De Waarheidsvriend na 1950
Drie stormen zijn bepalend voor ´De Waarheidsvriend' na 1950: de nieuwe kerkorde (1951), de ramp in Zeeland en elders (1953) en de openstelling van de ambten voor de vrouw (1958), analyseert dr. W. Verboom.
Wie de jaren vijftig van ‘De Waarheidsvriend’ leest, komt onder de indruk van de vele bezinnende publicaties. Voordurend levert hoofdredacteur prof. J. Severijn gedegen artikelen waarin hij op kerkelijke en theologische ontwikkelingen reageert.
Een breder wordende kring van scribenten treedt intussen aan. Ze leveren een bijdrage op diverse terreinen. Te denken valt aan namen als S. Gerssen, H. Jonker, W.L. Tukker, G. Boer, H.G. Abma, L. Vroegindeweij, S. van der Linde, H. Bout, K. Exalto, S. Meijers en anderen. Van de artikelenseries noem ik die van L. Vroegindeweij over de Dordtse Leerregels, die van Van der Linde over personen uit de Nadere Reformatie en over de Catechismus van Calvijn. De jaren vijftig leveren een theologische en kerkelijke Fundgrube aan bezinning.
Ds. J.J. Timmer, de onvermoeibare secretaris, laat van zich horen. Nu eens is er de vaderlijke toon, wanneer zijn zoon ds. A.J. Timmer weer nieuwe abonnees voor De Waarheidsvriend heeft aangebracht (‘vader is er zo blij mee.’) Maar zijn toon blijft scherp tegen vrije groepsvorming in de kerk. ‘Wanneer zal men toch eens leren kerkelijk te denken.’ Lovend is hij over goede dingen die gebeuren, zoals de promoties van Bout, Jonker en Van den End. En wanneer dr. Van de Linde en dr. Jonker hoogleraar worden. Ook keren in dit decennium de bekende items weer terug, zoals de gezangenkwestie. Aardige dingen vind je in een serie ‘pastoralia’ en ‘een dominee vertelt.’