt.

Mensen van de Weg

Christen, het is de spottend bedoelde naam die aan de volgelingen van de Heiland werd toebedeeld. De schrijver van het boek Handelingen, Lukas, is volgens de kerkhistoricus Eusebius zelf uit Antiochië afkomstig en zal spoedig over deze naam gehoord hebben. Eerder spraken de Joden en anderen die de discipelen vervolgden, over ‘mensen van de Weg’ (Hand. 9:2), eveneens een treffende aanduiding.

Wat bedoeld is om mensen negatief te typeren, blijkt echter een erenaam. Voortdurend horen we bij de naam ‘christen’ de verwijzing naar Christus. Tijdens Zijn omgang met de discipelen brengt de Heere Jezus Simon Petrus tot de kernbelijdenis: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God.’ Als Heere, als Koning mogen we Hem gehoorzamen; met de naam Jezus mogen we Hem als Redder en Verlosser aanroepen, maar de Christus ís Hij.

Gehoorzame Zoon

De Heere Jezus is de Christus, de Gezalfde, de Messias, de Zoon van God. Ook Martha komt tot de belijdenis van Petrus, kort voordat Jezus haar broer, Lazarus, uit het leven terugroept: ‘Ja, Heere, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou.’ (Joh. 11:27) En tegenover de hogepriester (Mark.14:62) bevestigt Jezus de aan Hem gestelde vraag: ‘Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende?’

Wie christen genoemd wordt, is verbonden aan de gezonden en gehoorzame Zoon van God, van Hem Die aan Zijn discpelen toont Wie de Vader is. Als Zoon van de Vader doet Christus in alles de wil van de Vader. Bevatten kunnen we als mensen dit geheimenis niet; dit kun je alleen belijden.

Aangenomen kind

Wie werkelijk bij deze Christus hoort en met recht de naam van christen draagt, is een aangenomen kind van God, is een gehoorzame christen die uit liefde tot God Zijn geboden bewaart, ‘om die te doen uit dankbaarheid’. ‘Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zal blijven en uw blijdschap volkomen zal worden. Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb.’ (Joh. 15)

Zo herkennen we een christen aan de liefde, zo herkennen ánderen een christen aan de liefde: liefde tot God, tot de naaste, tot Zijn schepping, Zijn Naam en Zijn dag. Waarom wordt Johannes de apostel van de liefde genoemd? ‘De liefde van Christus heeft zijn hart en leven vervuld en geladen met liefde. En in die liefde is al zijn eigenliefde verteerd en verdwenen’, schrijft ds. J.W. Kersten in zijn boekje over de apostelen. ‘Altijd was Johannes waar Christus was.’

Liefhebbende mensen

‘Ik dacht dat die mensen zich christenen noemen.’ Onze tijd vraagt het – beter: onze roeping is het – om liefhebbende mensen te zijn en zó ons te onderscheiden. Waar egoïsme en eigenbelang, materialisme en genotzucht mensen niet tot hun bestemming brengen, zijn er liefhebbende mensen nodig, die er tijd en energie voor over hebben om hun leven met anderen te delen. Zonder zelfverloochening zal dat nooit gaan, noch in de kerk, noch in de samenleving – maar het is wel de weg die leidt tot vreugde.

Over de apostel Johannes meldt ds. Kersten ook dit: ‘Verhaald wordt hoe Johannes nog in hoge ouderdom zich soms in een draagstoel naar de kerk liet brengen. Dan sprak hij tot de samengekomen menigte alleen de woorden: “Kinderkens, hebt elkaar hartelijk lief!” en daarna liet hij zich weer naar huis dragen.’ Ja, waar liefde woont, daar woont God Zelf.

Heilige Geest

Het is de Heilige Geest die op de Heere Jezus neerdaalde als een duif. Vervuld met die Geest, bleef Hij de gehoorzame Zoon van de Vader. Zovelen als er na Pinksteren door de Geest van God geleid worden, mogen zich kinderen van God noemen en dragen met ere de christennaam. Verborgen kan dat niet blijven, ook niet na het vakantieleven.

P.J. Vergunst