Een bewogen boodschapper
De prediking van ds. Boer was tijdbetrokken. Niet in die zin dat ze uit het eigentijdse levensgevoel opkwam, maar wel zo dat ze erin landde. Zijn bron was het Woord van omhoog. Maar dat hoge Woord bleef niet boven het reële, weerbarstige leven van de hoorders zweven.
Het schampte er ook niet langsheen. Boer zocht zijn hoorders op. Dialogisch, in gesprek. Een preek van Boer was geen kil betoog, maar een bewogen boodschap.
Invoelend
Boodschapper was hij. Geen postbode die de brief maar door de bus duwt, maar die aanbelt en de brief persoonlijk overhandigt. ‘Aan u gericht.’ Meer dan brievenbezorger was hij trouwens. Hij kwam binnen en drong de geadresseerden uit hun schuilhoeken vandaan. Zo droeg hij het boventijdse Woord de tijd in, begenadigd als hij was met een dubbele fijngevoeligheid. Enerzijds was hij genesteld in de Schriften en droegen zijn woorden daar de nestgeur van, anderzijds kende hij klimaat en taal van zijn tijd en zocht zijn prediking de mensen dáár op waar zij waren. Dat stichtte communicatie, zodat de ‘zaak’ van het verkondigde Evangelie ook ‘mijn zaak’ werd, persoonlijk, ondervindelijk.
Velen hebben het ervaren dat onder dit gebeuren de rechte bevinding werd geboren en getogen; niet alleen opgeroepen, maar ook vertolkt. Boer vond deze laatste notie legitiem en zegenrijk. Hij had gelijk. Bij alle terechte verzet tegen een descriptieve prediking die opgaat in stereotiepe en voorspelbare beschrijvingen van allerlei ‘bevindingen’, mag men niet onderschatten hoe waardevol het is om invoelend in te gaan op de vragen en vreugden, de verlatingen en verrukkingen die de omgang met God eigen zijn.
Messcherp
Boer schroomde ook niet om valsemunters te ontmaskeren en de gemeente op te roepen, zich te beproeven. Wie geen zondaar is en blijft voor God, die weet niet wat genade is. ‘Weet u daarvan? Velen zijn gered, zonder dat ze ooit in het water zijn gevallen.’ Op dit punt is Boer messcherp. God brengt ons aan het eind van ons Latijn. Zijn trefpunt ligt op ons nulpunt.
Een prediking van deze allure is tweezijdig. De ene zijde is dat een mens het onder deze boodschap zwaar te verduren krijgt. Ook dat is genade. Genade, zo heb ik ds. Boer herhaaldelijk horen zeggen, is de doodsteek voor alle vanzelfsprekendheid. Wie het heil dacht op te strijken alsof het een bagatel is, werd onder zijn gehoor hardhandig uit de droom geholpen. ‘Wie met God in aanraking komt, wordt uit het lood geslagen. Bij hem of haar is een ondergrondse aardverschuiving aan de gang. De wind van de eeuwigheid waait langs ons heen.’ In de geest en taal van Kohlbrugge zegt Boer: ‘Dan is het afgelopen met ons willen en kennen, met ons drijven en lopen. Dan zijn wij te schande geworden.’
Genadige voorkeur
Het Evangelie is geadresseerd aan het minste en geringste, aan wat verloren is. Toen Boer ooit optrad in een uitzending van de EO, begon hij zo: ‘Heeft Jezus een voorkeur voor slechte mensen? Ja, dachten de Farizeeërs met afkeer. En omdat ze geen zondaars waren, zeiden ze smalend: Deze ontvangt de daars en eet met hen. En ja, dachten de zondaars met verbazing. En omdat ze niets meer waren dan zon- dat, begonnen zij vrolijk te zijn.’ Het is deze genadige voorkeur van de Heiland voor wat Boer noemt ‘het rapaille [uitvaagsel] van de samenleving’, die de hele toespraak typeert. Zelfgenoegzame lieden hebben altijd een hekel gehad aan dit Evangelie. Het is nu eenmaal niet besteed aan mensen die kaarsrecht op de benen staan, maar wel aan hen die gebroken door het leven gaan, hinkend als Jakob weleer, die vinden er de Heiland, Die heel maakt wat geschonden en is. ‘Het Evangelie is berekend op lieden die zo arm zijn als een kerkrat.’
Twee soorten mensen zijn er dus, door een schijnlijk niet te slechten muur gescheiden. Maar ogen- Boer slechtte die muur. Dat wil zeggen: het geliewoord waarvan de dynamiek van de Geest werkt als dynamiet, vaagt de muur omver en veegt Evan- allen en een ieder op één hoop. Allen zijn zij ren voor God, op pure genade aangewezen. En wie zondazich door het oordeel van de Wet niet neer laat halen, gaat op de gerichtsplaats Golgotha wel omver. Wie dáár nog stokstijf op de been blijft, weet et niet wat hij doet. Zo is de teneur van Boers verkondiging.
De schildering van Christus
Heel deze ontdekkende kant heeft een keerzijde: de bedekking door het bloed van het Lam. Juist tegen het donkere decor van onze verlorenheid steekt het licht van de genadeverkondiging het helderst af. Wie leert beamen het nooit meer goed te kunnen maken, is goed af. Die krijgt te verstaan dat een Ander het goedgemaakt heeft, eens en voorgoed. Wat op Goede Vrijdag daar en toen volbracht is, wordt op zondag hier en heden aangebracht. Niet ijskoud meegedeeld, maar gloedvol uitgedeeld. De kansel is bij uitstek de plek waar de gewilligheid en de volmacht van Jezus om zondaren te zaligen wordt uitgestald. Dat noemt Boer ‘het hoofdvak’ van de prediker. ‘Wie de mensen tegen het steile bergmassief van de eeuwige verkiezing en verwerping zet, zonder hun de roepende en uitroepende God te prediken, zonder de eedzwering dat God geen lust heeft in hun dood, werpt de mensen in draaikolken.’
Dit ‘hoofdvak’, de schildering van Christus, beoefende hij met passie. In een van zijn preken over Hebreeën 11 luidt het: ‘Al zit u gebonden, al loopt u in de banden van Satan, dan daalt Jezus ook vanmorgen af om mensen uit die banden te bevrijden. Zoals een vogel die in een strik zit: hoe dat beestje ook draait, het raakt er steeds verder in verstrikt.
Maar God zij dank, de strik is gebroken, zegt de psalmist, en wij zijn vrijuit gegaan. Kan dat, zegt u? Ja waarachtig, op dit moment. Want we zitten hier niet voor niets bij elkaar. Gód spreekt Zijn Woord. Hij daalt loodrecht neer. Hij ziet u aan in Zijn Zoon, in Zijn ontferming.’
Poorten der genade
Ik hoor het prof. Graafland nog zeggen, toen hij begin 1973 tijdens de rouwdienst zijn geestelijke vader herdacht: ‘Ds. Boer is voor ons en voor velen het middel geweest om ons tot Jezus te leiden. Dat heeft hij gedaan door zijn scherpe, eerlijke en nietsontziende, ontdekkende prediking, die ons geen grond meer onder de voeten overliet. En dat heeft hij gedaan door ons de Heere Jezus in al Zijn schoonheid voor te stellen en aan te prijzen en bij ons aan te dringen, zodat wij met een heilige en diepe begeerte vervuld werden om Hem te kennen en Hem te bezitten als onze enige en volkomen Zaligmaker.’
Inderdaad, als Boer in de majesteit van de Geest de sleutels hanteerde, zwaaiden de poorten der genade open. Niet op een kiertje dus, maar wagenwijd.
‘Kom precies zoals u bent, met al uw verdraaidheid, met al uw lelijke streken, met al uw vuile vlekken.’ De Heere vonnist en doet uitspraak. En de uitspraak luidt: vrijspraak. ‘Wanneer de donderslagen van de Wet voorbij zijn, gaan de lichten van Gods barmhartigheden aan.’ En wie tegenwerpt dat hij zoveel op zijn kerfstok heeft, legt Boer de vraag aan het hart: ‘Is er dan geen Lam Gods, Dat de zonden der wereld heeft gedragen?’ De belofte van het Evangelie lonkt ons toe en trekt ons naar Christus heen, in Wie het heil voorradig is. ‘Wat is de verrassing van ieder die de Heere Jezus ontdekt? Wel, dat hij met al zijn gewurm en gewring nooit iets heeft bereikt, maar dat het in Christus klaar ligt.’
Ds. Boer had de reformatorisch boodschap van kosteloze genade ingedronken. Wie door genade buigt voor God en naar Zijn kant toe valt, wie eigen ongelijk bekent en Gods gelijk en recht belijdt, die vindt het Lam tot vergeving en vernieuwing. ‘Het Lam’, zo verzekerde Boer zijn hoorders, ‘staat altijd op de snijlijn van Gods recht.’ Juist waar ik voor God niet kan bestaan en onderuit ga, is daar het Lam om me op te vangen en te dragen, zo vloekwaardig als ik ben. Zo preekte Boer.
Honingraten
Ter afsluiting een citaat waarin mijn leermeester recht in zijn hart laat kijken. In een van zijn preken geeft hij een leeservaring door. ‘Ik las eens’, zo vertelt hij, ‘een prachtige verklaring, die de Twaalf Artikelen vergeleek met een honingraat, waarvan de raten allemaal zijn opengemaakt en waar de honing uitdruipt. Vindt u dat geen prachtig beeld? Als u in de kerk bent en de voorganger leest de geloofsbelijdenis, dan moet u maar denken: twaalf honingraten! Nu was er een man die zei: Wat heb ik nou aan die Twaalf Artikelen; er staat niet eens in, of ik erbij hoor! Maar die man begreep niet dat het geloof in God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest de toeeigening insluit. Dat is geen vanzelfsprekende zaak, maar het druipt er zo uit voor het geloof.’
Ook onder de preken van ds. Boer droop honing neer. Hem imiteren lijkt me ongewenst. Maar ik weet zeker dat hij ons kan inspireren. Christus’ gemeente zal gezegend zijn als de grondtoon en de passie van zijn geluid ook vandaag de prediking doorgloeit.
In Katwijk aan Zee
Peilen wat de betekenis van ds. Gijsbert Boer geweest is voor de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee kan ik niet. Maar dat de meditatie in de kerkbode van 16 december 1966 troost en leiding aanbood, kan ik me levendig voorstellen. Deze ging over Jezus in de storm, naar aanleiding van Mattheüs 14:26. Van juni 1965 tot september 1969 was ds. Boer predikant in Katwijk aan Zee. Schrijven kon hij. Dat blijkt uit de meditaties die te lezen staan in de kerkbodes uit zijn tijd. Zelf heb ik geen herinnering aan de prediking van ds. Boer. Ook hoorde ik niet vaak gemeenteleden zijn prediking aanhalen. Wanneer dat wel gebeurde, dan trof me dat de directheid in de prediking van ds. Boer aansprak. Krachtige taal. ‘Je werd voor de troon gedaagd!’ Maar een collega die ds. Boer goed gekend had, verbaasde zich er na een aantal jaren over dat hij in de gemeente zo weinig hoorde van zijn prediking. Toen was er een kwarteeuw verstreken. Na het vertrek van ds. Boer (1969) en ds. W. Vroegindeweij (1972) kreeg een doperse onderstroom meer plaats in de gemeente, wat in 2004 uitliep op een grote uitstroom uit de gemeente.
Wat ik nu, vijftig jaar later, van oudere gemeenteleden heb gehoord over de prediking van ds. Boer, komt duidelijk naar voren in een meditatie van zijn hand over Handelingen 2:16. ‘De Schrift heeft een sleutel om haar geheimen te openbaren. Welke sleutel? De gekruisigde en opgestane Christus. Hij is het hart van de Schrift. De Schriften getuigen van Hem. Zonder Hem is alles donker en duister. Zonder Hem zijn we farizeeën en sadduceeën, die misschien net als zij eertijds dag en nacht bezig zijn uit de Schrift de antwoorden te vinden op de actuele vragen van nu, maar Jezus Christus kruisigen. Dan verwijt Jezus ons, dat wij de sleutel der kennis hebben weggenomen, zelf niet ingaan en anderen verhinderen in te gaan.’
Ds. J. Geene, Katwijk aan Zee
In veel opzichten een voorbeeld
Op welke wijze inspireert ds. G. Boer mij vandaag in de uitoefening van het ambt, bij het staan in de kerk? De naam van ds. Boer hoorde ik in mijn jeugd met regelmaat noemen. In de plaatsen waar mijn familie vandaan komt, Huizen en Katwijk aan Zee. Toen ik belangstelling begon te krijgen voor theologie, heb ik voor het eerst een cassettebandje opgezet en vrij snel ook weer uitgezet. Misschien waren het zijn wat barse stem en gedragen woordkeuze die niet direct aanmoedigden om verder te luisteren.
Blijkbaar was mijn belangstelling toch zo groot dat ik later opnieuw preken ben gaan beluisteren. Sommige preken heb ik zelfs vele keren beluisterd. Die waren altijd vanuit een zorgvuldige exegese en vanuit het geheel van de Schrift. Verder neemt ds. Boer mensen volstrekt serieus in hun vragen. Hij stelt toe-eigeningsvragen aan de orde, maar ook de moderne vraag naar het Godsbestaan. Wat is hij eerlijk over de geestelijke strijd die je als gelovige kunt doormaken. Hij spreekt vanuit grote existentiële kennis, zou dat ook het profetische van zijn preken bepaald hebben?
Leerzaam is ook om het belang van taalbeheersing te ontdekken. Voor de catechismusverklaring Gegronde troost heb ik samen met Gerwin Breugem een aantal preken vanaf de geschreven of getypte manuscripten uitgewerkt, omdat er geen bandopnames beschikbaar waren. Het was een leerzaam proces. Je ziet hoe een dienaar van het Woord zijn leven lang intensief bezig is geweest met de preekvoorbereiding. In de kantlijn zijn opmerkingen toegevoegd of zinnen weer doorgehaald. In de preken uit zijn jongere jaren zijn de zinnen korter dan in latere preken. Wat verder opvalt in zijn preken, zijn de vele Schriftvoorbeelden.
Ook in zijn staan in de kerk is ds. G. Boer in veel opzichten een voorbeeld. Hij stelt in een van zijn referaten de waarheidsvraag aan de orde. Durven wij die vandaag ook te stellen? Tegelijk kan in discussies in de kerkelijke context van zijn dagen een bepaalde nuance hem niet worden ontzegd. En, last but nog least, heb ik door preken van ds. Boer opnieuw interesse gekregen voor de theologie van Kohlbrugge, die hij geregeld citeert.
Ds. G.H. Kruijmer, Wapenveld