Waar bent u naar op zoek?

‘Dominee, ik ben eruit!’

ds. J. Noltes
Door: ds. J. Noltes
04-02-2021

De eerste kankerpatiënt die ik pastoraal begeleid heb, was een man van nog maar 43 jaar, getrouwd en vader van drie kinderen, een dochter van achttien en twee jongere zoons. Toen ik hem leerde kennen, was hij al ernstig ziek.

Dat hij niet meer beter zou worden, was een grote schok geweest. De toekomst waarvan hij had gedroomd, lag ineens in duigen. Hoe moest het nu verder met de zaak die hij samen met zijn vrouw had opgebouwd?

Traditie of levend geloof?

Als jonge man was hij in de crisisjaren rond 1930 met vijf geleende (!) guldens een handeltje begonnen. Op het moment dat hij ziek werd, had hij de grootste zaak van het dorp. Maar, zouden zijn vrouw en dochter die wel kunnen voortzetten? En vooral: hoe moest het met zijn gezin als hij er niet meer zou zijn? Er moest wel brood op de plank komen en zijn kinderen hadden hun vader nog zo nodig. Daar kwam echter al gauw een nog veel indringender vraag bij: hij zou gaan sterven; maar kon hij ook sterven? Was hij bereid om te sterven? Hij was opgevoed in een kerkelijk trouw meelevend gezin en de levensstijl van thuis had hij met zijn eigen gezin voortgezet. Het werd hem echter steeds duidelijker dat er meer nodig was om getroost de eeuwigheid in te kunnen gaan. Want was dat allemaal niet méér traditie geweest dan vrucht van een levend geloof?

Hoe meer hij daarover nadacht (of beter: hoe meer de Heilige Geest hem daarbij bepaalde), hoe meer hij ging inzien in hoeveel hij tekort was geschoten in geloof en in liefde. Hij stond diep schuldig tegenover zijn Schepper, Die hem zo rijk had gezegend.

En schreef Paulus niet: ‘Wij zullen allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden’? Hij dus óók.

Evangelie duidelijk

Zo werd in zijn hart het tollenaarsgebed geboren: ‘O, God, wees mij, zondaar, genadig’. Maar de Heere wás om Christus’ wil toch een God van genade? Dat had Hij van kinds af aan horen vertellen en verkondigen. Toen hij daarin echter zijn troost en houvast begon te zoeken, lieten ‘de binnenpraters’ (lees: de satan) van zich horen: Ja, maar je denkt toch niet dat dat zomaar gaat? Daar zal nog wel wat anders voor moeten gebeuren, je zult eerst je schuld nog wel dieper moeten inleven, enz.

Terwijl hij daarmee worstelde, ontmoette ik hem voor het eerst. Uit de Schrift heb ik hem er toen op mogen wijzen dat de boodschap van het Evangelie duidelijk is. Paulus schrijft: ‘Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om zondaars zalig te maken’, en daar voegt hij geen uitzonderingen aan toe. Elke zondaar is bij Hem welkom. Paulus illustreert dat aan zichzelf. In zijn eigen ogen was er geen grotere zondaar dan hij. Hij had de gemeente van Christus vervolgd. Toch is hem ‘barmhartigheid bewezen’. Hoe barmhartig en genadig de Heere is, is aan hem af te lezen. Maar dan hoeft ook geen mens die met zijn zonde en schuld voor God worstelt en om genade verlegen is, eraan te twijfelen of die genade er ook voor hem is (1 Tim.1).

Toch durfde deze man zich daar zomaar niet op te verlaten. Moest daar echt niet meer voor gebeuren?

Zo eenvoudig

Tot mijn grote verrassing begroette hij mij echter op een dag met: ‘Dominee, ik ben eruit!’ Door het lezen van een stukje in de Elisabethbode had de Heere er zijn ogen voor geopend dat een mens van nature altijd weer geneigd is te denken dat hij zelf, hoe dan ook, toch ook nog wel wat moet presteren voordat hij het waard is om echt vergeving van zonden te ontvangen, maar dat hij dat niet kán en ook niet hóeft.

Vanaf het kruis heeft de Zaligmaker geroepen: ‘Het is volbracht.’ En volbracht is werkelijk volbracht. Wie meent dat de mens aan Zijn werk nog wat moet toevoegen, doet aan Zijn Middelaarseer tekort.

Zo had hij rust en vrede gevonden in Christus’ volbrachte verzoeningswerk. En terugziende op heel zijn geestelijke worsteling zei hij: ‘Een mens maakt het zichzelf zo moeilijk. Het is zo eenvoudig: het gaat erom dat je vertrouwt op wat de Heere in Zijn Woord zegt.’ Inderdaad, dat is de kern van geloven. Meer is niet nodig, maar met minder kunnen we ook niet toe.


Verboden te vissen

Eens kreeg ik een ansichtkaart met een prachtig zeegezicht, waarop de troostvolle woorden uit Micha 7 waren afgedrukt: ‘Gij zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee’. Met aan de waterrand nog een klein bordje: Verboden te vissen!

ds. J. Noltes
ds. J. Noltes