Hoe kan de kerk een alternatief zijn voor de wereld? Door zich te realiseren wat haar kerntaak is, door dagelijkse bekering en door te wandelen naar de Geest.
Scholen worden de afgelopen jaren overspoeld met lespakketten die ze van allerhande organisaties krijgen toegestuurd met het doel leerlingen aan het denken te zetten over allerlei maatschappelijke thema’s. Er zijn lespakketten voor de Week van het Geld, de Week van de Lentekriebels, de Week van de Mediawijsheid, de Week tegen het Pesten, de Week van Respect, de Geweldig Groene Wereldweek, Smaaklessen en Afvallessen.
Tegelijkertijd zien scholen zich geconfronteerd met tegenvallende prestaties op het gebied van lees- en rekenvaardigheid. Een inmiddels veelvuldig geciteerd PISA-onderzoek laat een dramatische daling zien bij Nederlandse scholieren op het gebied van leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen. Zo is de kans groot dat 33 procent van de huidige 15-jarige scholieren de school laaggeletterd zal verlaten. Een aantal scholen maakt inmiddels rigoureuze keuzes in wat ze leerlingen aanbieden door de lespakketten naar de kliko te verwijzen en zich te focussen op de basisvaardigheden.
Niet alleen scholen, elk instituut dient zich met regelmaat te bezinnen op zijn kerntaken. De kerk idem dito. Maar al te gemakkelijk laten kerkelijke gemeenten zich bekoren door een mengelmoes van in potentie loffelijke initiatieven rondom armoedebestrijding, klimaatverandering, millennials in de kerk, het slavernijverleden, dialoog tussen christenen en moslims, steun aan Voedselbanken, et cetera.
Kerntaak
Zoals het scholen niet misstaat aandacht te geven aan mediawijsheid en pesten, zo misstaat het de kerk niet aandacht te geven aan missionaire activiteiten en sociale projecten. Maar alle extra’s kunnen zomaar afleiden van de belangrijkste opdracht.
In een van zijn 95 stellingen, die Luther in 1517 aan de openbaarheid prijsgaf, vatte hij de essentie van de kerk kernachtig samen: ‘De ware schat der kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.’ Ik kan me zomaar voorstellen dat Luther bij het schrijven ervan gedacht heeft aan wat Paulus zegt in 2 Korinthe 4:6 (SV):
Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
Het is de moeite waard om de kanttekening van de Statenvertaling te vermelden bij ‘in het aangezicht van Jezus Christus’: ‘Dat is, de heerlijkheid Gods, die in het aanschijn van Mozes blonk en van hem werd bedekt, schijnt nu veel heerlijker in het aanschijn van Christus, en wordt van ons niet bedekt, maar ongedekt voorgesteld voor allen, om dezelve daardoor te verlichten.’ (Kantt.14) Het taalgebruik van de kanttekeningen doet wat archaïsch aan maar de boodschap is helder: de heerlijkheid van God wordt ons onverbloemd getoond in het aangezicht van de Gekruisigde om ons uit de duisternis te bevrijden en ons over te brengen tot Zijn wonderbaar licht (1 Petr.2:9).
De kerk is in de eerste plaats altijd de plaatselijke gemeente. In het taalgebruik van het Nieuwe Testament wordt de kerk (Grieks: ekklèsia) nooit aangeduid als een collectief. Wel kan Paulus in zijn brieven aan Efeze en Kolosse in generaliserende termen spreken over de geestelijke en zelfs hemelse betekenis van elk plaatselijk lichaam dat Christus als Hoofd heeft en waardoor God Zijn menigvuldige wijsheid demonstreert door de schepping van een nieuwe mensheid.
Eenheid in verscheidenheid
De metaforen die Paulus gebruikt om de essentie van de christelijke gemeente aan te duiden, weerspiegelen Gods veelvuldige wijsheid. De bekendste – en wellicht ook de belangrijkste – is die van de gemeente als lichaam en van Christus als Hoofd. ‘Wij zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt’, zegt hij in 1 Korinthe 12:13. Daarbij vallen etnische, sociale en andere verschillen in het niet (Gal.3:28). Ieders talenten doen ertoe. ‘En het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of vervolgens het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.’ (1 Kor.12:21) Deze diversiteit mag overigens op geen enkele manier de eenheid van de gemeente in de weg staan, zo schrijft Paulus in de Filippenzenbrief (2:2-4):
Maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen. Doe niets uit eigenbelang of eigendunk maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.
Het allerbelangrijkste wat gezegd moet worden, is dat de kerk van Christus is. In de context van vlees dat je in Korinthe op de markt koopt en dat naar alle waarschijnlijkheid aan de afgoden geofferd is, stelt Paulus dat er weliswaar zogenaamde ‘goden en heren’ zijn (of, zoals een Engelse vertaling het elegant weergeeft: ‘there are lords many and gods many’) maar dat er voor ons maar één God is (1 Kor.8:5-6).
Voor gelovigen uit de heidenen was dit een gevoelige kwestie: ze hadden dan wel de afgoden afgezworen maar dat betekende nog niet dat ze in hun beleving overtuigd waren dat afgoden ook daadwerkelijk niet bestonden. Ze waren nog niet los van de afgoden, zoals Paulus zegt in vers 7, en het verorberen van vlees dat aan afgoden geofferd was, bezoedelde hun geweten. Gelovigen die niet door zulke scrupules worden gehinderd, mogen onbevangen vlees eten maar niet in het bijzijn van hun ‘zwakkere’ broeders of zusters. Die zouden hierdoor in de verleiding gebracht kunnen worden toch vlees te eten waarmee zij tegen hun geweten zondigen. De ‘sterkere’ broeders en zusters moeten dan maar hun vleselijke begeerten opzij zetten ten gunste van hun medegelovigen.
De wil van God
Om het licht van Gods wijsheid te verspreiden en zo de wereld een alternatief aan te reiken, moet de kerkelijke gemeente in haar samenleven er blijk van geven dat ze juist niet bevangen is door begeerte, inhaligheid en pronkzucht, zoals genoemd in 1 Johannes 2:15-17. Dat ze niet een gemeenschap vormt van mensen die om het minste of geringste op hun strepen staan. Dat ze niet het spiegelbeeld is van het zondenregister uit Galaten 5:19-21. Dat ze zich niet laat domineren door het ABC van deze wereld en dat ze zich bewust is van haar strijd tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Dit is allemaal nog slechts negatief geformuleerd en daarmee is de vraag naar wat dan het tegenover van de kerk is, slechts gedeeltelijk beantwoord. Voordat we echter onze mouwen opstropen en in onheilige activistische wateren verzeild raken, kunnen we beter eerst pas op de plaats maken. Alvorens in actie te komen, doen we er goed aan serieus te nemen wat Paulus ons voorhoudt in Romeinen 12:2:
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Over die goede wil van God sprak Johannes ook al. De kerk heeft in zekere zin in de wereld ‘met haar begeerte’ niks te zoeken, want ze gaat voorbij. Maar ‘wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid’. (1 Joh.2:17). Als onze gezindheid voortdurend vernieuwing nodig heeft om de wil van God te kunnen onderscheiden, zegt Calvijn, dan is wel duidelijk hoezeer onze gezindheid haaks staat op die van God.
Het begint in de kerk daarom altijd weer met dagelijkse bekering. De praktijk leert dat, ondanks ons nieuwe leven in Christus, een heilig leven geen vanzelfsprekendheid is. Wij mensen blijken van huis uit na-apers te zijn, zegt John Stott in zijn commentaar op de Romeinenbrief. ‘We hebben een model nodig om te kopiëren en uiteindelijk zijn er daar maar twee van: deze wereld, die vergaat, of Gods wil, die goed, aangenaam en volmaakt is.’ En het model van Gods wil, zoals Stott het zegt, leren we alleen maar in de kerk.
Liturgie
De ethiek vindt haar grond in de liturgie, niet omgekeerd. Een mooi voorbeeld van zo’n liturgie vinden we in het morgen- en avondgebed van The Book of Common Prayer, het klassieke gebedenboek van de Anglicaanse Kerk. De liturgie kent een vaste structuur: belijdenis van onze zonden, Schriftlezingen uit het Oude en Nieuwe Testament, het Te Deum Laudamus (in vereenvoudigde versie onder ons bekend als ‘Grote God, wij loven U’), het Benedictus (de lofzang van Zacharias), het Magnificat (de lofzang van Maria) en het Nunc Dimittis (de lofzang van Simeon), het Onze Vader, het Apostolicum, het gebed om de Heilige Geest, verschillende gebeden voor kerk en wereld en ten slotte de zegen uit 2 Korinthe 13.
Dat is de beste voorbereiding om in dienst aan God de wereld te worden ingezonden en naar de Geest te wandelen. Hoe je dat doet? Je ene been voor het andere zetten, in het vertrouwen dat de Geest met je meegaat.
Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!