Waar bent u naar op zoek?

Christus voor ons en in ons

ds. J.A.W. Verhoeven
Door: ds. J.A.W. Verhoeven
23-06-2022

De reformatorische theologie spreekt van God uit. Het heil komt van buiten ons. God is de sprekende, belovende, verkiezende God. Juist daarom is er hoop. Want in Zijn openbaring treedt Hij binnen in bezet gebied, in deze wereld, tot in ons hart toe.

Door de Heilige Geest worden doden levend gemaakt. Dat is de wedergeboorte. De omgekeerde weg is niet begaanbaar. Wie begint aan de kant van de mens, komt nooit bij God uit. Ook niet als we beginnen bij de wedergeboren mens.

Relatie met Christus

Er is na de vroege Reformatie een wedergeboortetheologie ontwikkeld die subtiel het werk van de Heilige Geest in en aan de mens in het middelpunt zet. Dat heeft in de Gereformeerde Bond altijd invloed gehad, zowel in de vorm van dr. A. Kuyper als die van ds. G.H. Kersten, vaak ingepakt in methodistische ernst of evangelische bevlogenheid. Moeten we dan niet wederom geboren worden? Zeker! Maar wedergeboorte geschiedt dóór het geloof (Joh.3), niet vóór het geloof. ‘Wij geloven dat het ware geloof, dat in de mens is voortgebracht door het horen van het Woord en de werking van de Heilige Geest, hem doet wedergeboren worden én tot een nieuwe mens maakt en hem doet leven in een nieuw leven en bevrijdt van de slavernij van de zonde.’ (NGB, art.24) Wedergeboorte is niet een bepaald aanwijsbaar moment in je leven. Het is de relatie met Christus. Het is dus een dagelijkse werkelijkheid voor wie gelooft. Het kan nooit een gepasseerd station zijn. Voor Calvijn is regeneratio (wedergeboorte) vaak synoniem voor sanctificatio (heiliging) (bv. Inst.III.3.9; comm. 1 Kor.1:2). Bij Calvijn is wedergeboorte de gestage doorwerking van Gods genade in het concrete, dagelijkse leven van vrijgesproken zondaren. Het is het werk van de Heilige Geest, Die in de gelovigen effectief maakt wat eenmaal Christus heeft volbracht. Daarom spreekt hij nooit over ‘wedergeboren christenen’, alsof dat een status is. Ook weet hij niet van een ‘tweede zegen’. Hij houdt de wedergeboorte dicht bij de dagelijkse strijd tussen Geest en vlees. De gereformeerde leer kent geen ruimte voor een classificatie van gelovigen. Er is maar één geloof: dat van de tollenaar. Het toevluchtnemende geloof, dat niets in zichzelf heeft dan alleen zonde, maar dat tegelijk alles verwacht van Christus, zowel voor de rechtvaardiging als de heiliging.

Buiten onszelf

De wedergeboorte is de binnenkant van de heiliging. Dat is een moeizaam, levenslang proces. Het is theologisch van groot belang om het werk van de Heilige Geest nauw te betrekken op Christus. Christus is de Bron van alle heil. Als dat ook maar één moment vergeten wordt, ontstaat al gauw moralisme. Zeker in een cultuur als de onze, die het ego centraal stelt, in plaats van het kruis van Christus. De doop leert ons om onze zaligheid te zoeken buiten onszelf. Ook onze heiliging. Het is goed dat wij oproepen tot radicale navolging van Jezus, maar niet als dat gebeurt op basis van onze status als bekeerde of wedergeboren mensen.

De doperse radicalen in de zestiende eeuw vroegen aandacht voor het subjectieve, de mens die gelooft en vol is van de Heilige Geest. Calvijn had zijn handen er vol aan om deze tendens te bestrijden. In de twintigste eeuw waarschuwde J.G. Woelderink tegen ‘de gevaren der doopersche geestesstrooming’. De vroege Reformatie zette in bij het geloof, en sprak van daaruit over de wedergeboorte, niet andersom. Dat wil zeggen: het uitgangspunt lag in God, Die met ons een eeuwig verbond heeft opgericht.

Voor ons en in ons

Maar lopen we niet het risico dat we te objectief worden? Dat zou kunnen. Dr. F.G. Immink wijst in zijn boeken voortdurend op het externe karakter van het heil, dat voorop moet gaan: het komt vanbuiten. Het komt niet uit ons op. Niettemin: het heil daalt wel in de wereld in, ook in ons hart. Dat is het werk van de Heilige Geest. In verbondenheid met Christus, dus in het kader van het verbond, mag en moet daarover gesproken worden, ook in de prediking.

Ook iemand als A.A. van Ruler leverde theologische doordenking van het werk van de Heilige Geest. Hij sprak van ‘structuurverschillen’ tussen het werk van Christus en de Heilige Geest. Als we nadenken over het heil vanuit het gezichtspunt van Christus, dan spreken we over plaatsvervanging. Maar als we dat doen vanuit het gezichtspunt van de Heilige Geest, dan spreken we over inwoning. Het draait om de rechtvaardiging, maar het gaat om de heiliging. Wat Christus eenmaal (hapax) heeft gedaan, rolt de Heilige Geest als het ware uit in deze wereld. De Geest neemt daarvoor de tijd. Daardoor krijgt de geschiedenis theologische betekenis (denk aan het zendingswerk). Wat Christus voor ons (pro nobis) heeft gedaan, doet de Heilige Geest in ons (in nobis). Christus doet Zijn werk zonder ons, voor ons. De Heilige Geest doet Zijn werk in ons, en in zekere zin ook met ons. Van Ruler noemt dat ‘theonome reciprociteit’. De Heilige Geest betrekt ons hele menszijn erbij, al houdt Hij tegelijk wel de leiding.

Concrete toespitsing

De heiliging van het leven, het wandelen met God, het leven in de vreze des Heeren, het leven door de Geest – of hoe je het ook wilt noemen – mag en moet dus voluit aan de orde komen als het doorwerkende en heiligende werk van de Heilige Geest. Als we maar steeds bedenken dat de Heilige Geest de gelovigen aansluit op de bron: Christus. Op het vlak van de heiliging mag de preek ook best concreet worden. De navolging van Jezus bestaat immers uit het kruisdragen, het gebed, en het verlangen om de goede en welbehaaglijke wil van God te doen (Rom.12:1-2). Wat wil God? Dat horen wij uit de Thora. De Heilige Geest schrijft de wet in ons hart. Navolging van Jezus wordt concreet in het gehoorzamen aan de Tien Geboden. Die krijgen dan ook een plaats in het derde deel van de Heidelberger. Wie preekt vanuit bijvoorbeeld het boek Spreuken of Jakobus, moet zich rekenschap geven van het risico van moralisme. Ook in een dergelijke preek verkondigen wij Christus en de vergeving van de zonden door Hem, maar tegelijk mag de concrete toespitsing niet ontbreken. Wij weten immers dat de Heere niets anders van ons vraagt dan recht te doen aan wees en weduwe, gerechtigheid lief te hebben, elkaar te verdragen en te vergeven, elkaar lief te hebben. Het appèl om onszelf te reinigen van elke bezoedeling van het vlees en de heiliging te volbrengen in het vrezen van God mag niet worden afgezwakt (2 Kor.7:1). De apostolische vermaning is dat we door ons te heiligen onze roeping en verkiezing vast zullen maken (2 Petr.1:10).

Ruim hart

Ten slotte: dit alles heeft ook missionaire betekenis. Het geloof in God, Die goddelozen rechtvaardigt om niet, alleen door Christus, veroorzaakt in de gemeente een ruim hart voor iedereen. Een beetje huiselijk gezegd: je mag komen zoals je bent. Niemand wordt op voorhand uitgesloten. Simul iustus, simul peccator. Als je gerechtvaardigd bent uit het geloof, kun je nooit meer op een ander neerkijken. Wanneer je leeft uit de rechtvaardiging, ontdek je steeds meer dat de kerk niet een groep wedergeboren mensen is, maar een samengeroepen verbondsgemeente. Hoeveel geduld heeft de Heere niet met mij. Hij houdt het uit met ons zondaren. Als je bij deze dingen leeft, ontwikkel je liefde voor een volkskerkachtige gemeente. Ook de heiliging is missionair van groot belang. Wat is het mooi wanneer de wereld ziet hoe lief we elkaar hebben in de christelijke gemeente. En door godvruchtige wandel kan de naaste gewonnen worden voor Christus (HC, antw.86).

ds. J.A.W. Verhoeven
ds. J.A.W. Verhoeven