Waar bent u naar op zoek?

blog

Wat Paulus ervoor over had, ‘om enigen te behouden’

De kerk pioniert

13-06-2016

Pionieren en pioniersplekken – het zijn woorden die tamelijk recent hun intrede in het kerkelijk spraakgebruik gedaan hebben. In de Protestantse Kerk is het een niet meer weg te denken onderdeel van het werk geworden.

Hoewel, is pionieren echt nieuw? Niet volgens het boekje Per missie. Pionieren rond de kerk, een uitgave in de Toer Reeks, bedoeld voor de toerusting van de gemeenten. Daarin schrijft gemeenteadviseur Nadine van Hierden dat pionieren oude papieren heeft: ‘Het bijbelboek Handelingen zou je kunnen lezen als een verslag van pioniers die onderweg gingen om mensen bekend te maken met het evangelie.’

Gelukkig is haar formulering heel open: ‘zou je kunnen lezen’. Immers, als we zoeken naar een onderbouwing uit de Bijbel van keuzen die de kerk vandaag maakt, moeten we Paulus niet te snel als pionier kwalificeren. Daartoe richten we ons op de doorgaande lijn in Gods Woord. De roeping om het Evangelie uit te dragen, die hoort daar zeker bij. Omdat de liefde van Christus ons dringt.

Hoop

Tijdens de synodevergadering van april deelde de directeur van de dienstenorganisatie van de kerk, Haaije Feenstra, mee dat de kerk een miljoen euro in de pioniersplekken investeert. Dat is een bewuste en veelzeggende keus, in een tijd van neergang en ontslag van gemeenteadviseurs.

In het missionaire magazine Bries zegt dr. A.J. Plaisier dat de kerk pioniert ‘in de speelruimte van de hoop’. Hoop is in het christelijk geloof nauw verbonden met de opstanding van Christus. Zo ook in de woorden van onze inmiddels oud-scriba, die het waagstuk van het pionieren plaatste ‘in het geloof in opstanding. Dat er nieuw land ontdekt zal worden. Dat er niet alleen een ijzeren wet van het verleden of de last van het heden is, maar ook de mogelijkheid van de toekomst.’

Gebed

Het kan zijn dat een meelevend gemeentelid in Onstwedde of Sommelsdijk nog nooit van pioniersplekken binnen de kerk gehoord heeft. En tegelijk beantwoordt de Amsterdamse ouderling Anna Verbeek in het laatste nummer van Kerkinformatie als volgt de vraag wat de grootste uitdaging van de synode in deze tijd is: ‘Het aanmoedigen van nieuwe vormen van kerk-zijn – al die pioniersplekken met hun energie, creativiteit en geloof geven nieuw elan, hoop en plezier.’ Wat gebeurt er als er naast de verscheidenheid in de verkondiging ook meer diversiteit in de vorm van het kerk-zijn groeit, en we dat van elkaar nauwelijks weten?

Wie ter wille van het behoud van de ander zoekt naar raakvlakken van het Evangelie met de vragen van deze tijd, moet nadenken over de relatie tussen klassieke en nieuwere vormen, tussen een moedergemeente en ‘dochters’. Paulus besefte een ‘thuisfrontcommissie’ nodig te hebben, toen hij de gemeente in Thessalonica vroeg voor hem te bidden, opdat het Woord van de Heere zijn loop hebben mocht. Dat meelevende gebed met het werk van pioniers houdt ons innerlijk betrokken. Wie in het pionierswerk een taak heeft, moet zich gedragen weten vanuit een ‘klassieke gemeente’. Als jouw gaven niet liggen in de arbeid op de grens van kerk en samenleving, kun je biddend meeleven.

Kwetsbaar

Zorgvuldigheid in ons spreken is daarbij zeker nodig, samen met het besef van de diverse contexten binnen de kerk, opdat we in ons beleid ermee rekenen dat de kerk in Zutphen niet te vergelijken is met de kerk in Gouda, dat de classis Woerden sterk verschilt van de classis Edam-Zaandam. En tegelijk, waar wordt niet ervaren dat in de overdracht van het Evangelie de christelijke gemeente kwetsbaar is? Stellige uitspraken als ‘De oude vormen spreken niet meer aan’, zoals een van de redacteuren (ds. R. van der Rijst) in het boekje Per missie schrijft, bevredigen niet, omdat ze op honderden plaatsen niet waar zijn.

Om Joden te winnen

Wie zoekt naar een motief om zich ter wille van het Evangelie aan de ander aan te passen, komt in 1 Korinthe 9 terecht. Niet alleen in het boek Handelingen, ook in de brieven aan de gemeenten maakt Paulus duidelijk dat hij er veel voor over heeft om mensen te behouden. ‘En ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen.’ (1 Kor. 9:20) Laten we met deze tekst niet te snel klaar zijn, als we zoeken naar de actuele betekenis voor de christenheid. Is het, na Pinksteren, niet een bijbeltekst om in de prediking aan de orde te stellen?

Niet alleen op de Joden richt Paulus zich, ook aan de zwakken in het geloof, aan degenen die onder de wet en die zonder de wet zijn heeft hij een boodschap. ‘Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden.’ Dit ‘pionieren’ staat ingekaderd in de verkondiging van het Evangelie.

Zelf verwerpelijk?

En, Paulus verwoordt dat alleen zó – de ander opzoekend in zijn werkelijkheid – hijzelf behouden kan worden. ‘Dit doe ik ter wille van het evangelie, opdat ik daarvan ook zelf deelgenoot zou worden.’ Anderen gepredikt en zelf verwerpelijk te zijn – het is voor de apostel geen theoretische kwestie, zodat zijn inspanning in de loopbaan ertoe doet. Het is een spiegel voor pioniers, voor mensen ook die op andere plaatsen in de kerk dienen.

***

Eind 2016 wil de Protestantse Kerk er honderd hebben, vernieuwende gestalten van de kerk, waarin aansluiting gevonden is bij de cultuur, gericht op hem of haar buiten de kerk. Zoals bij elke vernieuwing in de kerk vraagt hier de relatie tussen inhoud en vorm aandacht. De diversiteit binnen de Protestantse Kerk komt ook in de pioniersplekken aan het licht. Is voor de een het gezag van de Bijbel vanzelfsprekend, de ander meent dat een te sterke focus op Jezus Christus de kloof tussen de kerk en de wereld slechts vergroot. Sake Stoppels sprak als onderzoeker van de Vrije Universiteit in dit verband van een ‘kruiwagen met enorm veel kikkers’. Zit hier niet het aandachtspunt ten aanzien van onze investeringen in pionieren, in het ontbreken van een eenduidige boodschap?

Houding

In deze realiteit mogen de kerk, die een enorm bedrag investeert, en de pioniers, die offers brengen, elkaar in het delen van ervaringen en het zoeken van een richting van dienst zijn. Allereerst is dat in het innemen van een goede houding. Nynke Dijkstra schrijft in Per missie dat het in het missionaire werk ‘om iets diepers gaat dan om kleine aanpassingen, namelijk om een houding’. Deze uitnodigende houding komt voort uit oprechte interesse in de ander, in het luisteren naar zijn levensverhaal. Deze houding is een gevolg van het willen delen van de rijkdom van het Evangelie.

In de huidige bezinning in de kerk spreken we uit dat ‘waar het Woord is, ook een weg is’. Juist waar de Protestantse Kerk én tal van lokale gemeenten investeren in pionieren – soms de meest ervaren predikanten hiervoor vrijstellen –, mogen we zeggen dat ‘waar het Woord is, de kerk is’. Zal dat niet leidend zijn in het uitgaan naar de straten en de stegen van de stad, om (in geestelijke zin) armen, blinden, verminkten, kreupelen binnen te brengen (Luk. 14:21), om de landwegen en heggen langs te lopen? Opdat het huis van God vol worde.

Heilige Geest

Als de kerk in haar grondslag verwoordt dat het Woord van God de bron en norm is van haar spreken en handelen, dan raakt dit het werk van alle pioniers. Laten we eerlijk zijn, voor zingeving en debat kunnen we ook terecht in de Rode Hoed, of op tal van andere plaatsen. Wie de kerk blijft zien als de plaats waar Christus met zondaars samenwoont, ervaart ruimte in de ontmoeting met de ander.

Als ik lees dat er bij pioniers zelf veel onzekerheid is (‘Kun je het avondmaal vieren met pizza en Red Bull?’ is er een voorbeeld van), hebben we elkaar nodig in het gesprek over de inhoud van het pionierswerk. Daarbij duwen we de vraag niet weg die Graham Cray stelde, de Engelse bisschop die aan de wieg stond van een niet-kerkse benadering van missionair kerk-zijn: ‘wie zijn de mensen die de kerk nooit bereikt als ze niet verandert?’ Geloven we met Cray dat de Heilige Geest werkzaam is in de missionaire voorhoede van de kerk, én bidden wij – pioniers en klassieke gemeenten – daarom?

P.J. Vergunst