Waar bent u naar op zoek?

blog

Ds. M. Verduin: ‘Ik voel me steeds meer een vreemde eend in de kerkelijke bijt’

01-05-2017

‘In de zondagse preek hoor ik vandaag dat je veel moet, heel veel,’ signaleert dr. M. Verduin. De Zeister emeritus predikant vindt dat vermoeiend.

Bovendien is volgens hem de levensnoodzakelijke vraag: ‘Hoe vind ik een genadige God?’ ‘Je houdt als predikant niet zomaar een verhaal, want je bent Verbi Divini Minister, dienaar van het goddelijke Woord. Dat betekent dat je moet studeren. Met de opvatting dat je zonder kennis van de grondtalen van de Heilige Schrift toe kunt, moeten we niet meegaan. Dat zou ik willen zeggen tegen collega’s die aan het begin van hun ambtelijke loopbaan staan. Bestudeer ook de erfenis van de Vroege Kerk en de Reformatie. En: zet je in voor de leerdienst. Als de leer – ik bedoel daarmee de Traditie met een grote t, inclusief onze belijdenisgeschriften − in de gemeente weg raakt, ben je op glad ijs. Boven alles geldt: heb veel liefde voor het Lam Gods.

Als emeritus predikant ben ik in de gelegenheid om veel preken te horen. Een aantal dingen valt mij op in die zin dat ik mezelf steeds meer een vreemde eend in de kerkelijke bijt ga voelen. Gaandeweg hoor ik bijvoorbeeld al minder over de rechtvaardiging van de goddeloze. Direct of indirect is de boodschap vaak dat je een actief christen moet zijn. Niet zelden wordt de preek wettisch en moralistisch. Dat God ook de goede werken heeft voorbereid, lijkt moeilijk door te dringen. Tegelijk merk ik een soort watervrees voor dogma’s, ook voor de catechismus.’

Oubollig

‘Er zijn gelukkig goede uitzonderingen, maar ik ben bang dat dit een brede ontwikkeling betreft. Op mijn route als predikant ging ik me afvragen of ik nog wel begrijpelijke taal kon spreken. Ik herinner me opmerkingen over oude dogma’s. Een grote mond zei: ‘Vind je dat de moeite, jij met je zondaars? Jij, met je Luther.’

Het mensbeeld en godsbeeld zijn veranderd. Een ouderling bad niet ‘Vergeef ons onze schulden’, maar ‘Vergeef ons onze fouten.’ Als je accent legt op onze schuld voor God en op de Heere als rechter over levenden en doden, dan ben je oubollig en lastig bezig. Een boze kerkganger reageerde in verband met een bepaalde zonde die in een preek aan de orde was: ‘Heb je míjbedoeld?’

Een straffende God accepteren heel wat kerkgangers nauwelijks of niet meer. God straft Zijn eigen Zoon op Golgotha, maar wanneer je de straf uit je eigen leven wegpoetst, gaat het niet goed. Steeds opnieuw moeten we leren dat God de goddeloze rechtvaardigt.’

Paus

‘Het dogma van de rechtvaardiging van de goddeloze is bedoeld als een lofzang. Die notie zijn wij kwijtgeraakt. Nota bene paus Benedictus verklaarde tijdens een Luthercollege: ‘Wij moeten van Luther leren dat de beslissende vraag in ons leven is: Hoe krijg ik een genadige God?’ Hij voegde hieraan toe: ‘Maar waar hoor je dat nog?’ In de kerk in ons land, ook binnen de Gereformeerde Bond, is deze vraag aan het wegzakken. Zo diep dat we vanuit Rome op onze vingers worden getikt. In 1970 al sprak de Nederlandse kardinaal Willebrands (1909-2006) als voorzitter voor de pauselijke raad voor eenheid: ‘Wij moeten terug naar de rechtvaardigingsleer, het artikel waarmee de kerk staat of valt.’ Exact Luther.

Intussen komt bij ons over dat artikel een sluier te liggen. Waar heb je het over?, zeggen mensen. God is toch genadig? Ja, dat is Hij. Maar hoe? Vaak denk ik aan wat mijn mentor ds. L. Kievit (1918-1990) zei: ‘Doe net als Johannes de Doper en wijs op het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegdraagt.’

Ds. Kievit waarschuwde vijftig jaar geleden al tegen psychologisering van de prediking. We drijven op ons gevoel. Allerlei vormen van ervaring komen aan de orde. De dopersen hebben in onze gemeenten opnieuw een gewichtige stem: mensen met goede bedoelingen en hun keuze voor Jezus. Ze laten zich niet zo gemakkelijk aanspreken als ‘goddeloze’.’

Kohlbrugge

‘Dat God goddelozen rechtvaardigt, heb ik thuis op de klank af geleerd. Het werd voor mij bevindelijk door het lezen van de Erskines, Spurgeon en Gray. Later, in mijn studietijd vond ik Kohlbrugge − of hij vond mij. Van hem heb ik geleerd wat de rechtvaardiging van de goddeloze is, namelijk het onvoorwaardelijk voor rekening van Christus komen. God dagvaardt je – onder de verkondiging van het Lam Gods −, Hij beschuldigt, klaagt aan, velt een vonnis, maar spreekt ook vrij. Dit vond ik ook bij Luther en Calvijn en na verloop van tijd, mede door mijn promotiestudie, bij de kerkvaders, Augustinus voorop, en Bernard van Clairvaux. Hun boodschap ging veel dieper en breder dan wat ik van huis uit geleerd heb. Nog later kwamen ook Miskotte en Bonhoeffer om de hoek kijken. Gezien het milieu waaruit ik kom, liggen deze laatste namen niet zo voor de hand.

Ik kijk positief terug op de preken die mijn vader waardeerde en in leesdiensten in de gereformeerde gemeente gebruikte. Vooral die van de gebroeders Erskine: de Heere doet wat Hij zegt. De Heere spreekt: ‘Ik zal!’ en dan zal het! Dit hangt voor mij samen met de doop. Dit sacrament ben ik gaan verstaan door de verkondiging van predikanten die God op mijn pad bracht, alsook door de studie van Luther, Calvijn, Kohlbrugge en de kerkvaders. Ik doel op het mysterie dat de apostel Paulus verwoordt in Romeinen 6 en in Kolossenzen 2 en 3: ‘met Christus begraven door de doop in de dood en met Hem opgewekt’.’

Gouda

‘Nadat ik drie keer tevergeefs toelating aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam vroeg, nam ik daar afscheid met het getuigenis van Jezus: ‘Ik heb een geopende deur voor u gegeven en die kan niemand sluiten.’ Mijn vrouw en ik gingen kerken bij ds. L. Kievit te Gouda. In die stad werkte ik aan De Driestar − met mijn vriend Arie de Reuver verzorgde ik er de godsdienstlessen, ieder van ons de helft. Wij kregen ruimte om het onvoorwaardelijke van Gods beloften en de diepe betekenis van de doop aan de man te brengen.

Als erfenis uit de Gereformeerde Gemeenten heb ik de betekenis van ‘de vreze des Heeren’ en ontzag voor het Woord meegekregen. De theologie volgens welke je moet wedergeboren zijn voordat (!) je Christus kent, is van me afgenomen. Dat ‘een mens wedergeboren moet worden’, is geen eis, maar naar Johannes 3 een belofte.

Naast ds. Kievit is dr. C.A. Tukker voor mij van veel betekenis geweest. Ik werd bij hem vicaris en hulp in het pastoraat te Kamerik. Van beiden kreeg ik mee het grondig bestuderen van de grondtekst van de Bijbel, met het oog op het maken van een preek.’

Uitverkiezing

‘In de tijd dat ik gemeentepredikant was, is er veel veranderd. In mijn eerste gemeente, Brakel, waren mensen verrast dat ze zalig konden worden. Het kon immers best zo zijn dat je niet uitverkoren was. Toen ik daar begon, waren er zes avondmaalgangers. Ik heb mogen zien gebeuren dat het heilbegerige volk niet zonder het avondmaal kon leven, niet zonder de Heiland. Mijn tweede gemeente was ten dele anders. Ook daar had je een stroming die de uitverkiezing beleefde als een blokkade, maar er zat ook een groep die ‘veel steun aan het geloof’ had, zoals ze zeiden. Ze begrepen aanvankelijk niet dat ik preekte dat we niet op ons geloof moeten steunen, maar op Christus. Je kunt immers geen isgelijkteken zetten tussen Christus en jouw geloof. Het gaat om Christus alleen en Christus geheel. ‘Wat is uw enige troost in leven en in sterven?’ Niet jouw geloof.’

Het katholieke

‘Door mijn studie heb ik gezien dat we veel van het katholieke kwijt zijn. Erger nog: het wordt als verdacht aangemerkt. Neem de plaats van het avondmaal. Voor Augustinus was het onmogelijk dat er een dienst van het Woord zou zijn zonder het sacrament. Woord en sacrament, taal en teken horen bijeen.

De verwatering van de kerk en de leegstroom zijn mijns inziens mede een gevolg van het feit dat het lichaam des Heeren ondervoed is. Calvijn vierde slechts vier keer per jaar het avondmaal, maar dat betekende voor hem een beperking, die hem tot zijn verdriet was opgelegd. Je kunt beducht zijn voor sleur, maar zwaarder weegt dat we liturgisch veel kwijt zijn.

Ik heb veel van de liturgie in de Rooms-Katholieke Kerk ervaren toen ik samen met dr. Tukker − en later als diens opvolger − lesgaf, vooral bij de Broeders des Gemenen Levens, de orde van de Augustijner koorheren in Duitsland en aan het priesterseminarie te Rolduc in Limburg. Er ontstond in mij een soort heimwee en jaloersheid. Afgezien van de roomse uitleg van het sacrament, zeg ik: ‘Zij worden dagelijks begenadigd.’ Hoe kunnen we onze dag beter beginnen dan met Woord en sacrament?’

Lijden

‘Als westerse kerk hebben we verleerd dat belijden gepaard gaat met lijden, dat de kerk als lichaam van Christus gemeente onder het kruis is. We praten wel over kruis en vervolging, maar dat is voor ons ver weg. Bij ons vloeit geen bloed. We collecteren voor ‘de vervolgde kerk’. Maar is dat een andere kerk dan de onze? Hoeveel kerken zijn er dan? Wat weten wij van lijden? Dat brengen wij mogelijk in verband met wat moslims ons kunnen aandoen.

Wij vatten niet dat het lijden allereerst van binnenuit komt, door de vijandschap binnen de kerk. En vervolgens zal de islam de kerk onder de voet lopen. Maar dan in de volgorde die de opvolger van Calvijn, Beza, in een van zijn preken waarschuwend stelt: de kerk van West-Europa heeft door haar zonden ‘de zondvloed van Mohammed’ over zich afgeroepen.

Overigens behoeven we niet te somberen. Christus is een eeuwige Koning. Daarom heeft de kerk toekomst. Tegelijk geldt dat er geen toekomst is als de vraag van Luther ‘Hoe vind ik een genadige God?’ ontbreekt. Gods Woord moet het doen en zal het doen. In die zin is mijn boodschap eenzijdig. Je kunt op je kop gaan staan met allerlei activiteiten, maar dat werkt slechts een poosje.

Als de vraag van de rechtvaardiging en daarmee verbonden de heiliging in de kerk niet de grondtoon is − wanneer niet Christus, Die onze rechtvaardiging en heiliging is, in het middelpunt staat −, krijg je een kerk die niet opvalt in de wereld, terwijl ze van alles en nog wat moet en doet. Ze wordt dan gelijk aan de wereld, met zijn zwitserlevengevoel, zijn hang naar succes, prestatie, status en management. Waar is het uitzien naar Christus’ komst en het leven dat daarbij hoort?’

Tineke van der Waal