Waar bent u naar op zoek?

blog

Adriaan Teeuwissen treedt na 13 jaar terug als penningmeester GB

Dienen als kenmerk

07-07-2020

Met steun van zijn vrouw begon Adriaan H. Teeuwissen (foto) dertien jaar geleden aan zijn taak als penningmeester van (het bestuur van) de Gereformeerde Bond.

Na haar overlijden kwam de balans tussen het gezin, hun administratie-advieskantoor en de kerkelijke taken niet meer terug. ‘Ik heb me altijd diaken gevoeld, wil niets liever dan dienen.’

Wanneer het bestuur van de Gereformeerde Bond maandelijks bijeenkomt, scharen vooral predikanten zich rondom de tafel. De 53-jarige Adriaan H. Teeuwissen uit Huizen behoort als eigenaar van een administratie- en advieskantoor tot de minderheid van degenen die niet dagelijks bezet zijn met prediking en pastoraat. Al vele jaren geeft hij leiding aan ‘Teeuwissen & Kooy – Administratie en advies’, zijn kantoor voor financiële en fiscale dienstverlening.

‘Ik vervul mijn taak als penningmeester binnen het bestuur, een bestuur waarin ieder vanuit zijn eigen deskundigheid een inbreng heeft. De dominees hebben hun theologische insteek, ik mijn financiële. We zijn met elkaar voor alles verantwoordelijk. Ja, ik dacht in alle thema’s mee. Ik vond het mooi dat in veel onderwerpen waarin je geïnteresseerd bent, je van de predikanten kunt leren. Hopelijk geldt het omgekeerd ook.’ Aan die inbreng komt volgende maand een einde: tijdens de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond op 24 augustus zal Teeuwissen de verantwoordelijkheid voor de penningen overdragen aan L.P. (Leon) de Wit uit Bergambacht. 

Diaken in hart en nieren

‘Ik zie het werk in de Gereformeerde Bond als een roeping. Die roeping heb ik eerst plaatselijk gehad, in de kerkenraad van wijkgemeente Oude Kerk, vervolgens als penningmeester en later voorzitter van de diaconie van de hervormde gemeente Huizen. Door het voorzitterschap had ik ook zitting in het moderamen van de algemene kerkenraad.’ 

Als je morgenavond een vergadering hebt van wijkkerkenraad, de algemene kerkenraad en het GB-bestuur, waarvoor zou je dan kiezen?

‘Je moet aan dit rijtje er één toevoegen: de diaconievergadering. Daar zou ik heengaan. Ik ben een diaken in hart en nieren. In dat ambt kon ik me helemaal geven ten dienste van het Koninkrijk van God. In andere kerkelijke colleges staan er vaak moeilijkere onderwerpen op de agenda, waarvan je ook wel eens een nacht wakker ligt.

Ja, wat kenmerkt een diaken nu precies? Bij mij komt ‘dienen’ naar voren. Ieder heeft zijn gedachten, zijn mening, maar het gaat er toch niet om wat jij vindt en denkt. Niemand moet zijn punt willen verwezenlijken, maar kijken waar en hoe de Heere hem of haar gebruiken wil. Dát is dienen. Het gaat nooit om jouw persoon. Het hoogtepunt van het diakenambt is voor mij het dienen aan de tafel van het heilig avondmaal, waar je in het delen van brood en wijn als het ware een verlengstuk van de Heere Jezus mag zijn, van Hem Die kwam om te dienen.’ 

Wat goed voor de kerk is

‘Binnen het dagelijks bestuur van de Gereformeerde Bond wordt op een plezierige manier vergaderd, in een goede sfeer. Als dat zo is, maakt dit het moeilijk om terug te treden. Met elkaar zochten we naar wat goed is voor de kerk, zochten we met elkaar naar wijsheid, zet je samen een lijn uit. Jij mag jouw visie inbrengen, maar die nooit aan een ander opleggen; anders komt er spanning.’ 

••• 

‘Het hervormd-gereformeerde gedachtegoed kreeg ik van jongs af mee. Ik kom uit een gezin van zes kinderen, mijn ouders namen ons trouw mee naar de kerk. Het geloof is voor mij persoonlijk van betekenis geworden, het mogen weten Wie de Heere Jezus voor mij is. Mijn ouders zijn daarin voorgegaan, dat is een zegen. Thuis was er eerbied voor God, je leerde dat je te maken had met een heilig God. En… er was nadrukkelijk een leven in dankbaarheid. Mijn moeder zei vaak: ‘Kijk niet naar wat je niet meer hebt, wat je niet meer kunt, wat er niet meer is, maar zie vooruit en dank daar de Heere dagelijks voor.’ Als daarvoor je ogen opengaan, dan ga je danken terwijl er eigenlijk geen reden voor is, maar je móet danken. Zo wonderlijk is dat. Ja, dat heb ik van mijn moeder, dat is ook de dagelijkse werkelijkheid sinds Petra, mijn vrouw, in maart 2018 overleed.’ 

Voorleven

‘Onder de predikanten van Huizen mag ik ds. Van Brummelen mijn geestelijke vader noemen. Bij hem deed ik belijdenis, met hem voerde ik diepgaande gesprekken. Hij was de predikant van mijn jeugd. In de jaren in de Gereformeerde Bond trok ik goed op met mijn wijkpredikant ds. Kuijt, toen ook lid van het dagelijks bestuur, terwijl ds. Van ’t Hof in de jaren dat mijn vrouw ziek was en erna veel betekend heeft voor ons.

Hoe we doorgeven wat we zelf ontvingen? Tja, hoe kóm je in de leefwereld van de jongeren? Je moet spreken, maar vooral voorleven. Wat wil de Heere van jou in het dagelijkse leven? Als de kinderen jouw antwoord daarop zien, zegt dat meer dan vele woorden. Als ze zien waarom je keuzen maakt, kan dat hen helpen.’ 

Welke plaats mag geld hebben als we vergaderen over theologie en kerk?

‘Financiën zijn voor mij altijd volgend. Je hebt samen de verantwoordelijkheid om goed met de middelen om te gaan. Eerst zet je beleid uit en dan kijk je hoe je dit kunt financieren. Een spanningsveld blijft wel hoe je het vertrouwen op God houdt als de laatste euro in je portemonnee zit. Mijn ervaring – als diaken en als penningmeester van de Gereformeerde Bond – is dat de Heere zorgt. Ik werd stil toen we als bestuur een veelomvattend besluit namen om in het onderwijs in de gereformeerde theologie te investeren, wat kon vanwege het beschikbare vermogen, en er kort daarna een groot legaat kwam.

Financiën zijn echt volgend, dat mag kerkenraden van kleine gemeenten bemoedigen, wanneer ze beginnen bij hun roeping. Het neemt moeilijke momenten niet weg. Laten we altijd beginnen bij het geloof dat God zorgt voor de gemeente, waarna wij kijken hoe we gestalte geven aan die roeping. Beleid begint met het uitspreken van afhankelijkheid van Hem.’ 

Was je een strenge of een ruimhartige penningmeester?

‘Ik denk dat ik ruimhartig was. Je mag de middelen inzetten voor de doelstelling van onze vereniging, ten dienste van de gemeenten. Dát wil de Heere zegenen.

In de dertien jaar dat ik bestuurslid was, zijn er veel hervormde gemeenten bijgekomen die steun nodig hebben. We moeten er voor die gemeenten zijn. Zo geven we invulling aan onze roeping om Gods Koninkrijk uit te breiden. Daarin worden we gezegend. Soms lukt het niet meer ergens de predikantsplaats vast te houden. Ja, dat grijpt je aan, dat is verschrikkelijk. Het leidt ertoe dat je je temeer inzet om die gemeenten van dienst te zijn vanwege het Woord van God, dat verkondigd moet worden.’ 

De gemeenten binnen de Protestantse Kerk hebben met elkaar een vermogen van een miljard euro. Wat vind je daarvan?

‘Ik raak er niet van onder de indruk, al is een miljard wel veel geld. Het hebben van een bescheiden vermogen, wat voor veel gemeenten zal gelden, stelt je in staat om snel te kunnen handelen. In dat vertrouwen heeft de Gereformeerde Bond ook gewerkt. Het hebben van vermogen dat je niet inzet, dat kan binnen de kerk niet meer vanwege de zogenoemde ANBI-status, die maakt dat giften aftrekbaar zijn. Als we vandaag alles weggeven en er is morgen nood, dan kun je als gemeente zonder vermogen niets doen. Ik pleit niet voor oppotten, maar voor het inzetten van geld waar nodig. Geef zo je geld uit dat je weet dat God op die wijze voorziet, in vertrouwen op Hem. Als we altijd krap denken, is dat niet goed. Een exorbitant vermogen is niet goed, een normaal vermogen is geen schande.’ 

Verdriet én dankbaarheid

Je treedt terug omdat het niet meer lukt….

‘De periode van het ziek zijn van Petra – en daarbij een ongelukkige val van mijzelf – maakte dat ik twee jaar niet kon functioneren binnen het bestuur. Daarna gaf ik het de tijd, in de hoop dat er ruimte zou ontstaan om binnen de kaders van gezin, werk en Gereformeerde Bond verder te gaan. In november concludeerde ik dat die ruimte er niet gaat komen. Ik heb de zorg voor mijn gezin, voor mijn administratie- en advieskantoor, zodat ik me niet meer voor honderd procent kan geven. Daarom geef ik de taak als penningmeester terug, helaas.

Mijn vrouw zei dertien jaar geleden: ‘Dat ga je doen.’ Ik kon toetreden mede vanwege haar steun. Naast de leegte en het verdriet na haar overlijden is die steun er nu niet meer. Petra stimuleerde me de kerk te blijven dienen, maar ze kon niet overzien hoe de situatie na haar heengaan concreet zou worden.

Zij en ik zijn gedragen voor Jesaja 43: ‘Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn…’. Zij wist waar ze heenging, in dat vertrouwen mocht ze Thuiskomen. Tegelijk was het moeilijk, want ze liet de kinderen en mij achter. Maar Hij was erbij en zorgt tot vandaag op een wonderlijke wijze. Het is een gemis en verdriet, maar dat is het niet alleen, er is ook dankbaarheid. Voor je gevoel kan dat niet samengaan, maar toch is het zo, dankbaar voor elke dag, voor je kinderen, voor Gods liefde en zegen. Dat geeft ook nieuwe energie, waardoor ik niet terugkijk naar wat er niet meer is en wat niet meer kan. Op de hoogte van dankbaarheid neem ik afscheid van het werk van de Gereformeerde Bond.’

P.J. Vergunst