column
De stad
Als geboren en getogen Rotterdammer heb ik wat met die stad.
De sfeer van de werkstad, de altijd aanwezige bouwstellingen (en prachtige producten daarvan – bezoek de Kop van Zuid eens!), de houding van niet kletsen maar poetsen, de meestal gespeelde strijd met ‘020′, onze ‘verkwistende’ hoofdstad – het zijn allemaal zaken die mij van tijd tot tijd verheugen.
Minder aardig is hoe er vaak tegen de stad aangekeken wordt vanuit de omliggende dorpen. Toen wij na ons huwelijk de stad verlieten, werd ook direct het sentiment geboren om ooit nog eens terug te keren naar de stad. Dat had met name te maken met de beoordeling van deze stad vanuit het dorp. Rotterdam? Sodom aan de Maas! Een even onzinnig als verwerpelijk standpunt.
Tim Keller, de predikant uit New York, heeft aangetoond dat de stad opnieuw de basis kan zijn voor de uitbreiding van het christendom. Ook in Rotterdam zijn er mooie zaken te zien, zowel op Zuid als in bijvoorbeeld Delfshaven, waar protestantse gemeenten een positieve rol vervullen in de stad. Op onze Rotterdamse school proberen we dat ook, door waar mogelijk verantwoordelijkheid te nemen voor deze stad. Dat is soms boksen tegen een achterban die Sodomreflex nog niet voorbij is.
Jeremia vraagt om vrede voor de stad, juist een stad die in naar ons oordeel symbool staat voor verderf: Babel. Die stad moet gediend worden. Niet om er zelf beter van te worden of om de eigen kerken of scholen. Maar het gaat om de stad zelf, met al haar inwoners. Het gaat om vrede voor de stad. En dit is niet voor niets. Jeremia voegt er een belofte bij: ‘want in haar vrede zult gij vrede hebben’.
R. Toes