Waar bent u naar op zoek?

blog

Omzien naar de ander in het pastoraat (1)

De bloedsomloop van de gemeente

Ds. J.W. Verboom
Door: Ds. J.W. Verboom
01-11-2022

Het jaarthema van de Gereformeerde Bond luidt ‘Ik zie naar je om’ en is toegespitst op het thema pastoraat. Rond pastoraat speelt ontzettend veel. De grote ethische thema’s van deze tijd zoals huwelijk, gender en seksualiteit vragen alle stuk voor stuk om een fijngevoelige, diepgaande en pastorale benadering.

Je moet met die thema’s niet te snel klaar willen zijn en ze ook niet te kort door de bocht behandelen, want dan verlies je de Liefde uit het oog. Los van deze prangende, ethische thema’s, is het hoofdbestuur na een brainstorm vooral ook op pastoraat uitgekomen vanwege de coronatijd. Het was een tijd van afstand, uit beeld raken, niet samen kunnen komen, de pijn voelen van eenzaamheid, onder jongeren en onder ouderen. Die ingrijpende tijd vroeg en vraagt nog steeds om extra omzien naar elkaar, ter ondersteuning, bemoediging en stimulans van elkaar.  

Bloedsomloop

Het pastoraat is door de hervormde theoloog Arnout Roscam Abbing, die overleed in 2004, eens getypeerd als ‘de bloedsomloop van de gemeente’. Zoals het bloed door de bloedvaten van ons lichaam stroomt en alle lichaamsdelen van voeding en zuurstof voorziet, zo voorziet het pastoraat in de gemeente de afzonderlijke delen van het lichaam van Christus van voeding, aandacht, menslievende zorg en geestelijk omzien naar elkaar.

Pastoraat is dan ook geen apart onderdeel van het gemeente zijn. Het doortrekt het geheel. Het keert als het goed is op vele terreinen in de gemeente tot ons terug, zoals een bloedsomloop door het geheel heen trekt. Zo heeft een preek pastorale aspecten. Jongeren benader je pastoraal. Er is ouderenpastoraat. En ook in al de onderlinge contacten probeer je te luisteren. Pastoraat is de verbinding, het cement tussen alle gemeentelijke activiteiten. De pastorale dimensie brengt samenhang in de dingen. Het geeft mensen een thuisgevoel, saamhorigheid, gemeenschapsbesef ergens bij te horen, en veiligheid. Waarden die in deze tijd zo belangrijk zijn.

Meer wij

Het is geen wonder dat in onze tijd, waarin de macht van het ego zich breed maakt en de liefde lijkt te verkillen in een harder wordende samenleving, veelvuldig de roep om een pastorale gemeente gehoord wordt. Het motto van het huidige kabinet is ‘Omzien naar elkaar’. Het CDA noemt het: ‘Minder ik, meer wij’. Daarin horen wij een verlangen naar een samenleving met mensen die meer om elkaar geven. In de kerk noemen we dit verlangen naar een ‘meer pastorale gemeenschap’.

Er wordt vandaag veel over de gemeente gesproken en wat die zou moeten zijn. De term ‘missionair’ valt veel. ‘Missionaire gemeente’ of ‘diaconale gemeente’, maar nu heb ik het dus over een ‘pastorale gemeente’. Het is niet zo dat pastoraal het enige is wat over de gemeente valt te zeggen, maar het is wel één belangrijk aspect.

‘Ik zie naar je om’ is dus het pastorale jaarthema, waar ik na deze inleidende woorden over de pastorale gemeente op terugkom. Daarin horen wij het bijbelse begrip ‘omzien naar’ en eigenlijk ook het woord ‘elkaar’. Immers: ‘ik zie naar jou om’. Dat gaat over ‘ik’ en ‘jij’. Die twee. Dat is ‘elkaar’.

Elkaar

Eerst wil ik vanuit de Bijbel stilstaan bij het woordje ‘elkaar’. De christelijke gereformeerde hoogleraar J.P. Versteeg (1938-1987) schreef in 1980 een belangrijk boekje, Oog voor elkaar. Hij gaat in dat boek het eenvoudige woordje ‘elkaar’ langs in het Nieuwe Testament en ontdekt dat het daarbij veelal gaat over de onderlinge verhoudingen in de gemeente. Hij schrijft op de achterflap van dat boek: ‘Soms wordt de klacht gehoord, dat men in de gemeente als los zand aan elkaar hangt. Maar van het Nieuwe Testament kan gezegd worden, dat het van het woord ‘elkaar’ aan elkaar hangt.’

Hij schrijft in zijn conclusies aan het einde van zijn boekje dat we volgens het Nieuwe Testament in de gemeente het onderscheid mogen maken tussen er-met-elkaar-zijn en er-voor-elkaar zijn. Hij zegt: ‘er-met-elkaar-zijn ziet op de in Christus gegeven eenheid en het er-voor-elkaar-zijn ziet op de roeping tot elkaar. Het er-voor-elkaar-zijn vloeit uit het er-met-elkaar-zijn voort.’

In de liefde tot elkaar binnen de christelijke gemeente ligt de toetssteen van de echtheid van het geloof. De Heilige Geest zegt immers: ‘Dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.’ (1 Joh.3:23) De gemeente is als het goed is een liefdesgemeenschap; dat is immers het ideaal in het Nieuwe Testament, een gemeente vol van broeder- en zusterliefde. Die liefde in de gemeente uit zich ook in concrete daden naar de omgeving.

Zo spreekt de Bijbel over vrede houden onder elkaar, eren van elkaar, opbouwen van elkaar, aanvaarden van elkaar, terechtwijzen van elkaar, dienen van elkaar, verdragen van elkaar, vriendelijk en barmhartig zijn jegens elkaar, vergeven van elkaar, elkaar onderdanig zijn, elkaar voortreffelijker achten dan zichzelf, leren van elkaar, vermanen van elkaar, najagen van het goede jegens elkaar, acht geven op elkaar, belijden van de zonde aan elkaar, bidden voor elkaar, gastvrij zijn jegens elkaar, nederig zijn jegens elkaar, gemeenschap hebben met elkaar.

Vervulling van de wet

Tegenover de harmonische betekenis van ‘elkaar’ staat het disharmonische, het demonische wat mensen elkaar ook kunnen aandoen. Dat noemt de Bijbel ook: elkaar haten, morren onder elkaar, strijden onder elkaar, en in wellust ontbrand zijn voor elkaar, elkaar slachten.

Daarom worden de gelovigen, zo zegt Versteeg dan, voortdurend vermaand om met elkaar niet om te gaan op dezelfde wijze als waarop men in de wereld met elkaar omgaat. Men mag elkaar niet verbijten en vereten, niet liegen tegen elkaar of kwaadspreken. En telkens weer wordt het zijn in de rechte houding tegenover elkaar aangegeven als de wil van de HEERE. Paulus ziet in het liefhebben van elkaar zelfs de vervulling van de wet (Rom.13:10). En Christus zei: ‘Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt.’ (Joh.15:12)

Kerugmatisch pastoraat

Dit pastoraat in de gemeente met elkaar en voor elkaar is niet beperkt tot de eigen vaste leden, maar richt zich juist ook op hen die daarbuiten staan. Dit missionaire karakter van het pastoraat moet er zijn, anders lost de gemeente op in zichzelf en gaat het tollen rondom de eigen as, en dat draait uit op een neerwaartse spiraal. Het gaat bij dat missionaire pastoraat om oprechte belangstelling, openheid naar de ander.

Het is best mogelijk dat de ander ons in het gesprek ook de gelegenheid geeft om te spreken van het Evangelie van Jezus Christus, of we nemen zelf op zachtmoedige wijze doch besluitvaardig het woord om iets goeds van de Zaligmaker te zeggen, soms dwars tegen onze eigen schroom en schaamte in. Stephan Sanders verrijkte onze taal in dit verband met het begrip ‘God-schaamte’. Laten we tegen die schaamte in toch getuigen. Op zo’n moment wordt omzien naar elkaar een specifieke vorm van pastoraat, ook wel kerugmatisch pastoraat genoemd, dat wil zeggen: pastoraat waarin het Evangelie met woorden doorklinkt. Ongedwongen en open getuigen: het winnen van zielen laten we aan de HEERE Zelf over.

Zo wordt de Vader in de hemel verheerlijkt. Dat is het grote doel van de pastorale gemeente. Niet in de eerste plaats er voor mensen te zijn – dat natuurlijk ook – maar het wezen en de diepste bedoeling van het pastorale gemeente zijn is dat de Vader verheerlijkt wordt, de Zoon met Zijn verbindend kruis de centrale plaats krijgt tussen mijn broeder/zuster en mij en dat de Heilige Geest op rijke wijze kan stromen door de gemeente. Zo is de pastorale gemeente afhankelijk van de drie-enige God.

Rol ambtsdrager

Wat is de rol van de ambtsdrager binnen de pastorale gemeente? Welnu, de Zwitserse, protestantse theoloog Rudolf Bohren (1920-2010) merkt in een artikel over de gemeente en zielzorg op dat het gaat om het woordje ‘en’. Gemeente én zielzorg. Dat betekent: de gemeente is de plek van de zielzorg, en wel de gehéle gemeente. Bohren beschouwt dat als een geloofsuitspraak, die vraagt om een ander verstaan van de gemeente dan doorgaans het geval is, namelijk een gemeente, die door God met gaven begiftigd is. Geestesgaven van bemoediging, dienstbetoon en ondersteuning, zoals Paulus die noemt. Dit is geen onderwaardering van het ambt van predikant, ouderling, diaken of ouderling-kerkrentmeester, maar het wil aandacht vragen voor de Geestesgaven in het geheel van de gemeente.

Ambtsdragers zijn er niet om de taak van de gelovigen over te nemen, maar zij mogen die aangeven (H.C. van der Meulen). Ambtsdragers zijn er niet om zelf goed te functioneren – hoe belangrijk dat ook is – maar om alle broeders en zusters goed te laten functioneren. Calvijn gebruikt het beeld van ambtsdragers als centrale organen in het lichaam van Christus, die daarin gesteld zijn om de gelovigen als gehele lichaam van Christus te laten leven.

Luther legde in de tijd van de Reformatie nadruk op het algemeen priesterschap van de gedoopten. Als ambtsdragers mogen we dus de blik breed houden en om ons heen kijken in de gemeente wie dienstbaar kan zijn, waarbij we ondertussen onze verantwoordelijk weten voor dat stukje waarover wij gesteld zijn in het ambt.

Belemmeringen

Tegelijk heeft een pastorale gemeente de tijdgeest niet mee. Ik noem een aantal belemmeringen/hindernissen voor een pastorale gemeente:

1. Consumentenmentaliteit, waarbij men wel participeert in de zondagse diensten, maar verder weinig betrokkenheid kent op de buurt of de plek waar de kerk staat. Wat is het dan moeilijk om te bouwen aan een pastorale gemeente.

2. In een tijd van individualisering is het grote gevaar dat we elkaar makkelijk loslaten. Ieder moet het zelf maar uitzoeken. Ieder staat voor de eigen keus. Je moet immers de ander vrijlaten, is de leus. Individualisering in de gemeente leidt dan tot groepjes van gelijkgezinden die enkel elkaar opzoeken. Daar tegenover hebben we vast te houden aan de eenheid in de verscheidenheid, waarin we elkaar niet uitgekozen hebben maar aan elkaar gegeven zijn. Elk lid is verschillend in geloofsbeleving, omdat elk lid een eigen biografie heeft. Elk lid heeft eigen gaven, mogelijkheden, karakter en afkomst. En zo juist mogen we de ander dienen met de genadegaven die de HEERE schenkt. Niemand kan dan ook zeggen: Ik heb de ander niet nodig. Zo maakt Paulus duidelijk in 1 Korinthe 12:21 ‘Het oog kan tegen de hand niet zeggen: Ik heb je niet nodig.’ Samen vorm je dat ene lichaam van Christus.

3. Als derde noem ik onze informatiecultuur, die een overmacht van informatie op ons afstuurt: appjes, berichten, artikelen, beelden, columns, het is allemaal soms zo veel en zo verpletterend. Veel impulsen, veel nieuwe prikkels, veel informatie. We leven in een bijzondere tijd. Sommigen zeggen: ‘Het aantal prikkels dat we nu krijgen op één dag zou net zo hoog zijn als vroeger in de Middeleeuwen in een heel mensenleven.’ Er is vandaag de dag een bepaald menstype ontstaan: de homo zappens, de mens die van het ene nieuwtje naar het andere zapt en op den duur door de bomen het bos niet meer ziet. Mensen raken in die veelheid de eenheid, de samenhang, het overzicht van het leven kwijt en daarmee ook de geborgenheid van een dragende gemeenschap. ‘Want mijn kerkelijke gemeenschap zegt wel dit, maar via vrienden of internet hoor ik toch wat anders…’ Dit kan het zorgvuldige omzien naar en waarderen van elkaar binnen de pastorale gemeente zomaar ondermijnen.

Het zijn zomaar drie culturele ontwikkelingen, die laten zien dat een gemeente die pastorale gemeente wil zijn, tegen de tijdgeest in gaat. Toch is ze ertoe geroepen en mag ze haar roeping vervullen in deze wereld.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Ds. J.W. Verboom
Ds. J.W. Verboom

is predikant van de hervormde gemeente te Apeldoorn en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.