ds. W. van Gorsel (1931-2011)
Na een verblijf van enkele weken in het ziekenhuis in Gouda, kwam op de morgen van zaterdag 23 juli het einde van de aardse loopbaan van ds. W. van Gorsel, hervormd emeritus predikant te Bergambacht.
Willem van Gorsel werd geboren op 22 september 1931 in een landbouwersgezin in het Zeeuwse Sint-Maartensdijk. Als kind bezocht hij met zijn ouders de diensten geleid door de buitenkerkelijke oefenaar Krijn van Gorsel, een familielid. Met smaak kon hij later vertellen hoe zijn oom de diensten leidde en welke voorvallen er plaats vonden. In deze diensten was het ook dat hij een preek hoorde voorlezen van een oudvader, met name van Ralph Erskine over Openbaring 4:3. De inhoud ervan trof zijn jonge ziel en is hem heel zijn leven bijgebleven.
Later ging hij aan de hand van zijn moeder naar de Hervormde Kerk. Zijn verbondenheid met de gemeente kwam in 1959 tot uitdrukking in een studie over haar geschiedenis. De toenmalige predikant, ds. J. van der Haar, schreef erover: ‘Een van onze jongere ingezetenen heeft tijd noch moeite gespaard om Smerdieks verleden voor ons te doen herleven. (…) De heer W. van Gorsel heeft met grote nauwgezetheid diverse archieven onderzocht en de gegevens op een boeiende wijze verwerkt tot een geheel.’
Predikant
Zijn studiezin maakte dat hij ervan afzag – hoewel enige zoon – zijn vader op te volgen in het bedrijf en ervoor koos aan de universiteit in Amsterdam Nederlandse taal te gaan studeren. Het verlangen om predikant te worden bracht hem ertoe om in 1960 in Utrecht theologie te gaan studeren. Zijn gevoel voor taal is hem echter heel zijn leven bijgebleven en is dienstbaar geworden aan de verkondiging van het Evangelie.
De eerste gemeente die hij diende was die van Oude Tonge. Bij zijn intrede in deze gemeente sprak hij er zijn verbazing over uit dat er in Oude Tonge nog zo iets bestond als een kermis. Tevens deelde de nieuwe dominee met betrekking tot zijn prediking mee dat men voor ‘kort en lang’ in een modezaak moest zijn, voor ‘zwaar en licht’ in een tabakswinkel. Na de gemeente op Goeree-Overflakkee was hij predikant in Ridderkerk, Wijk (bij Heusden), Gouda en Schoonhoven. Als emeritus heeft hij nog een aantal jaren gewerkt in Berkenwoude.
Tot zegen
Door zijn evangelieprediking heeft hij een spoor getrokken en is hij velen tot zegen geweest. Menigeen die onder zijn prediking verkeerd heeft is tot een geestelijk ontwaken gebracht.
Formeel kenmerkten zijn preken zich door een vlot en toegankelijk taalgebruik. Inhoudelijk stond Christus centraal. Of, zoals hij zei bij zijn intrede in Ridderkerk in een preek over Jesaja 50:4: hij, de kleine dienstknecht, wilde enkel wijzen op de grote Dienstknecht. Het was zijn vreugde de Heere Jezus aan de gemeente voor te stellen als een volkomen Zaligmaker. Niet alleen had Hij het heil verworven door Zijn bloed maar Hij past het ook toe door Zijn Geest.
Hoewel hij er zich van bewust was dat hij op de kansel de meeste mensen kon bereiken en hij daarom vaak op de studeerkamer te vinden was, betekende dit niet dat hij het pastoraat verwaarloosde. Hij was geen ‘draver’, maar waar het nodig was, was hij aanwezig.
Gereformeerd Weekblad
Daarnaast waren er nog vele andere werkzaamheden die hij verrichtte. Talloos zijn de bijdragen die hij leverde aan diverse bladen. Van het Gereformeerde Weekbladwas hij hoofdredacteur. Ook in bestuurlijk opzicht en wat betreft het kringwerk onder predikanten was hij actief. Als bestuurslid was hij nauw betrokken bij het werk van de Stichting Smytegeltfonds die zich tot taak gesteld heeft preken van oudvaders onder ons volk te verspreiden. Niet onvermeld mogen blijven zijn meditaties, waarvan jaarlijks een bundel verscheen en zo velen onder ogen zijn gekomen.
Hoop
Een zeer arbeidzaam leven is met zijn heengaan afgesloten. Het woord van de bekende bijbelverklaarder Matthew Henry komt ons voor de geest: een leven in dienst van het Evangelie is het best bestede leven dat er is.
Hij was er zich van bewust dat ook voor hemzelf de vaste grond niet te vinden was in de vele arbeid die hij had mogen verrichten, maar in het werk van Christus. Hij beaamde vlak voor zijn heengaan de woorden uit Romeinen 8: ‘Christus is het die gestorven is, ja wat meer is, die ook is opgewekt.’
Ons meeleven gaat uit naar zijn echtgenote die hem een lange reeks van jaren vergezeld heeft en die nu alleen verder moet. Zij, de vele vrienden en gemeenteleden staren hem na. Bedroefd, maar niet treurend als degenen die geen hoop hebben.
P.H. van Harten, Ridderkerk