De diepte in
Het zal weinigen ontgaan zijn dat de laatste decennia een heel toerustingsimperium is opgebouwd vanuit de landelijke kerk, PThU, IZB, CHE en andere organisaties: toerusting op het gebied van pastoraat, prediking, catechese, missionair gemeentezijn; ondersteuning voor missionaire werkers, ambtsdragers en gemeenteleden; coaching, supervisie en intervisie voor predikanten en kerkelijk werkers. Er zijn cursussen, studiedagen, groepsgesprekken en trainingen.
Protestantsekerk.nl
Je vraagt je af hoe dat gekomen is. Al weer lang geleden startte de verplichte nascholing van predikanten. Je kreeg studieverlof. Die bestond eruit dat je eenmaal in de vijf jaar een kwartaal studieverlof mocht opnemen. Om daarvan gebruik te mogen maken moest je een studieplan indienen bij de classis, die dat moest goedkeuren. Een nogal eenvoudig traject. Veel predikanten grepen deze mogelijkheid aan om de studieweken te besteden aan hun doctoraalstudie. Zo kon je werken aan verbreding en verdieping van je theologische kennis. Met de invoering van de BaMa-structuur (bachelor-master) veranderde één en ander. De predikant, de kerkelijke en missionaire werkers werden klant. Het simpele ging ervan af. Het toerustingsprogramma moest veel professioneler worden tot en met het kostenplaatje dat daarvan het gevolg is. Want declareren hoort nu eenmaal bij professionaliteit. Hieronder een greep uit het nascholingsaanbod (protestantse kerk.nl/permanente-educatie/begeleiding-predikanten-kerkelij).
De reguliere begeleiding van predikanten en kerkelijk werkers is onderdeel van de Permanente Educatie. Beginnende predikanten en kerkelijk werkers ontvangen in het eerste jaar mentoraat. (…)
Na de eerste fase van mentoraat en primaire nascholing volgen predikanten en kerkelijk werkers binnen een cyclus van 5 jaar een begeleidingstraject van supervisie, begeleide intervisie, coaching of geestelijke begeleiding, bij voorkeur in groepsverband. (…)
Naast de reguliere begeleiding kunnen zich situaties voordoen, zoals bij arbeidsgerelateerde spanningen of functioneringsvragen, dat er behoefte is aan (extra) individuele begeleiding. In die gevallen adviseren wij een geregistreerd supervisor.
Professionalisering op het gebied van missionaire vragen en uitdagingen is noodzakelijk getuige onderstaande tekst (protestantsekerk.nl/nieuws/doemee-missionaire-opleiding-kerk-naar-buitenvoor-predikanten-en-kerkelijk-werkers)
Ben je predikant of kerkelijk werker in een gemeente én op zoek naar een actuele opleiding met grote impact op het werk? Dan is de opleiding ‘Kerk naar buiten’ wat voor jou! Je ontdekt hoe je missionair verbinding maakt tussen gemeente en de context en ontwikkelt daarin jouw leiderschap. (…)
De opleiding geeft handvatten om de gemeente theologisch te begeleiden bij het ontdekken van de Missio Dei en bij het doorvertalen naar de praktijk. Je leert dit vorm te geven vanuit jouw eigen visie en spiritualiteit en met oog voor de veranderende samenleving en de context van de gemeente. De opleiding wordt gegeven door ervaren docenten uit diverse kerkelijke stromingen.
We zien missionair-zijn als ‘vanuit Gods liefde in beweging komen voor anderen’. Dat kan op diverse manieren. Daarom word je tijdens deze opleiding uitgedaagd rond jouw visie op missie en op de kerk. Ook ga je aan de slag met contextualisatie en met verkenningen in jouw eigen context. En je reflecteert op actuele theorievorming rond leiderschap, om zo te kunnen bepalen welke rol je wilt spelen in het proces. Daarnaast ga je aan de slag met jouw eigen spiritualiteit en levenswijze; hoe kun je ook op dat vlak de gemeente voorgaan?
Na deze reclametekst gelezen te hebben denk je: om wie gaat het nu? Om de predikant/kerkelijk werker of om de degenen die zo’n cursus aan de man en de vrouw willen brengen? Daarnaast dringt zich, met het oog op het nascholingstraject, de vraag op waar het in de theologie nu eigenlijk om gaat. Gaat het om ‘deskundigheidsbevordering’ – competentiegericht leren – of gaat het erom de diepte in te gaan, om werkelijk toegerust te worden als dienaar van het Woord en om grondig thuis te raken in de rijke traditie van de kerk?
Nederlands Dagblad
Een ander punt is dat de kerkdienst steeds leuker moet worden. In mijn gemeente gebeurt dat gelukkig niet, maar er is ook in orthodoxe gemeenten wel iets gaande: een sluimerende onvrede met de traditionele kerkdienst. Er moet meer aandacht zijn voor de kinderen. Dat is sympathiek want wie kan iets tegen kinderen hebben? Een gesprekje met kinderen voor de preek kan verrassend zijn. Het probleem zit dan ook niet bij de kinderen maar bij de ouderen. Dr. Sam Janse legt de vinger op de zere plek (ND, 4 februari). Het (ingekorte) artikel spreekt voor zichzelf.
Voor alle duidelijkheid: ik heb niets tegen kindvriendelijkheid, integendeel, kinderen horen bij de kerk en mogen daar hun plek innemen. En gezelligheid mag er zijn als gezelligheid haar tijd maar kent. En leuk mag het in de kerk ook zijn, tenminste als het echt leuk is en de voorganger niet de cabaretier speelt zonder het te zijn. Dat kan vervelend worden en zelfs gênant. Kromme tenen. Ik was pas getuige van een kerkdienst waarin de leider van de kindernevendienst iets uitlegde aan de kinderen over het verhaal dat aan de orde was: de wonderbaarlijke visvangst uit het slot van het Johannesevangelie: ‘En toen (na het wonder) ging de Here Jezus gezellig met zijn discipelen eten, zoals wij dat ook met elkaar doen’. Gezellig rond het houtvuur. Daar kun je ook nog de ervaringen van het kampvuur bijhalen uit je tijd bij de scouting.
Het was niet gezellig. ‘Geen van de leerlingen durfde Hem te vragen wie Hij was, ze begrepen dat het de Heer was’, staat er in het evangelie. Niks durven zeggen omdat je de Heer ontmoet! Er heerst een beklemmende stilte in de kring. En als de Heer de stilte doorbreekt en drie keer aan Petrus vraagt: ‘Heb je mij lief?’ wordt Petrus bedroefd. Want het kraaien van de haan klinkt opnieuw in zijn oren en zijn geestelijk bankroet verschijnt hem voor ogen. En verderop in het verhaal spreekt Jezus over Petrus’ dood en hoe dat zal gebeuren. Lees het maar na.
Gezellig is dat allemaal niet. Wel nodig dat ook dit aan de orde komt in de kerk. Dat we het kraaien van de haan weer horen. Hij staat niet voor niks op de kerktoren. Waar Gods aanwezigheid wordt ervaren, schrikken mensen op. Rond Jezus’ geboorte en opstanding gaat het er ook niet gezellig aan toe, al suggereert òns kerstfeest dat wel. Daar verschijnt God op aarde. Daar vrezen de mensen ‘met grote vreze’. En zo, via de grote vreze, komen de herders tot de grote blijdschap, zegt Lucas.
Een kerk die vooral mikt op gezelligheid redt het niet. Bij de korfbal en de bridgeclub is het vast ook heel gezellig. Als de kerk daarmee moet concurreren verliest ze het. Voor een gezellige kerk kom ik mijn bed niet uit, want ik heb het thuis al reuzegezellig. De kerk moet vertellen dat God op deze aarde is gekomen in onze misère, in onze verloochening van de Heer, in ons bankroet. En dan hopen we dat mensen iets ervaren van Gods heiligheid, van Gods, zijn ‘andersheid’. Dat betekent grote vreze en dan ook grote blijdschap. (…) Een gezellige kerk verliest haar identiteit. Het is paradoxaal: een kerk die het ons makkelijk maakt heeft geen toekomst. Omdat we gemak overal kopen kunnen. Daar heb ik de kerk niet voor nodig. De toekomst van de kerk ligt in groepen, misschien ook wel groepjes, die bereid zijn het woord van de Heer te horen over zelfverloochening, kruis dragen en navolging. En dan achter Hem aan gaan.