Waar bent u naar op zoek?

blog

Als het leven met God kwijnt, neemt de ontevredenheid toe

Danken als bron

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
16-10-2023

Jezus heeft niet alleen een biddend leven geleid, maar niet minder een dankend leven. Een voorbeeld heeft Hij ons hierin nagelaten, opdat we ook in onze gebeden Zijn voetstappen zouden drukken.

Onze vanouds agrarische samenleving bepaalde dat de jaarlijkse ‘dankdag voor gewas en arbeid’ op de eerste woensdag van november gehouden moet worden. Het koren hoog opgeslagen in de schuren, het fruit geplukt en wellicht al tot sap verwerkt. Het ritme rond brood en drank bepaalt vandaag de dag echter slechts in beperkte mate onze arbeidscyclus. Zouden we de biddag met evenveel recht kunnen houden als mijn bedrijf de begroting presenteert, om de dankdag te laten samenvallen met de presentatie van de jaarcijfers? Dat kan natuurlijk, als we maar nooit denken dat de zegen van God samenvalt met de hoogte van de winst, met de waarde van mijn aandelen.

Tevredenheid

Het goede van onze bid- en dankdag is – naast de liederen die we zingen en de dienst van de offerande – altijd weer het samengaan van Woord en gebed. Onderwijs ten aanzien van bijbelse noties als verlangen, prioriteiten, voorspoed, matigheid, tevredenheid betekent dit, onderwijs uit de mond van Salomo, van Paulus en Jakobus, vooral van Jezus Zelf.

Voor ons, westerse christenen, kan het dan zomaar schuren. Beter dan wij zal een Oekraïense moeder in ons land, samen met miljarden andere mensen op aarde, Paulus’ woorden herkennen (1 Tim.6:8): ‘Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn.’ Wanneer het om geld en goed gaat, legt de Timotheüsbrief een ander accent dan onze cultuur. Godsvrucht, dát is een bron van grote winst, tegelijk een veroorzaker van tevredenheid.

Ligt hier een aanklacht tegen de Nederlandse samenleving, tegen de kerk? Waar het leven met God kwijnt, neemt de ontevredenheid toe. Het kan leiden tot een kloof die onoverbrugbaar wordt, zoals (Luk.16) die tussen ‘een zeker rijk mens, die elke dag vrolijk en overdadig leefde’ en ‘een zekere bedelaar, Lazarus’. Wanneer we onze welvaart als ongemakkelijk ervaren, zal de dankdag brengen tot bezinning, ons aanzetten tot gerichte naastenliefde.

Grondhouding

Ondertussen begint ons danken met oog te hebben voor het gewone leven, de dagelijkse zegen. God belijden als de Schepper en Onderhouder van je leven, dat is een ontvangende houding. Nog eens 1 Timotheüs: ‘Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets is verwerpelijk, wanneer het onder dankzegging aanvaard wordt.’ Als we ergens voor danken, gaan we op de goede wijze om met wat de Heere ons geeft. Een sleur kan het leven dan eigenlijk niet worden, evenmin een jachtig bestaan. Immers, dan danken we niet meer voor elke ontvangen dag.

Dat raakt aan stille dank als grondhouding van je leven, wat verder gaat dan alleen danken aan het einde van een maaltijd, van de dag, van een bijeenkomst. Wordt dat niet vermoeiend, denkend aan het appèl uit Efeze 5: ‘en dank altijd voor alle dingen God en de Vader in de Naam van onze Heere Jezus Christus’? Nee, omdat danken niet in de eerste plaats een activiteit is die we moeten gaan doen, maar omdat het de bron van het christelijke leven is.

Niets is te gering

Hecht God – Hij Die almachtig is en hoog verheven – aan de dankende woorden van een enkel mens? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we leren zien dat Zijn hart gevoelig is en liefdevol. ‘Niets is zo gering of onbeduidend dat het op Hem geen indruk maakt, hetzij goed of slecht. Jezus zegt dat Hij zelfs een beker koud water niet vergeet, als deze in dankbare liefde jegens Hem gegeven wordt,’ schrijft de lutherse bisschop Ole Kristian Hallesby.

Uit het onderwijs van Jezus leren we dat danken niets minder is dan God de eer geven. Als Hij tien melaatsen geneest door hen naar de priesters te sturen, komt er slechts één terug. ‘Zijn er dan geen anderen gevonden die terugkeren om God de eer te geven dan deze vreemdeling?’ Geschapen om tot Gods lof te leven, komt die ene melaatse tot zijn bestemming als hij in een dankbare houding de Vader eert.

De Heiland hecht er grote betekenis aan dat deze zieke man God erkent voor Zijn genezing. Om die reden danken we God voor dingen die alle Zijn genadige zorg inhouden: gezondheid als die ons deel is, ons verstand om te kunnen functioneren in het leven, energie om dagelijks je taak te doen, arbeid als zingeving, voedsel en een bed.

Hoeveel te meer, als we zien op de bewogenheid van Christus, geldt dit niet de geestelijke dingen? Wie de zwaarte van Zijn lijden overdenkt, de eenzaamheid van Zijn levensgang, de bitterheid van de smadelijke kruisdood, die hoeft niet aangespoord te worden om verwonderd het danklied van de verlosten uit Jesaja 12 mee te zingen: ‘Ik dank U, HEERE, dat U toornig op mij geweest bent, maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij.’ De toorn vanwege mijn zonden kwam op de schouders van de Zoon.

Jezus’ danken

In Zijn leven op aarde leerde Jezus de Zijnen op vele momenten dat danken essentieel is voor de omgang met God. Als Hij de drinkbeker neemt, dankt Hij. Als Hij het eten voor de schare zegent, kijkt Hij op naar de hemel. Voor alles van het dagelijkse leven heeft Hij de omgang met Zijn Vader nodig. Tegelijk zien we Hem de dank uitspreken op momenten dat Hij Zich openbaart als de Messias van God, als helder wordt dat Hij als de Zoon van God spreekt en handelt. Voordat Lazarus opgewekt wordt uit de dood, heft Jezus de ogen omhoog en zegt: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt.’ Bidden en danken vallen in Zijn leven samen, als Hij Psalm 123 praktiseert, dat lied van Gods kind onderweg: ‘Ik sla mijn ogen op naar U, Die in de hemel zit.’

‘Zo was het Uw welbehagen.’ Woorden van Christus die ons tekenen dat Hij volkomen bij de wil van God bleef. En op deze momenten dankt Hij, dankt Hij voor het welbehagen om de dingen van het Koninkrijk te openbaren aan kinderen. Hier zijn we getuige van de unieke verhouding tussen de Vader en de Zoon – en daarin hebben bidden én danken een plaats.

Rijk is het als de gelovige zien mag dat God onze dank aanvaardt vanwege deze dankende Christus. Ds. J.J. Knap, in de negentiende eeuw een rechtzinnig predikant die niet meeging met de Afscheiding, noemt in een brief danken een verplichting waarin alle getrouwe getuigen van de waarheid ons voorgaan. En dan voegt hij toe: ‘Bij een diep gevoel van het gebrekkige dat onze dank bezoedelt, betuig ik: Neem toch, o Vader! mijn stamelend danken in uw dankende Zoon, die alleen mijn gerechtigheid is, gunstig aan.’ Ook mijn dankbaarheid komt van Hem.

Danken voor het werk van God

Als we alleen voor dit leven op Christus hopen, dan is onze horizon beperkt, dan zijn we zelfs te beklagen. Het maakt dat Paulus in zijn vele brieven aan de gemeenten met name dankt voor de geestelijke gaven. Zeker, hij mag de medearbeiders in de gemeente erkennen in hun dienst, maar danken doet de apostel vooral voor het werk van God. Leerzaam is het als we dit zien, voor onszelf of in het gezin, in de christelijke gemeente ook.

Paulus dankt in Korinthe voor de genáde die aan de gemeente geschonken is. Hij dankt in Efeze omdat de gemeente voorbestemd is om aangenomen te worden als Gods kinderen, voor de verkiezing van vóór de grondlegging van de wereld, voor alle geestelijke zegeningen in Christus. Danken voor Gods werk, dat raakt met name de heilsfeiten: God prijzen, omdat je opnieuw geboren bent, dankzij de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

Danken mogen we evenzeer voor de prediking (1 Thess.2:13): ‘Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord hebt ontvangen, het aangenomen hebt…’ Zó mag je, als tenminste de Schriften opengaan, vooral naar de zondagse verkondiging kijken, als een reden om te danken.

Jong geleerd

Tot slot, kinderen leren we vanaf de eerste woordjes dat ze ergens om moeten vragen. Beleefdheid heeft te maken met gezag. Kinderen houden we voor – en dat kan al moeilijker zijn – om ‘dank je wel’ te zeggen als ze iets krijgen. Kinderen leren we zo in de omgang met God liefde en eerbied.

In dit verband las ik iets treffends over prof. Gerard Johan Nahuys, lang geleden predikant in Ede en Oud-Beijerland, daarna hoogleraar Kerkgeschiedenis in Leiden. Toen zijn sterfbed zich aandiende – Nahuys was pas 43 jaar – kon hij terugzien op zoveel goeds dat hij uit Gods hand ontvangen had. Om die reden zei hij: ‘Goedertieren Vader! Gij hebt mij tot dusver op een pad van rozen geleid en door duizend zegeningen begunstigd, oneindig groter dan ik, ellendige, verdiend heb. Nu bezoekt Gij mij, mijn lieve huisvrouw en verder huisgezin met de zwaarste rampen. (…) Geef mij ook nu te ondervinden de invloeden Uwer genade, om Jezus’ wil, de liefderijke Heiland.’

Eén zin sloeg ik over uit dit citaat, om het hier apart te noemen: ‘Gij zijt mij geen onbekende God; op U heb ik gesteund van mijn jeugd af.’ Wie danken als levensbron kent, kan op zijn sterfbed met ds. Nahuys zeggen: ‘U bent mij geen onbekende God.’

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.