column
De kever
Voorzichtig spiedt hij naar de overkant. Die is ver weg, maar hij denkt niet na over de tijd die het hem zal kosten om er te komen. Hij gaat gewoon. Wie weet, kent hij de gevaren niet eens die op zijn pad zullen komen.
Dapper zet hij de eerste stapjes op de eindelijk wat droge grond onder zijn pootjes. Een lichtstraal door de bomen laat zijn huid glimmend oplichten. Niemand die het ziet. Bijna niemand. Het kopje is parmantig geheven, alsof hij plezier heeft en vol goede moed zijn tocht loopt. Af en toe verspert een takje zijn weg, waarop hij met hetzelfde plezier een omweggetje neemt.
Tot opeens een meneer in een blauw wielrenpakje de bocht om komt scheuren. Nog even in de schaduw, maar dan bereikt ook hij de zonnestraal. Er is niets meer te zien van het parmantige kopje en de dappere pootjes. Alleen nog maar een zwart bolletje. Dan is het grote snijdende wiel voorbij, het scheelde toch nog 30 centimeter. Het zwarte bolletje blijft een zwart bolletje.
Net als hij genoeg vertrouwen voor de rest van zijn reis heeft verzameld, komt de volgende onderbreking al snel aanwandelen. Vier grote zwarte poten worden om de beurt stevig op de grond gezet. Recht op ‘mijn’ kever af. Ik durf bijna niet te kijken. Tussen mijn vingers door zie ik de poten een voor een over de kever gaan. Erachter, ervoor, erachter, ervoor en toen was ’ie er helemaal overheen. Geen verwondingen en nog helemaal in leven. Nog één keer gaan er rakelings twee fietsbanden langs het in zijn schild gekropen kevertje. Dan heeft hij de overkant eindelijk bereikt.
Hoe het verder met hem afgelopen is, weet ik niet. Als ik op de fiets stap denk ik: Ik wou dat ik zo’n schild had. Je schuilplaats is altijd bij de hand. Zodra je moeilijkheden bespeurt, hoef je er alleen maar in te kruipen. En degene die je wil opeten, denkt dat hij een kiezelsteen ziet.
Maar wacht eens, eigenlijk hébben wij ook een schild. Een schild gevormd door de armen van onze Vader om ons heen. Het mooiste en beste daarvan is dat we in die schuilplaats niet bereikbaar zijn voor onze grootste vijand. Want zelfs satan weet dat wie in die schuilplaats is, voor hem onbereikbaar is.
Martine de Wit