De eenheid bevorderen
In het Oost-Friese stadje Emden, net over de Nederlandse grens, werd 450 jaar geleden de eerste nationale synode van de Nederlandse gereformeerde kerken gehouden. Het werd een bijzondere synode, die nog altijd geldt als het geboorteuur van de presbyteriaal-synodaal geordende kerk.
De synode vond plaats in een spannende tijd. De Nederlanden werden geregeerd door de Spaanse koning Filips II, die het protestantisme in zijn ‘Heilige Roomse Rijk’ probeerde te onderdrukken. Boekverbrandingen en terechtstellingen waren aan de orde van de dag, zeker nadat hertog Alva tot landvoogd was aangesteld. Het waren de beginjaren van een vrijheidsstrijd, die tachtig jaar zou gaan duren. Willem van Oranje was in 1568 de Nederlanden te hulp gekomen, maar had zich genoodzaakt gezien terug te keren naar de Dillenburg, in afwachting van betere kansen voor zijn troepen.
Vluchtelingen
Deze situatie leidde tot een grote vluchtelingenstroom van protestanten naar het buitenland. Wie niet in een Nederlandse gemeente ‘onder het kruis’ wilde blijven, zocht een veilig heenkomen in bijvoorbeeld Londen, Aken, Keulen, Frankenthal of Heidelberg, plaatsen waar de gereformeerde godsdienst werd toegestaan. Ook de noordelijk gelegen havenstad Emden was zo’n toevluchtsoord, waar vele protestanten uit Frankrijk, Nederland en Engeland werden opgenomen. Een gedenksteen aan de Groβe Kirche in Emden herinnert nog altijd aan deze periode. Rondom een afbeelding van een schip – beeld van de kerk – zijn deze woorden gebeiteld: Godts Kerck vervolgt verdreven heft Godt hyr trost gegeven.
Kerkelijk gezien ontstond er echter een ongeregelde situatie. Een deel van de gemeenten bevond zich in de Nederlanden, een deel daarbuiten. In de Zuidelijke Nederlanden stonden de Waalse en Vlaamse gemeenten onder invloed van het calvinistische Genève. In de Noordelijke Nederlanden was men echter sterk op de eigen onafhankelijkheid van de plaatselijke gemeenten gesteld. De vluchtelingenkerken in Duitsland en Engeland ontwikkelden zich weer anders. Voeg daarbij de nog bestaande onbekendheid met de geloofsleer en het is duidelijk waarom de roep om een brede kerkelijke vergadering opkwam.
Uitnodiging
Op 30 juni 1571 namen drie predikanten in Heidelberg het initiatief. Petrus Datheen, Jean Taffin en Petrus Colonius schreven een brief aan de Duitse, Nederlandse en Engelse gereformeerde gemeenten. Daarin deden zij de oproep om een gemeenschappelijke synode te organiseren. Zo konden de gemeenten gebouwd worden en de gaven die God onder de mensen had verspreid, elkaar versterken. De predikanten maakten ook duidelijk dat zij zich hiermee niet aanmatigend wilden opstellen, maar slechts een weg wilden tonen waarlangs ‘met vereende krachten en één van hart en zinnen’ een heilzame orde kon worden ontworpen. Zij voerden daarvoor bijbelse gronden aan als de verkiezing van Matthias en het apostelconvent. En had Christus niet beloofd in het midden te zijn van de twee of drie die in Zijn Naam bijeenkomen? Hoeveel te meer zou Hij dat dan niet doen waar vele gelovigen zouden bijeenkomen om te overleggen en te bidden? Zo zouden de zuivere leer en de eenheid van de kerken bevorderd kunnen worden.
Tien dagen
Op 4 oktober 1571 kwam de synode bijeen in een recent gebouwd pakhuis, dat ook als opslagplaats voor wapens diende. De benedenverdieping, plaats van samenkomst voor de Franstalige gemeente, mocht als vergaderruimte gebruikt worden. Over het verloop van de vergaderingen is maar weinig bekend. De Acta geven de genomen besluiten weer, maar bevatten geen notulen van de zittingen. Uit de ondertekening van de Acta valt op te maken dat er in elk geval 29 afgevaardigden aanwezig waren: 24 predikanten en 5 ouderlingen. Ook is duidelijk wie het moderamen vormden: Gaspar van der Heyden (1530-1586), predikant uit Frankenthal, werd preses; Jean Taffin (1529- 1602), predikant van de Franstalige vluchtelingengemeente in Heidelberg, werd assessor en Johannes Polyander (1535-1598), predikant van de Waalse gemeente in Emden, scriba.
De bijeenkomsten tussen 4 en 13 oktober leverden een resultaat van betekenis op. De Acta laten zien dat er deze tien dagen algemene besluiten werden genomen (Generalia, 53 artikelen) en antwoorden werden gegeven op vragen vanuit de gemeenten (Particularia, 25 artikelen). Ten slotte werd in 26 artikelen de gang van zaken op meerdere kerkelijke vergaderingen beschreven. Hier zien we de nieuwe orde van de Nederlandse gereformeerde kerken ontstaan: uitgaande van de plaatselijke gemeente met de eigen presbyters worden via afvaardiging de classis, de provinciale synode en de generale synode gevormd.
Geen hiërarchie
Voor een goed zicht op de Emdense kerkorde zijn met name het eerste en laatste artikel van belang. Artikel 1 maakt duidelijk dat deze orde niet hiërarchisch opgevat moet worden:
‘Gheen Kercke sal over een ander Kercke, gheen Dienaer des Woorts, gheen Ouderlinck, noch Diaken sal d’een over d’ander heerschappie voeren, maar een yeghelijck sal hen voor alle suspicien, ende aenlockinge om te heerschappen wachten.’
Men moet dus zelfs de schijn om te willen heersen vermijden. Met deze aansporing werd een duidelijk anti-hiërarchisch element in de structuur van de kerk ingebracht. Daarmee nam men definitief afstand van de rooms-katholieke, episcopale kerkstructuur. Zo wilde men echter ook recht doen aan het basisprincipe dat al in de uitnodigingsbrief stond: dat men één gemeenschap is onder de ene Heer Jezus Christus en er daarom tussen kerkelijke vergaderingen en tussen ambtsdragers geen rangorde bestaat, alleen een onderscheid in gaven.
Gemeenschappelijk akkoord
In het laatste, het 53e artikel komen we een even belangrijk beginsel tegen:
‘Deze Articulen, de Wetterlijcke ende behoorlijcke ordre der Kercken betreffende, zijn alsoo met ghemeyn accoort ghestelt, datse, soo de nutticheydt der Kercken vereyschet, verandert, vermeerdert, ende vermindert moghen ende behooren te worden.
Nochtans sal ’t gheen besondere Kercke vry staen sulcx te doen: maer alle Kercken sullen arbeyden dese te onderhouden, tot dat in een Synodale vergaderinghe anders besloten wort.’
Een kerkorde is geen onveranderlijke canon, het is wel een gemeenschappelijk gesloten akkoord. Een plaatselijke kerk moet daarin niet eigenmachtig veranderingen aanbrengen. Emden keert zich hiermee tegen een al te grote zelfstandigheid van de plaatselijke kerk.
De tussenliggende artikelen besteden aandacht aan regelingen voor onder andere doop en avondmaal, het huwelijk en de kerkelijke tucht. Enerzijds valt de soepelheid op in wat men de middelmatige dingen noemt. Of bij de doop nu een of drie keer water gebruikt wordt en of men het avondmaal nu lopend, staand of zittend wil vieren, staat de gemeenten vrij. Anderzijds is men helder over de grenzen van kerkelijke vrijheid: wanneer iemand van de zuivere leer afwijkt of in levenswandel zondigt, moet de regel gevolgd worden die Christus Zelf heeft verwoord in Mattheüs 18:15-17. Openbare zonden moet de kerkenraad meteen oppakken. Volhardt een zondaar in zijn zonde, dan moet hij van het avondmaal worden afgehouden. Artikel 31 verwoordt het doel van deze tucht: dat de zondaar tot nadenken gestemd zal worden en zich zal bekeren.
Grondslag
De synode was niet alleen bijeengeroepen om allerlei organisatorische regelingen te treffen. Ook de eenheid in de geloofsleer diende bevorderd te worden. Artikel 2 laat zien dat men in de Nederlandse Geloofsbelijdenis uit 1561 de schriftuurlijke en confessionele basis zag voor de kerken:
‘Om die eendrachtigheydt in de Leere tussen de Nederlandtsche Kercken te bewijsen, heeft het den Broederen goet ghedocht de belijdinghe des Gheloofs der Nederlandtsche Kercken te onderschrijven….’
De ondertekening van deze belijdenis werd voortaan voor predikanten verplicht gesteld. Wat het kerkelijk onderwijs betreft sprak men een duidelijke voorkeur uit voor de Heidelbergse Catechismus van 1563, maar ook andere vigerende leerboeken werden toegestaan, mits zij maar ‘den woorde Gods gelijckformigh’ waren. Daarmee is duidelijk wat de Emdense broeders zagen als het doel van een synode: om op basis van de Schrift en de gereformeerde belijdenis en in verbondenheid met elkaar de kerken als geheel te dienen, een richting te wijzen en te ondersteunen in hun moeiten. Menige bepaling om elkaar te helpen – ook financieel – en door correspondentie met elkaar in contact te blijven, legt hiervan getuigenis af.
Inmiddels zijn we 450 jaar verder en zijn de historische en kerkelijke omstandigheden ingrijpend veranderd. Emden leert ons echter ook vandaag nog dat gelovigen een eenheid vormen en behoren te vormen. Zij hebben de Heer van de kerk nodig maar ook elkaar, willen zij het in de stormen van de tijd uithouden. Dit zal alle eeuwen door zo blijven.