Waar bent u naar op zoek?

blog

Als op Christus de aandacht valt, ben ik een meeloper in de stoet

Draait het om mij?

20-04-2021

Een bijzondere periode voor de kerk, de weken waarop we het ene heilsfeit na het andere herdenken. Oog en hart zijn gericht op de Vader die de Zoon opwekte, de Zoon die ten hemel voer, de Geest die Gods lof in elke taal doet zingen. Om mij draait het dan niet meer.

Alleen dankzij het werk van Christus kan een zondig mens voor God bestaan. Het geloof in de beloften van God geeft mij deel aan alles wat Hij schenkt. Maarten Luther zei het al: ‘Bedenk steeds hoe groot Zijn liefde is, alleen in Hem zul je vrede vinden. Leer dus van Hem dat Hij Zijn gerechtigheid tot jouw eigendom maakt, waar Hij je aannam en jouw zonde tot de Zijne maakte.’ Luther noemde deze rechtvaardiging het leerstuk waarmee de kerk staat of valt. Als we dit de reformator nazeggen en met hem spreken over het hárt van het Evangelie, weten we dat zonder hart het leven afsterft, het lichaam van de gemeente doodbloedt. Een levende realiteit moet de rechtvaardiging daarom blijven, in de prediking en de gebeden, in wat we zingen ook.

Kwijtraken mogen we deze notie niet. Het kan je zomaar treffen als in een kerkdienst Psalm 79:4 klinkt:

Gedenk niet meer aan ’t kwaad dat wij bedreven,

help ons barmhartig, Heer,

bewijs ons eens genade. 

Vernieuwend

Psalmen als deze kunnen het collectieve geheugen van de gemeente verlaten. Stilaan kan dat gebeuren, zonder dat we het merken. In een cultuur waarin gevraagd wordt om thema’s die vernieuwend zijn, erken ik graag dat deze theologie niet vernieuwend is, al wordt je leven er wel door vernieuwd. In de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, zo leerde dr. A. de Reuver ons, ‘gaat Gods Vaderhart open, drupt de liefde van de Zoon neer, vloeit de troost van de Heilige Geest af’.

De rechtvaardiging, die focust op wat God gedaan heeft, kunnen we als basis en centrum van het christenleven niet kwijtraken. Niet te overzien is anders de schade. In de geschiedenis was dit tóch aan de orde. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de jaren dat ‘gerechtigheid’ vooral politiek ingevuld werd en het verzoeningswerk van Jezus Christus weinig accent kreeg. In een verbond tussen God en mens moest gerechtigheid handen en voeten krijgen, moesten knellende structuren verbroken worden. Het Evangelie kreeg een politiek gezicht, werd gelinkt aan ideologieën en noties als communisme, feminisme. De twintigste-eeuwse theoloog dr. O. Noordmans had het over de ‘vermilitarisering’ van de kerk. 

Mijzelf centraal

Wat ik hieruit leer, is dat het werk van God dat in het klassieke belijden woorden krijgt, zich altijd weer tot de tijdgeest verhoudt. Die tijd kan maken dat het voor onze levens van zijn kracht ontdaan kan worden. Niet door de grote verhalen gebeurt dit vandaag, eerder door het kleine verhaal van mijn leven. Onze cultuur zet mijzelf immers in het centrum, mijn persoonlijk belang en mijn eigen ontwikkeling. En die trend kunnen we zelfs bijbels aankleden.

Het meest sterk zag ik dit in de nieuwste catalogus van Royal Jongbloed, in de uitgaven die onder de imprint van uitgeverij Sestra verschenen. Neem de titels die je tegenkomt, als je een paar keer bladert: Jij bent geliefd en God zal je helpen, twee publicaties van de bekende schrijver Max Lucado. De onbekende Elsa Schaddelee komt met Geroepen voor Gods plan met jou en Tineke Tuinder-Krause tekent voor Het beste in jou. Over Gods proces van heiliging. Van Eline Pullen hoorde ik evenmin eerder, de auteur van Dicht bij God leven. 40 manieren om jouw vriendschap met Jezus te laten bloeien. Hoe komt dit, spreken over ‘jouw unieke vriendschap met Jezus’?

Onderwijs

Deze voorbeelden willen niet het werk van een uitgever diskwalificeren, maar signaleren op welke wijze er vandaag geestelijke toerusting plaatsheeft. Voor christenvrouwen is Sestra immers een belangrijk medium, een soort community, een lifestyle. De denklijn die ik bij deze uitgever waarneem, is overigens breder herkenbaar.

In zijn laatste boek, Geloof in onderwijs, tekent de Rotterdamse Wartburg-bestuurder dr. Richard Toes dezelfde gedachten voor de inrichting van het onderwijs. Hij schrijft dat het centraal stellen van de wensen en verlangens van de individuele leerling tot onderwaardering van de belangrijkste, tijdloze taak van het onderwijzen leidt. In lijn hiermee benoemt Toes de grotere aandacht voor de manier waarop de boodschap gebracht wordt (invoelend, aandacht voor relatie en autonomie), terwijl er weinig aandacht is voor de boodschap (de inhoud van het onderwijs, het onderwijzen).

Net zoals de onderwijzer relevante vragen kan stellen die bij de leerling niet opkomen, gebeurt dit – namens God – in de prediking. In ons kortzichtige denken kunnen wij als mens bij de waan van de dag blijven of het leven om onszelf organiseren, terwijl Hij vragen stelt die er werkelijk toe doen: ‘Waar ben je, mens?’, ‘Wie zegt u dat Ik, de Zoon des mensen, ben?’ Het zijn de vragen die onze verhouding tot God raken, de vragen rond de rechtvaardiging van het geloof.

Vasthouden aan de Naam

Ik ga een stapje verder in het spiegelen van de kerk aan het onderwijs. Dr. Toes stelt in zijn analyse van het niveau van het onderwijs dat het centraal stellen van de leerling een relatie heeft met ‘de lastige waarheid van de gestage daling van Nederland’ op de lijst waar de resultaten zichtbaar worden. Kan zo de ‘kwaliteit’ van de gemeente dalen, als de mens het centrum inneemt? Ik verdedig de stelling dat waar de verhouding God-mens gethematiseerd wordt, waar de gemeente leert hoe een heilige God en een schuldig mens verzoend worden met elkaar, de kerk aantrekkingskracht heeft. Christus prijst de gemeente van Efeze om haar focus en volharding, als Hij zegt: ‘Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden.’ Ook Pergamus houdt vast ‘aan Mijn Naam’.

In de opvoeding leren we onze kinderen hun plaats in kleinere en grotere levensverbanden in te nemen. Daar hoort de overtuiging bij dat zijzelf niet centraal staan. Temeer geldt dit het geestelijke leven, als onze diepste identiteit het ‘in Christus’ zijn is. Wanneer Paulus dit aan de Galaten uitlegt, richt hij zich op de verlossing door de Zoon: ‘Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.’ 

Heilsfeiten

De verzoening met God als centrale notie dienen we te bewaren, of we die nu in een klassiek jargon verkondigen of er woorden voor zoeken waardoor de gemeente het geheimenis van Golgotha als nieuw hoort. Kennen al onze belijdeniscatechisanten de strekking van wat Calvijn bedoelde toen hij schreef ‘dat Christus het enige pand van Gods liefde is. Zonder Hem zijn al de tekenen van toorn en wraak overal duidelijk.’ Het gesprek hierover voeren we zeker als jongere generaties in de gemeente gaan leidinggeven en we beoefenen wat traditie inhoudt: het overdragen van een rijke schat, een inhoudsvolle boodschap.

Concentratie op de heilsfeiten, die diep en breed Gods handelen tonen, is voor de gemeente onmisbaar, waarbij de noodzaak van dit handelen niet verzwegen mag worden. Concentratie op de eigenschappen van God ligt in het verlengde hiervan. Verwondering en aanbidding worden geboren als in het geloof gezien wordt dat God Zelf de kloof overbrugt. Dan gaat het om Hem en Zijn Koninkrijk, niet meer om Gods plan met mij, evenmin om mijn carrière of facebookpagina die staan als een huis. 

Levend offer

Boekjes en cursussen kunnen me laten werken aan een betere versie van mezelf. Tot in de kerk toe kun je er moe van worden. Ik zet ertegenover wat Calvijn de hoofdsom noemt van een wedergeboren geloofsleven, namelijk de verloochening van mijzelf. Een offer noemt hij dat, verwijzend naar het begin van Romeinen 12, het appèl om ons leven aan God te wijden als een levend offer, heilig en welbehaaglijk voor God. Daarin is in de gehoorzaamheid van het geloof heel het dienen van God gelegen.

Wij zijn niet van onszelf – en daarom draait het leven van de christen niet om zichzelf, profileer ik mezelf niet in de gemeente, maar dien ik in stilte. Zonder zelfverloochening kan dat niet, en daarin zit nu de strijd van het leven. De Heiland Zelf heeft de Zijnen hiertoe aangespoord: ‘Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.’ (Matt.16:24) Achter Mij – dan gaat Hij voorop, valt op Hem de aandacht, ben ik een meeloper in de stoet.

Juist als deze noties haaks op onze cultuur staan, mogen we tijd en woorden nemen om ze uit te leggen, in onze gezinnen en op de catechese, in de verkondiging en de psalmen, in álles wat ik zing. De vreugde van het kruis doet daarin mee, omdat zelfverloochening geen streep door mijn persoon zet, maar de totale gerichtheid van mijn leven op Jezus is, de Leidsman en Voleinder. Let toch scherp op Hem.

P.J. Vergunst

Bestel een los nummer, maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,- of neem een jaarabonnement op De Waarheidsvriend.