column
De pianist
Bedoelt u zo? Terwijl ik de tafel afruim, hoor ik hoe mijn kleine neefje achter de piano met één vinger Opent uwen mond speelt. Met een vragende blik kijkt hij op naar zijn vader.
Het is zondag. We zijn net klaar met eten. Mijn zus, zwager en neefje Willem zijn op bezoek. De piano heeft altijd aantrekkingskracht op kleine Willem. Hij geniet als zijn vader hem weer een versje leert.
Als ik die twee zo bezig zie, gaan mijn gedachten naar een bijzonder voorval van een paar dagen geleden. Het was op het Centraal Station in Amsterdam. Sinds een paar maanden staat daar een vleugel met daarop de uitnodiging: ‘BESPEEL MIJ’. Ik zie hoe twee jonge reizigers naar de vleugel lopen. Ze laten hun zware bagage van hun rug glijden en op de grond naast de vleugel ploffen. De ene jongen, met een grote blonde kuif, gaat achter de vleugel zitten en begint te spelen. Een mooi klassiek stuk galmt door de hal van het station. Verschillende mensen kijken verrast op. Het klinkt goed.
Dan valt mijn oog op een man, zittend tegen de muur, vlak achter de muzikanten. Hij heeft een lange, grijze, piekerige baard. Zijn kleren zijn vies en er zit een grote scheur in de rechtermouw van z’n jas. Naast hem staat een versleten tas met wat spullen. Een dun opgerold matrasje ligt er bovenop. De man luistert aandachtig, staat op en loopt naar de jongens toe. Het pianospel stopt. Ze praten met elkaar. Ik zie de jongen aarzelen. Dan schuift hij iets op en de man gaat naast hem zitten. Kort speelt hij een paar toonladders, stopt, knikt naar de jongen naast hem en telt af, zijn hoofd beweegt mee. Het pianospel zet in. Veel reizigers blijven staan, jong en oud. Het ‘kuif-baard duo’ speelt quatre mains (vierhandig) een vrolijk, aanstekelijk lied. Het klinkt prachtig.
‘Waar zou deze man nu zijn en waarom leeft hij op straat?’ vraag ik me opeens af als ik verder de tafel afruim en naar buiten kijk. Het regent. ‘En van wie zou hij zo goed piano hebben leren spelen?’
Marijke de Wit-Bakker