Een genadige ommekeer
Keer terug, Heere, red mijn ziel, verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid. Psalm 6:5
De last van de zonden kan bij tijden enorm zwaar drukken. De vraag kan rijzen: ‘Zou de Heere mij nog genadig willen zijn?’ Wie zichzelf deze vragen in een sombere gemoedsgesteldheid stelt, mag moed vatten met David in Psalm 6.
David voelt zijn krachten verminderen. Hij weet niet meer wat hij moet doen. Als het in zijn leven blijft, zoals het nu is, dan wordt dat zijn dood. Hij ligt namelijk nachten wakker en doet dan niks anders dan huilen. Het verdriet over zijn vijanden mat hem totaal af. Zijn gezondheidstoestand is dramatisch.
Woede van God Wat er precies is gebeurd, weten we niet. Maar
Wat er precies is gebeurd, weten we niet. Maar David weet dat zijn huidige situatie direct het gevolg is van de woede van God (Ps.6:2,3a):
‘Heere, straf mij niet in Uw toorn,
bestraf mij niet in Uw grimmigheid!
Wees mij genadig, Heere, want ik ben verzwakt.’
David is er diep van overtuigd dat de Heere Zich van hem heeft afgekeerd. Hij weet zich door Hem verlaten, daarom roept hij het ook uit: ‘Keer terug, Heere!
Die uitroep is in deze situatie des te opmerkelijker. Hoe kan David dit vragen? Heeft hij deze straf niet verdiend? De Heere straft hem toch niet zomaar! Waarom zou Hij Zich dan weer tot hem keren? Moet Hij als een mens de hand over het hart strijken? Dat kan niet, want dan zou de zonde uiteindelijk niet zwaar voor Hem wegen. Hoe serieus kun je Gods toorn dan nog nemen? Waarom moest David dan onder Zijn straf lijden?
Gods welwillendheid
David vraagt dan ook niet of de Heere zijn zonden door de vingers wil zien. We horen hem bidden: ‘Verlos mij omwille van Uw goedertierenheid.’ (vs.5b) Hij doet dus een beroep op Gods goedertierenheid. Dat is Zijn welwillendheid, waarmee Hij Zich de eeuwen door aan de mensen heeft geopenbaard. Het gaat om die gunst, waarvan wij in Ezechiël lezen dat de Heere geen behagen heeft in de dood van de goddeloze. ‘Hij wil niet dat er enigen verloren gaan’, zo schrijft de apostel Petrus. Het is die goedertierenheid, waarvan de Nederlandse Geloofsbelijdenis getuigt in artikel 17: ‘Wij geloven dat onze goede God, toen Hij zag dat de mens zich aldus in de lichamelijke en geestelijke dood gestort en zich volkomen ongelukkig gemaakt had, hem in zijn wonderbare wijsheid en goedheid zelf is gaan zoeken, toen hij al bevende voor Hem vluchtte en heeft hem getroost, door hem te beloven Zijn Zoon te geven, die worden zou uit een vrouw (Gal.4:4) om de kop van de slang te vertreden (Gen.3:15) en hem gelukzalig te maken.’
Het gaat in Psalm 6 dus om dezelfde goedertierenheid, waarin God Zijn Zoon in deze wereld heeft gezonden. Johannes de Doper getuigde van Hem dat Hij het Lam van God is, Dat de zonden van de wereld wegneemt. Hoe? In Jesaja lezen wij dat de Heere Jezus de straf voor onze zonden heeft gedragen. Hieruit blijkt dat de Heere de zonde heel serieus neemt, maar tegelijkertijd maken deze woorden ons ook Gods goedertierenheid bekend. De Heere Jezus Christus in mijn plaats, ‘omdat ik anders de eeuwige dood had moeten sterven’. Dat is te danken aan Gods welwillendheid, Zijn vrije beweging uit Zichzelf naar u en mij toe, om ons behoud te schenken. Dat is Gods vrije genade, Zijn onbeschrijfelijke liefde.
Vol goede moed
Op die liefde van God doet David een beroep. Dat is dan ook de enige reden waarom de Heere het gebed van David verhoort. Dat de Heere Zich daadwerkelijk omdraait, blijkt uit de verzen negen tot elf. Daar horen we ineens een heel andere David. Hij is vol goede moed, want de Heere heeft de stem van zijn geween gehoord. Zijn smeekgebeden zijn door God gehoord en Hij heeft Davids gebed aangenomen. Niet dat de omstandigheden nu direct zijn veranderd, maar het is weer goed met de Heere. Zo groot is Gods goedertierenheid.
De Heere wild’, op mijn kermen,
Zich over mij ontfermen:
Hij heeft mijn klacht gehoord.
Vat daarom moed. Hoe groot uw zonden ook zijn, u zult niet tevergeefs op Zijn goedertierenheid en genade vertrouwen. Zoek uw zaligheid niet bij uzelf, maar bij de Heere Jezus Christus. Kom tot Hem als uw Heere en Verlosser. De Heere wil Zich dan op uw kermen ook over u ontfermen. Hij zal Zich in genade omkeren en om Jezus’ wil ook uw stem horen.