Waar bent u naar op zoek?

De coronacrisis, een duiding

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
21-01-2021

Het jaar 2020 stond in het teken van COVID-19. Deze epidemie houdt de hele wereld in zijn greep. We begonnen het jaar 2021 met onbestemde gevoelens. Op verschillende plaatsen is men inmiddels gestart met inentingen. Of de vaccins echt veilig en doeltreff end zijn, moet worden afgewacht. Andere virussen zouden in de toekomst voor nieuw onheil kunnen zorgen. Deze kwetsbaarheid is een nieuwe ervaring. Er is iets veranderd in de wereld. 

Het nieuwe fenomeen van onbeheersbaarheid verwart ons. Tegelijk zijn er vragen die vanuit het geloof gesteld worden. Hoe moeten we deze pandemie in bijbels licht duiden? Wat wil God ons hierdoor zeggen en duidelijk maken?

Godsdienstvrijheid
In de achterliggende periode gebeurde er ook van alles. De kerken kwamen nogal onverwacht in de schijnwerpers te staan. Dat heeft te maken met de (aparte) plaats van de kerk in de samenleving. Die positie kwam onder vuur te liggen. Nooit was vrijheid van godsdienst een discussiepunt tot op het moment dat duidelijk werd dat kerken een bepaald voorrecht genieten. De uitzonderingspositie van kerken (en ook van synagogen en moskeeën) wordt als ongelijkheid ervaren: ik mag niet naar het stadion, maar de kerken zijn open. Hoe kan dat? Meteen gingen er stemmen op om het grondwetsartikel over de vrijheid van godsdienst en die over scheiding van kerk en staat nog eens tegen het licht te houden. De positie van de kerken is kwetsbaar, zo bleek. 

Waar is God?
De vraag ‘waar is God?’ wordt de laatste maanden vaak gesteld. Soms lijkt het geen echte vraag te zijn maar meer een refl ex: er gebeurt iets en meteen wordt de vraag naar God gesteld.
Dat is begrijpelijk, maar er kleeft ook een gevaar aan. In de Bijbel is de vraag naar God geen algemene vraag, maar heeft deze alles te maken met persoonlijke nood en aanvechting. ‘Waarom verlaat U mij, waarom bent U ver van mijn verlossing?’ (Ps.22) ‘Ik ondervond benauwdheid en verdriet.’ (Ps.116:3) Wie de vraag in het algemeen stelt, maakt er een abstract vraagstuk van waarover theologen hun licht moeten laten schijnen.
‘Waar is God en waarom laat Hij dit toe?’ Dat zijn vragen die steeds weer aan de orde zijn, omdat wij altijd weer vragen naar oorzaken. Maar op dergelijke vragen komt lang niet altijd een concreet antwoord. In Lukas 13:1-5 gaat het over achttien mensen die omkwamen toen de toren van Siloam op hen viel. Dat ongeval was geen straf, zegt Christus: ‘Denkt u dat zij meer schuld hebben dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen?’ Onze wereld is een gebroken wereld waarin de zonde het leven voortdurend ontwricht. Dat betekent dat alles is ontwricht, ook ons dénken over rampen. Daarom kunnen wij op de grote vragen van het leven geen antwoorden geven die alles weer overzichtelijk maken. Dat betekent ook dat we God niet moeten gebruiken om overzicht te krijgen. We mogen God aanroepen voor troost en hulp, maar dat is iets anders dan Hem – en dus de Bijbel – gebruiken om alles overzichtelijk te maken.

In het lijden
Voor anderen is de vraag niet óf God wel aanwezig is in de pandemie, maar hóé Hij daarin aanwezig is. Typerend voor modern christelijk taalgebruik is een gedicht van de Engelse dichter Malcolm Guite. Hij wordt geciteerd in het boekje God en de pandemie van de bekende nieuwtestamenticus Tom Wright. Volgens Wright wordt de nood van de coronacrisis in dit gedicht op briljante wijze vertolkt. Ik citeer de derde strofe. De verwijzing naar applaus heeft betrekking op de Engelse gewoonte om in coronatijd op donderdag te applaudisseren voor het ziekenhuispersoneel.

Op donderdag applaus, want Hij ( Jezus) kwam
en diende ons in duizend namen en gezichten;
dweilde onze ziekenkamers met besmette sporen
van die corona die Hem de dood in joeg:
Goede Vrijdag geschiedde in wel duizend plaatsen
waar Jezus hulpelozen greep en met hen stierf.
Zij mogen in hun nood Zijn Pasen delen:
nu met Hem verrezen, zijn ze waarlijk opgestaan.
(eigen vertaling)

 

De vraag hoe God in coronatijd aanwezig is, wordt hier duidelijk beantwoord. Waar anderen zich afvragen hoe God dit lijden kan toelaten, verbindt de dichter bijna op een vanzelfsprekende manier God en het lijden. Waar lijden is, daar is Christus. Maar is het bijbels verantwoord om overal waar mensen lijden de aanwezigheid van de lijdende Christus te veronderstellen? Vertilt de dichter zich niet aan de vraag naar de zin van het lijden?


Waarom christenen lijden
Hoe gingen de kerkvaders om met de oordelen van God? Zagen zij bijvoorbeeld in een pestepidemie een oordeel van God? Een treffend voorbeeld is een geschrift van kerkvader Cyprianus. Hij leefde in de derde eeuw na Christus in Carthago (Noord-Afrika), waar hij bisschop was. De stad werd in 252 en 253 getroffen door een pestepidemie. Toen leefde uiteraard de vraag: waarom lijden mensen en vooral: waarom lijden christenen? In zijn geschrift Over de sterfelijkheid geeft hij daarop een antwoord. ‘Zolang we in de wereld zijn, zijn we verbonden met het menselijk geslacht en in vleselijk opzicht daaraan gelijk, maar we zijn daarvan gescheiden naar de geest.’ In dit citaat maakt Cyprianus een belangrijk punt. Hij speculeert niet over de vraag waar God is, ook niet over de vraag wat de oorzaak van de epidemie zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld dat de zonden van de christenen het onheil hebben veroorzaakt of dat de kerk ontrouw was aan haar roeping of dat de epidemie een teken is dat het einde der tijden is aangebroken. Kort en bondig zegt hij dat christenen, wat het lichamelijke betreft, hetzelfde lot treft als de ongelovigen. Of het nu ziekte, droogte, hongersnood of oorlog betreft. Maar wat het geestelijke aangaat, is er een grote scheiding. Die scheiding blijkt uit het feit hoe verschillend christenen en heidenen reageren op de nood die hen treft. De één klaagt, de ander strijdt.

Strijdbare christen
Cyprianus gebruikt het beeld van de soldaat. Door dit beeld wil hij mensen die hun geloof dreigen los te laten, oproepen tot weerbaarheid. Er moet weerstand geboden worden. Dat is de teneur van dit geschrift. Deze weerbaarheid moet gevoed worden door het vaste geloof dat er een beter leven is waarnaar iedereen zou moeten verlangen. Daarom moet men de dood eerder verwelkomen dan ontvluchten, schrijft Cyprianus. Het ontvluchten bedoelt hij niet als vlucht. Het beeld van de soldaat maakt dat al duidelijk. Een soldaat moet het zo lang mogelijk volhouden. Maar hij moet wel blijven geloven in de overwinning. Zo wil hij de christenen bemoedigen en wil hij voorkomen dat christenen met een stoïcijnse gelatenheid de epidemie ondergaan. Daarom dringt de bisschop erop aan de eeuwige heerlijkheid voor ogen te houden. ‘Wie zou zich niet haasten naar betere dingen? Wie zou niet ernaar hunkeren om veranderd en vernieuwd te worden naar de gelijkenis van Christus en sneller te komen tot de eer van de hemelse heerlijkheid?’ ‘Welk mens die geplaatst is in vreemde landen, zou zich niet haasten om terug te keren naar zijn eigen land?’


Griepepidemie van 1918  
‘Tijdens de griepepidemie van 1918 kwamen volgens de officiële schattingen wereldwijd 50 miljoen mensen om het leven. Mensen die ’s morgens klachten kregen, stierven nog voor het vallen van de avond. Lichamen lagen in portieken te wachten om te worden opgehaald; ze werden in graven gelegd die met behulp van grote graafmachines waren gedolven. Een man werd neergeschoten omdat hij geen gezichtsmasker droeg. Scholen waren gesloten. Predikanten spraken van het einde der tijden.’

John Piper
Coronavirus en Christus, p.16,17


Oordeel van God?
Men kan de samenhang tussen corona en God ook anders benaderen. De coronapandemie is een oordeel van God, zo wordt naar voren gebracht. Dat willen we niet tegenspreken. Maar als we hiermee instemmen dan is daarmee nog weinig gezegd. We zullen nog twee andere vragen moeten beantwoorden die hiermee samenhangen: 1) heeft dit oordeel te maken met speciale zonden en 2) is dit oordeel een teken dat de wederkomst van Christus aanstaande is? Wat betreft de eerste vraag laat Lukas 13 zien dat dit niet noodzakelijk het geval is. Er zijn echter ook voorbeelden dat er wel een samenhang is. We kunnen denken aan de zondvloed, aan het oordeel over Sodom en Gomorra, aan de verwoesting van de tempel. Als het leven door het brute kwaad totaal ontwricht wordt, of als Israël zich niets aantrekt van de prediking van de profeten, grijpt God in. Met betrekking tot het tweede punt, over het verband met de wederkomst, is Lukas 21 belangrijk.

Christus spreekt daar over de tekenen der tijden. In dat verband noemt Hij ook besmettelijke ziekten (Luk.21:11). Het Griekse woord heeft meestal betrekking op de pest, een ziekte die de mensheid alle eeuwen geplaagd heeft.
Besmettelijke ziekten als zodanig zijn niet een teken van de eindtijd, evenmin als aardbevingen. Maar het bijzondere ligt juist in de combinatie en opeenstapeling van oorlogen, ziekten, hongersnoden, aardbevingen en vooral van vervolging. Die combinatie laat ons weten: de tijd is nabij. In die zin geeft de coronapandemie ons veel te denken en roept die ons op om waakzaam te zijn.


Verwoestend
Het voorbeeld van Cyprianus spreekt ons misschien minder aan. Vooral als hij gedetailleerd beschrijft hoe verwoestend de pest om zich heen grijpt: ‘Als de darmen leeglopen, verzwakt de mens, zo schrijft hij, en de mond is als door een vuur ontstoken, de ogen staan in brand, de ledematen sterven af door infectie, het gehoor wordt geblokkeerd en het gezichtsvermogen verduisterd.’ Dat is nu anders. COVID-19 wordt door de lockdown steeds meer een economisch probleem. Toch zou het verkeerd zijn corona af te doen als een ‘griepje’. Er hebben zich aangrijpende tonelen afgespeeld. Artsen waren verbijsterd om te zien hoe de longen totaal verwoest werden en mensen stikten. Het punt is dat dit alles zich op ic’s afspeelde. In Cyprianus’ tijd was het lijden zichtbaar. Iedereen was erbij.


Getrooste christen
Opvallend is dat bij Cyprianus niet de lijdende maar de verheerlijkte Christus centraal staat (zie kader op vorige pagina). Dat is precies het tegenovergestelde van het voorbeeld dat Tom Wright gaf. Toch kunnen we ook aan de benadering van Cyprianus een kritische vraag stellen. Is de kerkvader wat eenzijdig? We kunnen denken aan woorden van Jesaja. ‘In al hun benauwdheid was Hij benauwd.’ (Jes.63:9) In Jesaja 53 vereenzelvigt de Knecht des Heeren zich met het volk Israël: ‘onze ziekten heeft Hij op zich genomen.’ (Jes.53:4) Wie de weerbaarheid te veel benadrukt, kweekt niet alleen weerbare christenen maar ook een militant soort christenen. Paulus legt een ander accent. In 2 Korinthe 1:1-11 noemt hij herhaaldelijk het woord troost. God is ‘de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting’ (2 Kor.1:3). Troost is meer dan bemoediging. Niet voor niets wordt God in dit gedeelte drie keer Vader genoemd. Juist het feit dat God onze Vader is, geeft aan de troostende woorden van Paulus een diepe klank.

Hoe overleeft de kerk?
Boven een artikel in een van de dagbladen stond de vraag: ‘hoe overleeft het geloof de tweede golf?’ Overleven is inderdaad aan de orde. We kunnen de hele geschiedenis van de mensheid samenvatten in het woord overleven. Het geschrift van Cyprianus laat dat duidelijk zien. Vanaf het begin heeft de mensheid moeten overleven – en ook de kerk. Hoeveel golven zijn al over de kerk heengegaan? Eindeloos veel. Waarom zou de kerk dan deze golf van COVID-19 niet kunnen overleven? Er zijn talloze ziekten en epidemieën geweest die kerk en samenleving getroffen hebben.

Eeuwenlang stond de mens machteloos tegenover natuurrampen en ziekten, want echte gezondheidszorg is van recente datum. Pas in de twintigste eeuw werden de meeste ziekten bedwongen, waardoor ons leven niet meer voortdurend in gevaar is. De risico’s, die het leven nu eenmaal kent, hoeven ons niet langer te overvallen, zoals in het verleden. Risico’s kunnen berekend worden en van tevoren kunnen maatregelen genomen worden. Want veiligheid staat voorop. Maar veiligheid heeft in onze wereld zo langzamerhand het karakter van onkwetsbaarheid gekregen. Een vaccin moet ons onkwetsbaarheid geven, zodat we kunnen gaan en staan waar we maar willen.
Er zijn dus twee kanten. Aan de ene kant is er de strijdbaarheid van Cyprianus, die zich teweer stelt tegen berusting. We moeten strijden tegen corona en alles in het werk stellen om een goed vaccin te ontwikkelen. Er is ook een andere kant. Waarom willen we zo snel mogelijk een vaccin? Alleen om het virus eronder te krijgen? Zit er ook niet achter dat we het moeilijk vinden om onze manier van leven te veranderen? Onze eisen zijn hoog. We willen op elk moment naar elke plek op aarde reizen zonder daarbij risico’s te lopen. Zodra dit niet mogelijk is, ligt paniek op de loer.

Schuilen bij God
Psalm 91 vertolkt onze kwetsbaarheid: ‘Hij zal u redden van de strik van de vogelvanger, van de zeer verderfelijke (en besmettelijke) pest.’ Daarbij gebruikt Psalm 91 beelden van de tempel. Er wordt gesproken over schuilen onder Zijn ‘vlerken en vleugels’. De dichter neemt ons mee naar het binnenste heiligdom waar engelen zijn en het verzoendeksel is. Het heiligdom staat dus centraal. Daarom zijn de fysieke kerkdiensten niet optioneel – ongeveer gelijkwaardig aan digitale diensten. Het tekort van internetdiensten treedt pijnlijk genoeg aan de dag bij de sacramenten. Meer dan anders wordt dan de behoefte gevoeld om als gemeente samen te zijn.
In een tijd waarin het individualisme ontwrichtende gevolgen heeft, is het fysiek bijeenkomen als gemeente nu nog meer nodig dan voorheen.


 

 

Positie van kerken
‘We moeten de unieke staatsrechtelijke positie die kerken hebben nu vaker bevechten. Maar over het algemeen kun je zeggen dat er meer onwetendheid dan onwelwillendheid is. Het wordt pas problematisch als er een politieke lading bij komt kijken. Die is soms zo anti. Ik heb weleens een ambtenaar aan de lijn gehad die zei: ‘Dan gaan we een wet maken en dan zullen we jullie wel dwingen om…’ Niet alleen in het parlement is de toon fel, achter de schermen dus soms ook.’

Daniëlle Woestenberg
(tot 1 november jl. secretaris van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken)


Gespreksvragen:
1. Hoe verder na ‘corona’? Ziet u de coronaperiode als een tijdelijke onderbreking van de normale gang van zaken of is de impact volgens u langduriger en ernstiger? Welke veranderingen voorziet u in samenleving en kerk?
2. Hoe reageren mensen in uw kerkelijke omgeving op de coronacrisis? Komen er geloofsvragen aan de orde? Kunt u voorbeelden noemen van gesprekken die u hierover had?
3. Hoe kijkt u naar een vaccin tegen corona? Moeten we als christenen hier juist positief over zijn, dankbaar dat dit middel er is, of zitt en er volgens u haken en ogen aan? Denk hierbij aan risico’s met betrekking tot de onbekendheid van mogelijke gevolgen op langere termijn.


Verder lezen:
• John Piper, Coronavirus en Christus. Uitgave van geloofstoerusting.nl; gratis te downloaden, 2020
• Tom Wright, God en de pandemie. Een theologische reflectie op het coronavirus en wat volgt. Utrecht, 2020
• Cyprianus Carthaginensis, Liber de Mortalitate – On the Mortality. derde eeuw, https://ccel.org/ccel/cyprian/treatises/anf05.iv.v.vii.html

Auteur van deze brochure is dr. A.A.A. Prosman, emeritus predikant te Amersfoort

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman