Ons onderwijs kent een lerarentekort, voor aan het bed zijn er te weinig handen, in de horeca en het transport zijn meer mensen nodig… en in de kerk lijkt het niet anders. Daar gelden echter niet de wetten van de economie, maar is het denkschema van Gods Koninkrijk aan de orde.
De predikant in 2018 – die aanduiding van een paragraaf vond ik in een boek van prof. Gerben Heitink uit 2001, Biografie van de dominee. Het gaat hierbij dus niet om een terugblik, maar om een vooruitblik. Ik lees dat de auteur voorziet dat het boegbeeld van de Reformatie, de predikant, uit beeld dreigt te raken. Aan mensen zou in onze dagen de vraag gesteld worden of de rechtvaardiging van de goddeloze hun nog wat zegt.
Best aardig is het te lezen hoe een praktisch theoloog twintig jaar geleden keek naar dominee-zijn in de komende jaren – en tegelijk weten we dat wetenschappers de toekomst van de kerk niet voorspellen. De Heilige Geest – verrassend én fijngevoelig – houdt Zich niet aan prognoses. Hoorder van onze gebeden, dat is Hij wel.
Gestage toename
Hoe de voorzeggingen ook geweest zijn, de feitelijke situatie ten aanzien van beschikbare predikanten is vandaag zorgelijk, heel zorgelijk. In de gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond, neemt het aantal predikantsvacatures gestaag toe en in het geheel van de kerk zal het niet anders zijn. Sinds ik me dit bewust ging worden, liep ik bij de jaarlijkse verschijning van ons adresboekje het aantal even langs. In de zomer van 2019 telde ik 58 predikantsvacatures, een jaar later 66, in de zomer van 2021 73. Dezer dagen kwam ik op 79. Het maakt ons duidelijk dat het aantal predikanten dat afscheid neemt en terugtreedt, groter is dan de generatie die aantreedt.
Demografische factoren doen hier mee. Op dit moment is de generatie predikanten die in 1954, 1955 geboren werd, bij de grens van het emeritaat, veelal een groep dominees die de gemeenten decennialang diende, mannen die in grotere gemeenten met zegen gewerkt hebben.
Bovenplaatselijk
Tegelijk lijkt onder een jongere generatie de vanzelfsprekendheid voorbij dat ze de gemeenten blijven dienen. Niemand zal ontkennen dat werken in Gods Koninkrijk breder is dan herder en leraar zijn in een plaatselijke gemeente. En toch, wat zegt het als we de voorbije jaren een meer dan gebruikelijke uitstroom van predikanten naar bovenplaatselijke taken zien? Ervaart een predikant de wekelijks hoge verwachting ten aanzien van de eredienst als een druk, ziet hij de bandbreedte van een gemeente te breed worden, ontneemt het aantal conflicten hem te vaak de vreugde? Gericht onderzoek zou tot concrete antwoorden moeten leiden, al voelen we aan in welke richting die antwoorden gaan.
Vanuit de roeping van de kerk kunnen we hier wel iets tegenover zetten. Hoe belangrijk bovenplaatselijk werk ook is, het staat ten dienste van de roeping van de lokale gemeente, de gemeente waarin de prediking plaatsheeft, waarin in de catechese de inwijding in het christelijk geloof gebeurt, waarin in het pastoraat het hart van de ander opengaat. Laten we maar blijven communiceren dat er weinig mooier is dan dominee zijn in dorp of stad.
Vastheid van het Woord
Deze laatste zin betekent geen wegkijken van de concrete situatie. In het genoemde boek van prof. Heitink uit 2001 las ik al: ‘Bijna wekelijks zijn er signalen te beluisteren dat het niet goed gaat met de predikant. Het beroep heeft het moeilijk in een krimpende kerk.’ Ook in hervormde gemeenten lijkt het referentiekader waarbinnen de predikant zijn werk doet, weg te vallen: het spreken over zonde en genade, het leven bij geboden en beloften, het weten van wet en Evangelie, de vastheid van het Woord als een gezaghebbend geschenk dat ons draagt. Als in de kerkenraad de inhoudelijke verbondenheid die samenbindt, wegvalt, dan wordt de dienst van de dominee zwaar.
Juist in zo’n context heb je als dominee collegialiteit nodig. In jezelf ben je immers niet anders dan een zwak, aarden vat, waarin God de schat van de hemelse wijsheid verbergt (Calvijn). Juist in zo’n context heb je wekelijks rust nodig, concentratie op de eerste roeping om de Schriften te onderzoeken, te ontsluiten. Dan kantelt het perspectief waarmee je naar de dominee kijkt: hij is immers ook degene die voor zichzelf de eerste zegen ervaart, dan is hij degene die er getuige van is als het Woord in de gemeente in goede aarde valt.
Gods verkiezing
Beter dan de wisseling van het perspectief van moeiten naar zegen in de gemeente is de wisseling van onze zichtbare werkelijkheid naar God. Garant voor Zijn dienstknechten staat Hij, garant voor de vrucht op hun werk. Dankzij de komst en het offer van Christus zal Gods werk voorspoedig zijn, zullen velen rechtvaardig worden. De prediking van het Evangelie wordt door de verkiezing gedragen.
Het is in de hoofdstukken over de verkiezing van Israël, waarin de gemeente ingelijfd is, dat Paulus de prediking ter sprake brengt. ‘Hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?’
Gezinnen, moeders
Als dit denken ergens aan de orde mag zijn, dan toch in onze gezinnen, dat kerkje in de kerk. Hier heeft de overdracht van het geloof plaats, de vorming voor het leven. Hier leren we kinderen hun leven te besteden in dienst van de God van hun zaligheid. De nood van de vele lege pastorieën op dit moment is daarom een appèl op ons gezinsleven: Bidden wij voor onze kinderen en kleinkinderen om een aan de Heere toegewijd leven?
Moeders hebben in dit opzicht in de geschiedenis van de kerk middellijk veel betekend. Ze waren het die als Hanna een zoontje ontvingen, die ze ‘voor al de dagen dat hij op aarde is aan de HEERE overgegeven heeft’. Het jasje dat Hanna voor haar kleine jongen naait, een manteltje, verwijst reeds naar de profetenmantels die Elia en Elisa zullen dragen, schreef dr. W. Verboom vorige maand in Een handvol koren. Dat geloof van Hanna is ook voor de 21e eeuw: ‘Mijn moeder wist voor mijn geboorte dat ik dominee zou worden’ – het is een uitspraak die diverse van de nu oudere predikanten ooit verwoord hebben. Als we dit verlangen voor onze kinderen kwijtraken, is de secularisatie een feit.
Akker en oogst
Jezus heeft in Zijn onderwijs op aarde de wereld als een akker gezien, de geschiedenis van de mensheid als de oogst. Die oogst noemt Hij groot! Weinig arbeiders zijn er echter, dáár zit het probleem. Jezus wijst de weg waarin God voorzien wil in arbeiders: ‘Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.’ Als wij bidden, zal de Geest van God op zoek gaan naar mensen Die Hij in de oogst gebruiken kan.
Namen noemen is hier kwetsbaar, maar een feit is dat díe gemeenten veel dienaars van het Woord voortgebracht hebben waar op de zondag gebeden is om nieuwe werkers in de wijngaard, onophoudelijk. In de weg van de vervulling van Zijn eigen beloften wil God onze noden immers vervullen: ‘Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven.’
Vermoeid en verstrooid
Dat gebed om nieuwe werkers in Gods Koninkrijk – naast de herders en leraars gaat het niet minder om evangelisten, kerkelijk werkers, leerkrachten voor de school met de Bijbel – is niet vrijblijvend. Het gaat niet om onze gemeente die graag weer een eigen predikant ontvangt. Nee, het gaat om de oogst. We leven in de tijd van de oogst, van het beslissende handelen van God in de laatste dagen, de tijd van het gericht, dat Jesaja 27 al aankondigde: ‘Op die dag zal het gebeuren dat de HEERE de aren zal uitkloppen (…), en u, Israëlieten, zult worden opgeraapt, één voor één.’
In Mattheüs 9 volgt het appèl om te bidden om arbeiders op de bewogenheid van Jezus. Innerlijk was Hij vol ontferming, toen Hij de menigte zag, mensen die vermoeid en verstrooid waren, die onderwijs en herderlijke zorg niet missen konden. Bij de roeping tot dienst in Gods Koninkrijk hoort die bewogenheid, zoals Paulus daarover spreekt in 2 Korinthe 5: ‘Want de liefde van Christus dringt ons.’ Zonder Hem blijven dolende schapen verloren.
Met haast mag de opdracht van Jezus uitgevoerd worden, want Hij zendt uit zonder beurs, reiszak, sandalen. De beslommeringen voor het dagelijkse leven moeten de gezondenen niet afleiden, omdat de zaak van Gods Koninkrijk prioriteit heeft.
Zo leert de gemeente in haar gebed uiting geven aan haar verlangen.
Geïnteresseerd in meer inhoudsvolle artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!