In veel gemeenten raakt de coronapandemie niet alleen de wijze van avondmaalsviering, als vele cupjes de ene beker vervangen, maar ook de vormgeving van de collecten. Een nieuwe situatie brengt altijd weer tot nadenken over de essentie, ook bij de inzameling van de gaven. Houden we online geven vast?
Nog maar kort nadat Vladimir Poetin opnieuw een donkere toespraak gehouden heeft en de dreigende escalatie van een immense ramp je hart bezet houdt, vraag ik hier aandacht voor de wijze waarop we in de eredienst onze gaven geven. Is er niets beters te zeggen? Dat is een vraag aan mezelf. En toch, nadenken over de kerkdienst mag juist te midden van de crises. Als David in Psalm 36 zegt dat de overtreding uit de mond van de goddeloze bedrog is, dat de boze op zijn slaapplaats onrecht bedenkt, spreekt hij als dichter belijdend over ‘de overvloed van Uw huis’, over het nemen van je toevlucht bij God. In die zin kunnen we de eredienst nooit te hoog inschatten.
Via de iPhone
Bezinning op de waarde van de kerkdienst, op het eigene van elk onderdeel, het is alleen maar goed. Dieper reikt dit dan het gesprek over wat ik van de verkondiging vind, verder gaat dit dan het gesprek over de wijze van zingen. ‘Typisch, maar over de dienst van de offeranden, de inzameling van de gaven voeren we zelden discussies in de gemeente,’ schreef ds. L.W. Smelt jaren geleden in ons blad. De periode die we nu beleven, maakt dat dit veranderen kan.
Wat zien we in de gemeenten gebeuren? In de ene gemeente wordt het digitaal collecteren vastgehouden. Kerkrentmeesters merken dat de opbrengst hoger is als mensen via hun iPhone geld overmaken in plaats van dat ze muntgeld of collectebonnen gebruiken. Mensen worden gestimuleerd om thuis hun wekelijkse bijdragen over te maken. Bij alles wat hiervóór pleit, we raken de dienst van de offeranden ín de eredienst kwijt.
Kleine aanpassingen
Een andere gemeente koos ervoor om – uit zorg voor nieuwe besmettingen – de collectezak niet meer rond te laten gaan. Buiten de kerkzaal staan enige rekken met de zwarte zakjes waarin je onderweg naar de kapstok je geld kunt deponeren. Hoe goed (en in bepaalde perioden zelfs nodig) deze zorg is, ook nu zijn we de dienst van de offeranden ín de eredienst kwijt.
Het zijn twee voorbeelden die tonen dat we met op zichzelf kleine aanpassingen – en voor het oog verbeteringen – iets wezenlijks kwijtraken, iets wat we later niet meer terughalen. Zoals kinderen én ouderen door het projecteren van bijbelgedeelten met de beamer verleren in hun bijbeltje te zoeken, zo ziet de jongere generatie niet meer dat het offer voor de Heere en voor onze naaste bij elke eredienst hoort. Het maakt dat we verder dan de praktische oplossingen zoeken moeten naar de geestelijke betekenis.
Op de wereld betrokken
Elke eerste dag van de week komt Gods gemeente op Zijn uitnodiging rondom Woord en sacrament samen. De verkondiging van het Evangelie van de verzoening is hier het brandpunt, een verkondiging die niet alleen in de preek maar ook in de sacramenten geschiedt. Ingeleid mag de gemeente op deze wijze meer en meer worden in de kennis van Zijn Naam. Waar de kerkdienst zo fungeren kan als een oase in het leven, als een moment van schuilen voor de gevaren die bij het duister horen, staat de zondagse samenkomst tegelijk niet los van het leven, integendeel: in dat schuilen is de gemeente in haar dienst op de wereld betrokken. Aan de dienst van de gebeden en de dienst van de offeranden denken we dan.
Het diaconaat van de gemeente, het hart en oog hebben voor en het de handen uitstrekken naar de ander – ze wortelen in de eredienst. Hier is de plaats waar de gerechtigheid en de barmhartigheid van God verkondigd worden, barmhartigheid die zich uitstrekt naar een door conflicten en rampen verscheurde wereld, naar gebrokenheid, verdriet en rouw in ons kleine bestaan. In onze offervaardigheid krijgt de barmhartigheid een concreet gezicht.
Heilig avondmaal
Niemand zal ontkennen dat de bediening van het avondmaal altijd weer een hoogtepunt voor de gemeente is. Dan gedenken de Zijnen dat Christus hen liefgehad heeft en het offer van Zijn leven gebracht heeft tot een volkomen verzoening voor al onze zonden. Aan die tafel wordt de gemeenschap met elkaar eveneens ervaren, zodat we ons leven leiden mogen als een dankoffer aan Hem en aan elkaar. Geven is voor een christen hetzelfde als teruggeven.
Als de inzameling van onze gaven verbonden is met dit avondmaal, kan dit onderdeel nooit verhuizen naar buiten de grenzen van de feitelijke eredienst. Die band was in de Vroege Kerk zichtbaar in het meenemen van voedsel, waarbij wat overbleef bij de armen en de zieken gebracht werd. Zo zien we de samenhang van het diaconaat in en buiten de eredienst. Het accent op onze offeranden als dank voor de gaven van God is gebleven, toen in de elfde eeuw de gave in natura vervangen werd door muntgeld. Juist door haar gaven apart te zetten voor de naasten leeft de gemeente niet meer voorbij aan de nood in de wereld. Ik kan me goed voorstellen dat elke diaken als eerste het gesprek opent om de inzameling van de gaven, zodra het kan, in de eredienst terug te brengen.
Regelmaat en volharding
Wat God in Christus gedaan heeft, daarvan leeft de gemeente en daarvan deelt ze uit. Rondom Hem vallen verschillen weg tussen rijkeren en minderbedeelde mensen, omdat Hij bij ieder een lege hand vullen moet en we beseffen dat alles wat we bezitten, we dit ontvángen hebben. Tot de regelmaat en de volharding in het geven van de gaven heeft Paulus de gemeente willen opvoeden, toen hij het licht liet vallen op de armen onder christenen in Jeruzalem: ‘Op elke eerste dag van de week moet ieder van u bij zichzelf iets opzijleggen om op te sparen wat in zijn vermogen is, opdat de inzamelingen niet pas dan gehouden worden, wanneer ik gekomen ben.’ Juist door de wekelijkse dienst van de offeranden herinneren we ons steeds opnieuw de nood van de naasten en richten we met onze gaven een teken op van het Koninkrijk dat bezig is te komen.
We beleven weken waarin iedereen zijn uitgaven tegen het licht houdt, waarin hoge voedselprijzen en energierekeningen het gesprek op straat en bij de kapper domineren. Ook nu geldt het appèl van de apostel: ‘Voor elke eerste dag van de week…’ De gemeente mag in en ondanks de crises in deze wereld laten zien waar haar hart is, wat ze verlangt.
Gevouwen en geopend
De eenheid van verkondiging en dienst, de verbondenheid tussen avondmaal en diaconaat maakt dat de collecten het meest tot hun recht komen na het doen van de voorbede. De beide aspecten van de dienst aan onze naasten houden we zo dicht bijeen. Eerst de gevouwen handen, dan de geopende handen.
Waar de nood in de wereld ons de adem kan benemen, de beelden in de media ons kunnen verlammen, denkt de diaconale gemeente niet als eerste aan zichzelf. Sociale nood en armoedeproblematiek komen ondertussen in onze samenleving dichtbij. Het vraagt van diakenen dat ze opstaan en de gemeente voorgaan. Misschien schuurt dat wat met het karakter van de gemiddelde diaken, maar toch: onze tijd vraagt het.
Trouw én rechtvaardig/barmhartig
Als de gemeente haar diaconale roeping in de wereld níet verstaat, dan lijkt bijzondere visitatie me hard nodig. Met haar zal dan gesproken worden over het Godsbeeld dat mensen hebben. Immers, het Oude Testament al verbindt het spreken over Wie de HEERE is, met wat Hij doet. Neem Psalm 146: ‘Die voor eeuwig de trouw bewaart, Die de onderdrukten recht doet, Die de hongerigen brood geeft.’ Het is God Die ‘rechtvaardige daden doet en recht aan alle onderdrukten’. We kunnen Zijn Naam niet dragen als we op Hem niet willen lijken.
De Zoon van God draagt ook de naam Zoon des mensen. Over Hem lezen we dat Hij niet gekomen is om gediend te worden, al was dit volkomen terecht geweest. Om Zelf te dienen kwam Hij. Te begrijpen is dit nooit, en tot aanbidding van Hem mag dit brengen. Hij wil nu dat we doen zoals Hij – en dat leert Hij het eerst aan Zijn twaalf discipelen: ‘Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen zijn en een dienaar van allen.’ (Mark.9:35)
Vervulling van de wet
Zijn we met het diakenambt en met de diaconale gemeente bij de essentie van het christelijk geloof? Het is een vraag om over na te denken. In elk geval zegt Jezus (Joh.12:26) dat ‘waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren’.
Dan hebben we de vervulling van de wet in beeld, het elkaar dienen door de liefde.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!