Waar bent u naar op zoek?

Een dominee als ouderling

ds. M. van Kooten
Door: ds. M. van Kooten
20-01-2022

In Oude Paden van september 2021 schreef L. Vogelaar dat de gereformeerde predikant C.S. van der Voet (1844-1921) na zijn emeritaat in 1914 ouderling werd te Apeldoorn. Hij merkte daarbij op: ‘zoals dat bij emeriti vaker gebeurde’. Gold dat ook in hervormde gemeenten?

Voorbeelden van ouderlingen die later predikant werden, liggen voor het oprapen. Zo was ikzelf voor het predikantschap drie jaar ouderling in hervormd Streefkerk. Daarin heb ik de hand van de Heere gezien, omdat daardoor geen vicariaat gedaan behoefde te worden. Dat zou naast een fulltime baan niet te doen zijn.

Gemeente bouwen

Dat dominees ouderling worden, komt minder vaak voor. De kerkorde geeft wel aan dat een emeritus predikant door de gemeente waarin hij als lid is ingeschreven, verkozen kan worden tot ouderling of diaken. Wat zou de reden zijn dat het toch niet zo vaak gebeurt? Het kan zijn dat men vreest dat een predikant als ouderling zijn dienstdoende collega voor de voeten gaat lopen. Dit zou kunnen leiden tot irritaties die bepaald niet opbouwend zijn voor het gemeentelijk leven. Ook zouden ambtsdragers die doorgaans niet theologisch geschoold zijn, zich bedreigd kunnen voelen. Met hun expertise zouden ze de broeders ondersneeuwen. Ze zouden als emeritus dominee ook kunnen domineren.

Dat hoeft echter niet. Ik geef een mannenvereniging als voorbeeld. Toegegeven, een mannenvereniging is geen kerkenraad, al is het vroeger wel eens eens een schaduwkerkenraad genoemd. Op onze mannenvereniging is een geschoold theoloog de voorzitter en zijn de plaatselijke predikant en een oudpredikant lid. Een eenvoudig lid zei eens: ‘Wij hebben drie theologen op de vereniging, maar we merken er niets van.’ Dat sloeg niet op het gehalte van de kennis, maar op de sfeer. Zo zou het in een kerkenraad ook kunnen zijn. Wat een voorrecht wanneer er binnen de gemeente emeriti woonachtig zijn die de gemeente mee kunnen bouwen als ouderling. Ervaring in het (crisis)pastoraat mogen ze hebben en, als het goed is, een flinke theologische bagage alsmede incasseringsvermogen en bescheidenheid. Een probleem vandaag is de beschikbaarheid van een ambtsdrager. Dat zal met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd niet afnemen. Tevens is het niet bij te houden voor een ouderling wat er via de moderne media ook op theologisch gebied bij de gemeenteleden binnenkomt. Een emeritus predikant als ouderling zou daarin goed mede leiding kunnen geven.

Stille hint

Ondanks aarzelingen een predikant tot ouderling te verkiezen zijn er toch wel enkele voorbeelden te noemen. Allereerst ds. Abraham Kuyper, die ouderling was in Amsterdam. Hij was in 1874 met emeritaat gegaan vanwege zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer. Nadat hij overspannen raakte, legde hij het ouderlingschap in 1877 alweer neer. Kuyper was wel erg dominant in de kerkenraad en in die korte tijd heeft hij onder menig ambtsbroeder de toon gezet voor de Doleantie, die negen jaar later een feit werd. Na zijn emeritaat in 1893 vestigde ds. W. van den Bijtel (1820-1898) zich in Nunspeet, waar hij van 1860 tot 1867 herder en leraar was geweest. Vanaf 1896 tot aan zijn overlijden op 1 april 1898 diende hij de gemeente als ouderling. Hij mocht als rechterhand van ds. J.G.P. Muller mede de gemeente opbouwen, die door de Doleantie flink gehavend was. Nunspeet herbergt nog steeds heel wat emeriti, evenals Apeldoorn, Ede, Ermelo en Veenendaal. Misschien mag dit artikel een stille hint zijn… Ook ds. J. Severijn (1883-1966) was enige tijd ouderling, nadat hij hoogleraar werd. Dat was in de periode dat hij in Utrecht, zijn geboortestad, woonachtig en werkzaam was. Hij was aldaar tevens voorzitter van het college van notabelen. Volgens de biografische schets in de bundel Waarheid, wijsheid en leven ter gelegenheid van het zilveren ambtsjubileum van Severijn stond men hem in de weg om het ouderlingschap op gereformeerde wijze te vervullen. Daarom was zijn ouderlingschap kortstondig.

Nieuwland

In Nieuwland was van 1940 tot 1948 ds. E. Schimmel (1898-1949) ouderling. Hij was reeds op veertigjarige leeftijd vanwege lichamelijke zwakheid met vervroegd emeritaat gegaan in Ameide en naar Nieuwland verhuisd. Schimmel was in Nieuwland niet onbekend, want hij was er in 1930 in de kerk getrouwd met de Nieuwlandse Neeltje Verrips. Tevens was hij er vanuit Ameide tweemaal consulent geweest.

Ds. Schimmel nam het ouderlingschap aan onder voorwaarde dat de gemeente zich zou aansluiten bij de Gereformeerde Bond. Voorheen hadden ethische predikanten de gemeenten namelijk gediend, terwijl er in Nieuwland toch echt behoefte leefde aan een gereformeerde prediking. Zo waren er ouders die hun kinderen naar Leerbroek op catechisatie stuurden. Bij een gewone dienst zaten er destijds tien tot twintig mensen in de kerk, maar bij een vacaturebeurt waarin een hervormd-gereformeerd predikant voorging uit onder andere Leerbroek, Leerdam of Schoonrewoerd was het aantal kerkgangers tachtig tot honderd. De kerkenraad ging met Schimmels voorstel akkoord en het beroepingwerk werd ter hand genomen. Het eerste beroep werd uitgebracht op kandidaat J. van der Velden, die dit beroep ook aannam. Ds. Schimmel deed aan de handoplegging mee. Ook onder ds. Van der Veldens opvolger ds. W.A.S. Laurense was ds. Schimmel ouderling. Jaren later gebeurde in Nieuwlands buurgemeente Oosterwijk hetzelfde. Daar werd ds. A.J. Mulder ouderling, nadat hij in Nieuwer Ter Aa in 1986 met emeritaat was gegaan.

Ds. de Bresstraat

Van 1929 tot aan zijn emeritaat op 1 mei 1953 stond ds. Joh. de Bres (1887-1972) te Sint-Maartensdijk. Na zijn emeritaat heeft hij enige tijd de gemeente als hulpprediker en ouderling gediend. De eerste predikant in zijn vacature die hij mede beriep, was ds. W.L. Tukker te Delft. Zijn ouderlingschap was echter van korte duur, want op 15 januari 1956 nam hij voorgoed afscheid van de gemeente, omdat hij in Heesbeen benoemd was als bijstand in het pastoraat en daar ging wonen. Dat hij als ouderling werd begeerd, geeft wel aan de achting die hij in de gemeente genoot. Ds. W. van Gorsel, die als oud-‘Smerdieker’ De Bres kende, schreef in dit blad naar aanleiding van diens overlijden destijds: ‘Ik las dezer dagen nogeens een oude preek van hem, indertijd te Sint-Maartensdijk gehouden rondom Hervormingsdag, over Jeremia 23 vers 6b: ‘De Heere, onze gerechtigheid’. In die tekst alleen al ligt héél het leven en de prediking van ds. De Bres: Onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed, maar de gerechtigheid van Christus redt van de dood. Door deze, wat dogmatische, maar toch klare en schriftuurlijke prediking, maar niet minder door zijn beminnelijk karakter, heeft ds. De Bres zich in de gemeente Sint-Maartensdijk, die hij zolang heeft gediend, maar ook daarbuiten, vele vrienden verworven.

Zo onopvallend als hij heeft geleefd, is hij ook begraven, op de begraafplaats te Sint-Maartensdijk. Wars als hij was van mensverheerlijking had hij de uitdrukkelijke wens te kennen gegeven dat geen rouwdienst mocht worden gehouden in de kerk, maar een samenkomst met familie, kerkenraad en kerkvoogdij in het verenigingsgebouw. Daar, en aan de open groeve, werd alleen het woord gevoerd door de consulent, ds. C. Mulder uit Poortvliet. Moge zijn nagedachtenis velen tot zegen zijn.’ Zijn nagedachtenis leeft in ieder geval nog voort in het feit dat een straat naar hem vernoemd is in Sint-Maartensdijk.

Om raad vragen

In Lopikerkapel was recent – dat wil zeggen tot aan het eind van 2021 – ds. J. Broekman, die zich na zijn emeritaat daar vestigde, ouderling. En dat niet zonder zegen.

In Waarder heeft enkele jaren geleden ook een predikant op een tweetal gestaan voor ouderling. Hij werd niet gekozen. Navraag daarover bij ds. B.L.P. Tramper, de tegenwoordige predikant van Waarder, leverde ook de volgende reactie op uit de periode dat hij in Driesum stond: ‘Wij hebben in Driesum ds. L.H. Oosten weleens overwogen, maar zagen er toch vanaf. Het hoefde ook eigenlijk niet, want bij belangrijke besluiten stelde ik geregeld voor om hem om advies te vragen. Eén keer was zijn raad voor de broeders doorslaggevend: bij het lezen van het doopformulier in het Frysk. Dat vond hij wel een mooi idee. Hij heeft het toen zelf gedaan. Daarna heb ik de dienst voortgezet.’

ds. M. van Kooten
ds. M. van Kooten