De gave van genezingen
Tijdens het laatste semester van hun opleiding verdiepen de studenten zich in een thema en schrijven daarover hun masterthesis. Daarna ‘verdwijnt’ hun werk doorgaans als digitaal bestand ergens in de bibliotheek.
Dit jaar overkwam het me dat een student een thema koos dat wel ergens in je hoofd zit, maar waar je (nog) geen tijd voor vindt of tijd voor genomen hebt om er onderzoek naar te doen. Zo’n thema is de theologie van de hoogleraar naar wie ons onderzoekscentrum genoemd is: dr. Cornelis Graafland.
Dozen
Zijn archief is ondergebracht in het Historisch Documentatie Centrum, dat zich bevindt in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit. Ik heb nog nooit in de dozen gekeken. Dit jaar was er echter een student die zich wilde verdiepen in de theologie van Graafland. Een halfjaar is ook zo weer voorbij. Vandaar dat het veld van onderzoek duidelijk moet worden afgebakend. In zijn geval ging de studie over de bijzondere gaven van de Geest, waartoe ook de gave van genezingen gerekend wordt.
Niet stoffig
In een van de dozen van het archief van Graafland wordt een preek over Handelingen 3:1-8 bewaard, over de genezing van de kreupele. Een lang citaat deze keer om te laten zien dat de gedachte dat een archief stoffig en muf zou zijn, absoluut misplaatst is. We ‘horen’ Graafland zich inspannen om deze genezing te peilen. Er is meer dan alleen geestelijk herstel, het gaat ook om het lichamelijke:
‘Ik heb dit gedeelte van het verhaal met diepe bewondering gelezen, gemeente. Diepe bewondering voor het geloof van Petrus en Johannes. Zij spraken namelijk niet alleen in de Naam van Jezus Christus, maar zij geloofden er zelf ook in. U zult zeggen: ja, maar dat spreekt toch vanzelf. Was ’t maar waar. Maar het is helaas maar al te vaak niet waar. En dan kijk ik niet naar anderen. Maar dan kijk ik naar mezelf. Als ik als predikant toch eens werkelijk zelf geloofde in wat ik in de Naam van Jezus aan de gemeente verkondig, geloofde dat dat ook gebeuren zal, gemeente, dan zouden er toch ook hier wonderen geschieden. Maar dat is ’t nu juist. Wij zéggen vaak wel: de Naam van Jezus Christus vermag alles. Maar geloven wij ’t nu ook? Gelooft u ’t? En geloof ik het? Kijk, vanuit die achtergrond heb ik dit gedeelte met, ja, wat moet ik zeggen, met jaloersheid gelezen. Want die discipelen geloven ’t wel. (…) Met dat hij ’t zegt, doet Petrus ’t. En dan gebeurt het ook: want terstond worden zijn voeten en enkels vast.’
Kinderlijk vertrouwen
‘Geweldig, vindt u niet? Ik weet wel dat ik hier op een gevoelig terrein kom. Ik denk aan Johannes Maasbach, die juist rondom Pinksteren met zijn Pinksterprotest weer van zich heeft doen horen. Dat is ook de man van de gebedsgenezing. Ik weet dat hij door velen veroordeeld wordt. Ik voor mij ben er een beetje voorzichtig mee. Bij al deze dingen moet ik vaak aan het woord van Jezus zelf denken: als Hij zegt: wie niet tegen Mij is, is voor Mij.
Maar waar ik wel heel zeker van ben is, dat ik jaloers ben op allen die met kinderlijk vertrouwen het wagen. Het werkelijk helemaal wagen met de Naam van Jezus Christus en die daar, nee weer niet “iets”, maar die daar “alles” van verwachten. Alles voor alle noden op alle terreinen van het leven. Niets, maar dan ook niets uitgezonderd.’
Met veel dank aan Gerco Guijt, voor zijn masterthesis Charismatisch gereformeerd. Een systematisch-theologisch gesprek tussen prof. dr. C. Graafland en de gereformeerde traditie over de bijzondere charismata.