Waar bent u naar op zoek?

blog

Biddend onderzoeken wat de kerk is en belijdt (1)

De leer handhaven

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
Geloofsleer
04-10-2022

Hervormd kerkelijk denken richt zich op de roeping van gereformeerde belijders binnen de Protestantse Kerk. Voor het verstaan van die roeping helpt de kerkgeschiedenis ons.

Het is goed om te luisteren naar een stem uit de kerkgeschiedenis, die ons bepaalt bij onze roeping vandaag. Het is de stem van ds. Jan Wouter Felix (1824-1892), wiens levensjaren laten zien dat hij bewust de Doleantie meemaakte. De weg van Abraham Kuyper wees hij af, evenals de gang van de afgescheidenen. In 1892 schreef hij in De Gereformeerde Kerk de volgende woorden:

‘Om te zeggen: de kerk is of wordt hersteld, moet men goed weten hoe en wat de kerk was vóór zij ziek werd. Om te kunnen zeggen: ik ben orthodox (dat is, in onze kerk: rechtens gereformeerd), moet men weten wat de gereformeerde kerk in haar wezen, haar belijdenis en praktijk is. En om dat te weten, moet het ernstig, voortdurend onderzocht worden. Maar dat doet men niet, daarin heeft men geen zin. De Drie Formulieren van Enigheid te ondertekenen, aan te dringen op de handhaving van de kerkleer: dat willen duizenden heel graag. Dat is ook nogal gemakkelijk, het kost geen inspanning. Maar naarstig, biddend onderzoeken wat de kerk is en belijdt en te betrachten heeft, dat is niet zo gemakkelijk als napraten. Op dit gebied heerst er in onze kerk sinds lang een bijna algemene werkstaking, en de gevolgen daarvan zijn nog treuriger dan de meeste werkstakingen op sociaal terrein in onze tijd, want de nawerking duurt langer en de genezing van dit kwaad is moeilijker.’

Een wat langer citaat dat ons direct ons thema intrekt: hervormd kerkelijk denken. Ik verbind dit met de missie van de Gereformeerde Bond. Waarvoor is onze vereniging er? Voor één ding vooral, zo is wel gezegd: ‘om levend te houden wat de kerk is’. Ten dienste van de kerk is de Gereformeerde Bond opgericht in 1906 en zijn missie luidt 116 jaar later: ‘Bevorderen dat de Protestantse Kerk in Nederland zich gebonden weet aan de gereformeerde belijdenis’ – dat is niet anders verwoord dan in het citaat van ds. Felix: ‘aandringen op handhaving van de kerkleer’.

Zandvoort en ‘Petrus’

Onbegonnen werk? Een onmogelijke opdracht? Ja, als we niet meer doen dan kijken naar de omstandigheden. Zomaar twee signalen:

– Op de eerste zondag van september wordt in Zandvoort de Formule-1 race gereden. Als je de naam ‘Max Verstappen’ noemt, weet iedereen waarover het gaat. Het Nederlands Dagblad tekende aan de vooravond woorden op van de Zandvoortse dominee John Vrijhof: ‘We leven in een beroerde tijd en hebben een soort uitlaatklep nodig om vol moed verder te kunnen. Het is bovendien een soort bijbelse opdracht: vier uw feesten.’ Het ontheiligen van de zondag, de aantasting van het milieu, de verering van sporters – en ds. Vrijhof spreekt over vieren van feesten én vertelt ook dat de levensverwachting van de protestantse gemeente in Zandvoort nog tien jaar is. Hoe wordt (in de woorden van Felix) hier de kerk hersteld? Hoe weet men wat de kerk is?

– In dezelfde week las ik op de site van het protestantse magazine Petrus een gebed van ds. Marloes Meijer, een gebed bij de start van het kerkelijk jaar:

Aan het begin van dit kerkelijk jaar, bidden we:

om zomerse zielezin

en kriebelend verlangen,

om krullerige vrolijkheid

en blijdschap in de buik,

om reikhalzend verlangen

en uitzien op de punten van de tenen,

om hunkerende hoop 

in dit komende jaar.

Amen

Waar gaat dit over? Over niets – en het raakt je als de kerk je lief is. Wie durft deze woorden in een kerkelijk blad te publiceren?

Friese Réveil

We luisteren in deze context naar de stem van ds. Jan Wouter Felix. Toen onze synode op 2 juli jl. enkele benoemingen deed voor het vak Kerkgeschiedenis, zei de rector van de Protestantse Theologische Universiteit, prof. Maarten Wisse, dat ‘onze studenten en dus aanstaande predikanten niet alleen iets moeten weten van de kerkgeschiedenis, maar dat ze die kennis ook in moeten kunnen zetten voor vragen van vandaag’.

Felix’ eerste en derde gemeente waren Friese dorpsgemeenten, waar hij de sfeer van het Friese Réveil inademde, in welk klimaat ook de ouders van de bekende theoloog dr. Oepke Noordmans leefden. Prachtig (en hopelijk voor onze tijd niet gedateerd) vind ik de typering van Noordmans zelf van dit geestelijke klimaat met de woorden ernst, eenvoud en ascese. In zijn eigen tijd zag Noordmans al dat dit leven teloorging, doordat het fundament van ernst, eenvoud en ascese verbrokkelde, omdat de bijbellezing, het gebed, het gezamenlijk zingen van de Psalmen meer en meer ontbreken gingen en de kritische reserve tegenover de wereld afnam.

Vrienden der Waarheid

In 1854 richtte ds. Felix, over wie dr. Bart Jan Spruyt recent een boeiende biografie schreef, een provinciale Friese afdeling op van de ‘Vereniging van Vrienden der Waarheid’, waarvan de naam van de landelijke vereniging in 1866 ging klinkenNederlandsche Vereeniging van Vrienden der Waarheid tot handhaving van de leer en de rechten der Gereformeerde Kerk’. Het is niet zo moeilijk te bedenken dat hier een verband ligt met de naam van De Waarheidsvriend.

Die vereniging deed 150 jaar geleden niet zoveel anders dan wat de Gereformeerde Bond vandaag doet en beoogt, al is de context van de kerk in anderhalve eeuw zó anders geworden: ‘Men probeerde het gestelde doel te bereiken door het houden van bidstonden, het benoemen en plaatsen van evangelisten en het verlenen van (financiële) steun bij de opleiding van predikanten.’ Binnen een jaar na 1854 kende de Friese vereniging vijftig plaatselijke afdelingen, werd onder de naam ‘De Zaak des Heeren’ een studiefonds opgericht, waarbij het adagium was ‘Geef ons geld, wij zullen bekwame jongelieden tot predikant opleiden’.

Felix begon als achttienjarige theologisch student aan de Leidse universiteit. ‘Van mijn vroegste jeugd al, vooral sinds de Heere mijn hart opende voor Wet en Evangelie, gevoelde ik uitsluitend de roeping om Zijn heilig Woord te verkondigen.’ Twee jaar later lukte het de minister van Eredienst niet om dr. H.F. Kohlbrugge er benoemd te krijgen op de leerstoel voor Oosterse talen, wat maakte dat zijn docenten tot het modernisme behoorden. Felix schreef over Leiden als ‘deze Hoogeschool waar de Jehovah Jesus onzer belijdenis een ergernis en dwaasheid is geworden, waar Hij als Borg van verloren zondaren letterlijk wordt bespot, waar Hij gepredikt wordt als de Zoon van Josef en Maria…’ Ook toen al was de universiteit een oefenschool voor het innemen van je plaats in de kerk.

Belijdenisgeschriften

Als predikant in Friesland nam ds. Felix het initiatief om het gevecht voor de belijdenis in de Hervormde Kerk aan te gaan. Het was de Friese Vereniging van Vrienden der Waarheid die niet alleen bidstonden voor de kerk belegde en rechtzinnige studenten theologie steunde, ze ageerde ook tegen het beroepen van moderne predikanten. Vandaag stelt dit zeker voor de vraag wie de kerk in confessioneel opzicht toelaat tot het ambt, op welke wijze ze haar eigen grondslag serieus neemt.

Uitgesproken werd dat óf de leugen de kerk vernietigt, óf de waarheid zal de leugen uitdrijven en de kerk doen ontwaken. Felix sloot zich sterk aan bij het boekje van Groen van Prinsterer Het recht der hervormde gezindheid, dat op weg naar de vorming van de Protestantse Kerk in de kring van de Gereformeerde Bond van onder het stof vandaan gehaald is. Hierin stelt Groen dat de leer van de kerk in haar belijdenisgeschriften vastgelegd is. Die leer van de Catechismus, van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en van de Leerregels van Dordt moet overal gepreekt en de kinderen van de gemeente moeten erin onderwezen worden. Ik citeer: ‘Leraren en hoogleraren zijn dienaren van de kerk en moeten deze leer handhaven, of anders de kerk verlaten.’ En dan lees ik woorden die ik herken voor de Gereformeerde Bond vandaag: ‘Zij wil niet steunen op het getal van haar leden, ze stelt zich weinig voor van haar eigen werkzaamheden, maar wil slechts getrouw zijn in haar roeping om te waken en lijdzaam de uitkomst van des Heeren handelingen af te wachten.’

Waar over de hervormde synode gezegd werd dat ze de indruk wekt dat de heerlijkheid en vrijheid van onze kerk erin bestaat dat zij eigenlijk niets bepaalds meer gelooft, belijdt Jan Wouter Felix in zijn boek Eenige hoofdstukken van de Belijdenis der Hervormde Kerk onomwonden zijn geloof in de ‘hoofdwaarheden van onze kerk’: de drie-eenheid van God, de godheid van de Zaligmaker, Diens plaatsvervangend lijden en sterven en de vrijmacht van Gods genade en liefde. Met name gaat hij in op de rechtvaardiging van de goddeloze.

Scheiding van de kerk

We hebben hier de ene kant van hervormd kerkelijk denken in beeld, het appèl op de synode. Er is tegelijk een andere kant van die hervormde positie, namelijk richting degenen die zich losmaakten van de kerk, de afgescheidenen. Felix heeft nooit lelijk tegen hen gedaan, al was hij ontstemd over hun pretentie dat zij de voortzetting van de oude gereformeerde kerk in Nederland waren.

De Afscheiding berustte naar zijn mening op onkunde aangaande het wezen van de kerk en op verloochening van eigen schuld en ontrouw, evenals op een verkeerde interpretatie van sommige Schriftplaatsen. Immers, het wezen van de Nederlandse Hervormde Kerk is niet in haar synode gelegen, maar in haar leer, het fundament van de belijdenisgeschriften. Dit wezen heeft de kerk behouden, ook haar recht om alle afdwaling en leugen uit haar midden te verwijderen. Een belangrijk citaat: ‘De kerk zou pas van wezen veranderen als de vrijmoedige prediking van de waarheid er niet meer geduld werd, en predikanten om die reden worden uitgeworpen.’ Scheiding heeft in de geschiedenis van de kerk altijd ketterij geheten. Waarom? Omdat scheiding de genezing van de kerk niet dichterbij brengt maar juist tegenwerkt. Een kwalijk gevolg van scheiding is ook dat het kerkelijk besef verdwijnt.

Gebed om herstel van de kerk

Felix stelt dat nergens in de Bijbel de oproep klinkt om zich van de kerk af te scheiden, wel om zich in de kerk van alle dwaling en ongerechtigheid af te scheiden en om in de kerk de waarheid te laten horen en de kracht van die waarheid door ootmoed en liefde en gebed uit te dragen. Hoe voerde hij die strijd? De eigen binnenkamer was hiertoe de belangrijkste plaats. Ik hoor het ds. G.D. Kamphuis, voorzitter van de Gereformeerde Bond in 2004 ten tijde van de vorming van de Protestantse Kerk en de scheuring tot de Hersteld Hervormde Kerk, nog zeggen op de avonden die we samen belegden: ‘Hebt u de kerk lief? Bidt voor haar. Dat is de diepste uiting van liefde.’ Terzijde, ik hoor het vanaf de kansel weinig, het gebed voor herstel van de kerk.

Een dergelijke visie en houding word je door mensen buiten de Hervormde of Protestantse Kerk niet in dank afgenomen. Vrienden van Abraham Kuyper noemden Felix een man ‘die de verwoestende gruwel van het stoutmoedig ongeloof langs de geleidelijke weg wil keren en ondertussen moet toezien dat onvaste zielen met alle wind van leer worden weggevoerd’. Kuyper verweet hem een gebrek aan moed, waarop Felix zei: ‘Dat is volkomen waar. Nooit heb ik de moed gehad om voor de voorzienigheid te willen spelen, om te scheuren en te scheiden wat God heeft samengevoegd.’

Voor hem lag de genezing van de kerk in haar innerlijke levenskracht en weerstandsvermogen. Het leven in de kerk blijft genezend werken ‘zolang de kerk kerk is, dat wil zeggen zolang Christus door Zijn Geest en Woord in de kerk zondaren tot Zich bekeert en tot Zijn lichaam inlijft.’ In het wachten op God bevindt zich altijd kracht en daarom werkzaamheid. ‘Wij moeten onder de last van eigen schuld, laag bukken en klein worden, dan eerst wordt de Heere God in Zijn verbond, in Zijn trouw en almacht voor ons eindeloos groot, dan eerst kan er sprake komen van het rechte doen.’

Let op, juist in het opkomen voor het recht van de belijdenis gaat het verbond voorop, zoals dat in 1992 klonk op een ambtsdragersbijeenkomst van de Gereformeerde Bond, waar Psalm 74 centraal stond: ‘Aanschouw het verbond’.

En ja, buiten de Protestantse Kerk wordt dat veelal nauwelijks begrepen. Ik citeer ds. A.T. Huijser (Geref. Gemeenten) die in 2020 vanaf de preekstoel zei: ‘Je kunt alles op een hoop willen vegen, dat hebben we in 2004 gezien, dan wordt alles onder één noemer gebracht, allerlei kerkgenootschappen en kerkelijke stromingen en dat zou dan Gods werk moeten wezen. Maar de vrucht heeft inmiddels in meer dan zestien jaar duidelijk laten zien dat daar van God niets bij was, maar dat het vlees is geweest.’

Onder dit oordeel van niet-hervormde dominees gaan we helaas ook vandaag door – en we herkennen wat ds. Felix erover zei.

Volgende week het slot van dit tweeluik: Onze roeping zien.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.