De laatste dingen
Het eschatologische perspectief in Paulus’ theologie beperkt zich niet tot de opstanding der doden. Het is een totaalbegrip van de geschiedenis, van haar oorsprong en haar einde, met het oog op het herstel van alle dingen.
In Athene had Paulus de opgestane Christus verkondigd, zonder Zijn naam te noemen: een Man, aangesteld door God om de aarde rechtvaardig te oordelen, en daartoe uit de doden opgewekt (Hand. 17:31). In Korinthe echter concentreerde hij zijn boodschap op de gekruisigde Christus, waarvoor hij belangstelling had gewekt bij vooral de onderklasse van de stad, die geraakt zal zijn door de geschiedenis van de Zoon van God, die arm geworden was om armen rijk te maken (2 Kor.8:9). Was het misschien door deze wat eenzijdige nadruk op de gekruisigde Christus dat er in de gemeente geen duidelijk beeld was ontstaan van de opstanding? Is dat de reden dat de apostel gedwongen was in een lang hoofdstuk aan het eind van zijn brief nadrukkelijk de opstanding uit de doden aan het eind der tijden voor de gelovigen te bevestigen?
In het midden
De betekenis van het kruis als teken van de offerdood van Christus wordt in de eerste Korinthebrief wel beleden, maar deze betekenis wordt niet uitgewerkt. Het kruis in de brief is vooral het teken van de eeuwige, verborgen en paradoxale wijsheid van God: de kracht van God tot behoud van ieder die Hem herkent in het kruis, en tegelijk het oordeel over diegenen die het in hun vermeende wijsheid minachten (1 Kor.1:18). Op deze wijze is het kruis van beslissende betekenis voor gelovigen en ongelovigen. Het is van eschatologische betekenis (zie kader), omdat het het gericht van God voert, niet aan het einde, maar in het midden van de geschiedenis.
Het kruis als het gericht van God in het midden van de geschiedenis neemt niet de verwachting van het einde weg. Dit einde is in het Oude Testament de Dag des Heeren, de dag van gericht en verlossing, een dag bekleed met de attributen van God. In de eerste Korinthebrief is het de Dag van onze Heere Jezus Christus, de openbaring van Jezus Christus. Een dag waarnaar uitgezien wordt. Dit uitzien is een eschatologische levenshouding en ervaring, die bevestigd worden door de trouw van God (1 Kor.1:4-9). De instructies betreffende het heilig avondmaal in 1 Korinthe 11:20-34 verwijzen ook naar het dubbele eschatologische perspectief dat we aangewezen hebben. Het is de verkondiging van de dood des Heeren, tot die dag, in de verwachting van Christus’ wederkomst (1 Kor.11:26).
De opstanding van de doden
De opstanding van de Heere Jezus is deel van beide eschatologische perspectieven. Ze behoort tot de kruisgeschiedenis, maar haar effect wordt zichtbaar aan het einde der tijden, op de Dag van Jezus Christus, bij Zijn komst (1 Kor.15:23). Het lijkt dat de twijfel in de gemeente aangaande de opstanding niet zozeer de opstanding van Christus Zelf geldt, maar wel de opstanding der doden aan het einde der tijden (1 Kor.15:12). Evenwel voert Paulus, vanwege het dwingende oorzakelijke verband tussen beide, een aantal getuigen van de opstanding van Christus op, onder wie hijzelf (1 Kor.15:1-11). Wie opstanding aan het einde der tijden ontkent, omdat er geen opstanding is, moet ook de opstanding van Christus ontkennen. Deze gedachte verontrust de apostel. Hij heeft de verwoestende geestelijke en morele gevolgen ervan al gezien (1 Kor.6:12-20; 15:32-34). In de derde alinea van 1 Korinthe 15 vergelijkt Paulus het dode lichaam met het zaaigraan (vs.42-44) en dwingt hij de lezers te aanvaarden dat het bestaan van een natuurlijk lichaam het bestaan van een geestelijk lichaam noodzakelijk maakt (vs.46-49). In de eschatologische orde gaat het natuurlijke vooraf aan het geestelijke. Geeft hij toe aan een bepaalde vorm van dualistisch denken, door een verdeling van de werkelijkheid in twee categorieën, geestelijk en vleselijk, natuurlijk en aards? Toch niet, want wat Paulus leert, is de mogelijkheid van een overgang, die het dualisme niet toelaat. Net zoals hijzelf en alle gelovigen aan wie hij schrijft, het beeld van het aardse dragen en hebben gedragen, hopen zij het beeld van het hemelse te dragen (vs.49). Bovendien wordt het onderscheid dat Paulus maakt, niet bepaald door de schepping, maar door de relatie die de mens met God heeft. De relatie die door de zonde wordt verbroken, heet in de taal van Paulus natuurlijk, verdorven, onteerd, zwak, aards en sterfelijk. De herstelde relatie zal zijn geestelijk, onbedorven, krachtig, hemels, onsterfelijk (vs.42-44).
Eschatologie en tucht
De opstanding is dus tegelijk de eschatologische overwinning van Christus op de dood in de kruisgeschiedenis, én de mededeling van deze overwinning aan de gelovigen aan het einde der tijden (1 Kor.15: 26,57). Beide perspectieven vermengen zich in de paulinische brieven (zie bijvoorbeeld Kol.3:1-17). Dat is ook het geval in de eerste Korinthebrief, met name in de apostolische vermaningen.
De gelovigen zijn de heiligen, niet vanwege hun huidige morele en geestelijke zuiverheid, die zeer twijfelachtig is, maar in eschatologische zin (1 Kor.1:2; 3:17; 6:1,2,11; 14:33; 16:1,15). Daardoor zijn ze ook nu reeds tempel van de Heilige Geest, en hun lichaamsdelen leden van Christus (1 Kor.6:15,19).
Evenwel, juist vanwege dit eschatologische perspectief behoren ze het huidige natuurlijke, lichamelijke leven, zuiver te houden (1 Kor.10:1-14). Wie deze aandrang negeert, wordt gewaarschuwd dat onrechtvaardigen, in dit geval verstokte zondaars, het Koninkrijk van God niet zullen beërven (1 Kor.6:9-10). Een Koninkrijk dat niet bestaat uit slappe woorden, maar dat met kracht gehandhaafd wordt (1 Kor.4:20). De hoogste tucht in de gemeente is de afsnijding. Zij is in de eerste Korinthebrief de overgave van een gemeentelid aan satan, in de hoop dat door de tucht, misschien mede door tegenslagen als ziekte, lijden en dood, zijn ziel behouden zal zijn op de oordeelsdag (1 Kor.5:5).
Ascetische levenshouding
Het uiterlijk van de wereld gaat voorbij (1 Kor.7:31). De gemeente is het volk, waarover het einde der eeuwen gekomen is (1 Kor.10:11). Het eschatologische perspectief dwingt tot het stellen van prioriteiten. Met het oog op de beperkte tijd die Paulus verwacht tot de oordeelsdag en de al bestaande en de aanstaande nood, moet de gemeente zich niet te zeer hechten aan het huidige leven (1 Kor.7:29). Hij maant tot een zekere ascetische, bijna stoïsche levenshouding (1 Kor.10: 24; 7:29-31), en zelfs tot de ongehuwde staat (1 Kor.7: 26). De gemeente wordt gewaarschuwd door de ervaringen van Israël in de woestijn, die als eschatologische ervaringen beschreven worden (1 Kor.10:6,11). Met het oog op de oordeelsdag maant Paulus de gemeente in geval van onderlinge conflicten niet naar de wereldlijke rechter te gaan, maar het oordeel aan de gemeente over te laten. Ook is zijn raad om mensen met de geringste status de opdracht te geven een zaak uit te zoeken en te beslechten – een
Eschatologie
Eschatologie is de leer van de laatste dingen. Deze verwijst naar de eindtijd of het einde der tijden, dat begint met de wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel. De doden zullen opstaan en alle mensen zullen erkennen dat Christus Heere is. radicalisering van zijn visie op rijk en arm, wijsheid en dwaasheid in de gemeente van 1 Korinthe 1:18- 31. De achterliggende gedachte is dat de heiligen de wereld zullen oordelen. Dat is een gedachte uit de Joodse apocalyptiek, die ook door de Heere Jezus verwoord wordt in Mattheüs 19:28.
Eschatologisch bouwwerk
De apostolische bediening, met alle ontberingen, is voor Paulus een eschatologische ervaring. Hij is gedwongen tot deelname aan een schouwspel, zoals het uitschot van de samenleving in de steden, dat gedwongen werd in de arena’s met elkaar of met de wilde dieren te vechten. De toeschouwers zijn niet alleen de machtigen van de wereld en de mensen, maar ook de engelen van God (1 Kor.4:9). Hij maant de gemeente – geneigd tot het uitspreken van meningen en waardeoordelen, ook over het werk van de apostel zelf – tot het opschorten van het eigen oordeel. Dat moeten ze overlaten aan de Heere, die al het verborgene openbaar zal maken, ook alle persoonlijke overwegingen (1 Kor.4:1-5). De waarde van de bijdrage van iedere werker in het Evangelie zal bepaald worden op de Dag van Jezus Christus, wanneer ze beproefd zal worden door het vuur van het oordeel. Wiens werk stand zal houden, zal zijn loon ontvangen, wiens werk verbrand zal worden omdat het geen waarde heeft, zal dus schade lijden, ook al zal hij zelf – als gelovige – mogen hopen op redding (1 Kor.3:10-15).
Eschatologie van de liefde
We onderscheiden in de eerste Korinthebrief twee vormen van eschatologie. De eschatologie van het kruis in het midden van de geschiedenis en de verwachting van de Dag van Jezus Christus aan het einde der tijden. De eerste geeft aan het kruis beslissende betekenis, als gericht van God in de geschiedenis, de tweede ziet het leven en de geschiedenis in het perspectief van de opstanding.
We sluiten af met het aanwijzen van een derde eschatologisch perspectief, dat uniek is in het Nieuwe Testament: de eschatologie van de liefde. In het Lied van de liefde geeft Paulus blijvende geldigheid aan de liefde. Zij is een altijd geldige gave, een blijvend motief en een blijvende kracht. In de eschatologische transformatie, wanneer het sterfelijke onsterfelijkheid aandoet en het verderfelijke onverderfelijkheid, zullen de gaven, werkingen en bedieningen van de Geest, waardoor de gemeenteleden nu elkaar wederzijds dienen, afgedaan hebben. De liefde zal echter blijven. Het geloof zal bevestigd zijn, de hoop vervuld en de liefde zal alles in allen vervullen (1 Kor.13:8,13; 15:4). Reeds eerder herkenden we het kruis van Christus in het liefdeslied van 1 Korinthe 13. Maranatha!