Waar bent u naar op zoek?

De hemel scheurt open

ds. M. Maas
Door: ds. M. Maas
03-03-2022

De evangelist Markus leunt op de profeet Jesaja. Markus gebruikt Jesaja als leeswijzer om de boodschap van zijn Evangelie te verduidelijken. Zo wordt Jesaja 35 concreet: blinden gaan zien, kreupelen springen als een hert.

Het is opvallend dat elke evangelist zijn Evangelie op zijn eigen wijze vertelt. Ze vertellen geen andere dingen, maar vertellen de dingen anders, zoals je ook een lied op verschillende melodieën kunt zingen. We kunnen ons afvragen: Wat voor partituur hadden de evangelisten om een Evangelie te kunnen componeren? In ieder geval gebruikten de evangelisten, wat wij noemen, het Oude Testament, beter gezegd: de Tenach. De evangelisten zijn aan de hand daarvan gaan evangeliseren over Jezus. We kunnen ook zeggen: aan de hand van Mozes. In feite heeft Jezus heel Zijn weg afgelegd aan de hand van Mozes, met Mozes als leidraad.

Toegepaste Thora

Markus vertelt in zijn Evangelie over Jezus, maar doet dat aan de hand van de profeten. ‘Het is zoals er geschreven staat in de profeten.’ (Mark.1:2a) Dus Evangelie en profeet stemmen samen en vormen twee kanten van één geschiedenis. Het is opvallend hoe vaak Markus de profeet Jesaja aanhaalt. We mogen ook zeggen dat Jesaja een leeswijzer is bij Markus. Jesaja is dus een gids en aan de hand van Jesaja kunnen we Markus gaan begrijpen. Dat komt overigens niet in mindering op Mozes. De profeten hebben steeds weer teruggegrepen op de Thora, want profetie is toegepaste Thora.

Markus begint met Jesaja 40. Dat is veelbetekenend als we bedenken dat Jesaja het einde van de ballingschap mag aankondigen: ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen.’ (Jes.40:1a) Troost betekent daar bevrijding. Markus knoopt aan bij het troostboek van Jesaja. Want toen de evangelist zijn Evangelie schreef, was Jeruzalem in strijd verwikkeld met Rome. Die werd beslecht in het voordeel van de Romeinen. De Joden hadden alleen nog de Thora en voor de rest hadden ze niets meer. Alles lag in puin en het land zag eruit als een woestijn. Dan citeert Markus de profeet Jesaja (40:3): ‘De stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht.’ (Mark.1:3)

Ballingschap

Wat Jesaja profeteerde, ziet Markus in vervulling gaan, want Johannes de Doper is gekomen om voor de Heere Jezus de weg te bereiden. Met die profetenwoorden troost Markus de lezers van zijn Evangelie.

Wie denkt dat het over en uit is, ziet dat Jezus eraan komt. Met het oog op Hem wordt de weg gereedgemaakt. Dat Jesaja de leeswijzer is om Markus te verstaan, blijkt ook bij de doop van Jezus. Toen Hij uit het water opkwam, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Hem neerdalen (Mark.1:10). ‘De hemelen scheuren.’ Markus citeert opnieuw Jesaja. ‘Och, dat U de hemel zou openscheuren, dat U zou neerdalen.’ Deze tekst uit Jesaja staat in het kader van een heel lang ballingschapsgebed. Dat begint in hoofdstuk 63:7 en loopt door tot hoofdstuk 64:12. Dat is het gebed dat de hemel mag scheuren, opdat het gordijn mag opengaan en de verborgen wereld van God geopenbaard zal worden.

In de ballingschap werd juist gezegd: die hemelen zijn als een wolk, daar komt geen gebed doorheen. Maar niets is minder waar, want God laat van Zich horen als Zijn Zoon wordt gedoopt en aan Zijn missie als Messias begint. ‘Er kwam een stem uit de hemelen: U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!’ (Mark.1:11) Dat is een mengcitaat. Het eerste gedeelte komt uit Jesaja 42: ‘Zie, Mijn Knecht, (…) in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft.’ (vs.1) Dat is weer een ballingschapsgedeelte. Daar wordt de Knecht des Heeren aangesteld. Dat is de Messias. Jezus wordt tot Zoon verwekt bij de doop in de Jordaan en als het ware tot Zoon geroepen.

Om dat te onderstrepen haalt Markus een woord van Mozes aan: ‘Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt.’ (Gen.22:2) Ook citeert hij een psalmregel: ‘U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt.’ (Ps.2:7) Zo klinkt op dit cruciale ogenblik de stem van Mozes, de stem uit het psalmboek en de stem van de profeet.

Lichtstraal

Dan is er nog een hoofdstuk uit Jesaja dat een belangrijke rol speelt in het Evangelie van Markus: Jesaja 35. Dat is het laatste hoofdstuk voordat het licht uitgaat en het donker wordt voor Israël. Dan moeten ze, om eigen schuld, in ballingschap. Jesaja 35 heeft een strategische plaats te midden van al die profetieën. Het is tegelijk ook een heel ontroerend hoofdstuk, want in het donker valt er een lichtstraal van de hemel over Gods volk. ‘De woestijn en de dorre plaatsen zullen vrolijk zijn, de wildernis zal zich verheugen en in bloei staan.’ (Jes.35:1) Markus heeft het in het begin van zijn Evangelie ook over de woestijn waar iets bijzonders gaat gebeuren, waar Jesaja al over heeft geprofeteerd. ‘Zij zal welig in bloei staan en zich verheugen, ja, zij zal zich verheugen en juichen. De luister van de Libanon is haar gegeven, de glorie van de Karmel en de Saron. Ze zullen zien de heerlijkheid van de Heere, de glorie van onze God.’ (Jes.35:2)

Jesaja 35 is slechts tien verzen lang, maar het is een jubelzang, die nota bene wordt gezongen op de drempel van de ballingschap. In Jesaja 36 wordt het al donker. In Jesaja 39 gaat het licht uit en gaat het volk in ballingschap. Echter, in die barre tijden klinkt daaroverheen nog de stem uit hoofdstuk 35: ‘Zeg tegen onbedachtzamen van hart: Wees sterk, wees niet bevreesd! Zie, uw God!’ (Jes.35:4a)

Jesaja 35 concreet

Uitgerekend in die woestijn, in die omstandigheden gaat God spreken. Dat is heel vertroostend. God laat Zijn woorden vaak klinken op momenten dat we niets meer verwachten. Juist dan schrijft God in het donker met lichtende woorden die doen hopen op de Heere. Dat heeft Markus allemaal in zijn hoofd en hart gehad toen hij de eerste woorden van zijn Evangelie ging schrijven. Daar troost hij zijn lezers mee en hij laat in zijn Evangelie horen dat alle beloften van Jesaja 35 worden vervuld. Jesaja schrijft: ‘Dan zullen de ogen van de blinden worden opengedaan, de oren van de doven zullen worden geopend. Dan zal de kreupele springen als een hert, de tong van de stomme zal juichen. Want in de woestijn zullen wateren zich een weg banen en beken in de wildernis. Het dorre land zal tot een waterpoel worden, het dorstige land tot waterbronnen; op de woonplaats van jakhalzen, waar hun rustplaats was, zal gras zijn, met riet en biezen.’ (Jes.35:5-7)

Blinden, doven, lammen en stommen – dat is bij elkaar nu juist allemaal te vinden in het Evangelie van Markus. Ga maar na: Markus 2 een lamme, Markus 7 een doofstomme, Markus 8 en 10 een blinde. Uitgerekend in de tijd waarin Rome het voor het zeggen heeft, worden blinde ogen geopend, gaan doven horen, kunnen lammen lopen en gaan stommen spreken.

Bij Markus gaat Jesaja 35 dus concreet gebeuren. Jesaja 35 eindigt met een terugkeer, terwijl de ballingschap nog moet komen. Met gejubel in Sion en vreugde, die eeuwig duurt, op hun hoofd. ‘Want wie door de Heere zijn vrijgekocht, zullen terugkeren; zij zullen Sion binnenkomen met gejuich. Eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn, vreugde en blijdschap zullen zij verkrijgen, verdriet en gezucht zullen wegvluchten.’ (Jes.35:10)

Markus eindigt zijn Evangelie met de verkondiging dat er één graf leeg is: het graf van de Heere Jezus. Dat is de hoop die de Heere geeft aan allen die om eigen schuld de ballingschap in moesten, maar door de Heere zullen worden teruggehaald naar het land dat vloeit van melk en honing.

ds. M. Maas
ds. M. Maas