Een heet hangijzer
Mogen vrouwen leidinggeven in de gemeente? Robert Plomp schreef over deze spannende vraag een uitdagend boekje, waarin hij concludeert dat de Bijbel leert dat er in Christus geen onderscheid is tussen man en vrouw.
Gesprekken over de vrouw en het ambt brengen ons vaak in moeilijk vaarwater. Van twee kanten gaan de hakken meestal spoedig in het zand. Uit de overvloed aan literatuur put men wat eigen mening staaft. Zo kom je niet verder, worden stereotypen bevestigd, het gesprek bij voorbaat geblokkeerd. De groep met bezwaren tegen de vrouw in het ambt wordt als vrouwonvriendelijk neergezet, terwijl de voorstanders gemakshalve het etiket progressief opgeplakt krijgen.
In dat licht is het te waarderen dat Robert Plomp hernieuwde bezinning hierover stimuleert. In Geschapen om te regeren. In gesprek over vrouw en ambt confronteert hij de uitkomsten van zijn zoektocht met de inhoud van de twee brochures die het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond uitgaf, te weten Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen (2012) en Geroepen vrouw (2015). Vooral de eerste publicatie, geschreven door dr. P.F. Bouter (overleden in januari 2018), krijgt de nodige kritiek te verduren.
Diepgaander gesprek
Uiteraard kan in deze recensie de vraag naar de vrouw en het ambt niet uitputtend besproken worden. Na ampele overwegingen kies ik er nu voor een aantal kanttekeningen te maken, die vooral exegetisch van aard zijn. Het zijn wat minder vlotte opmerkingen bij dit vlot en vrijmoedig geschreven boekje. Niet bedoeld om het gesprek hierover het zwijgen op te leggen, integendeel. Wel om aan te geven dat we hier niet zomaar ‘uit’ zijn én dat we mijns inziens evenmin te maken hebben met wat sommigen een achterhoedegevecht noemen. In deze ‘kwestie’ doen immers tal van andere zaken mee. Te denken valt bijvoorbeeld aan de oprukkende genderideologie, het moderne vrijheids- en gelijkheidsdenken, Schriftgezag en ga zo maar door. Ik zie uit naar een breder en diepgaander gesprek waarin ook deze thema’s aandacht krijgen.
Cultuur
Ik veroorloof me een kleine opmerking vooraf. Wat me opvalt bij Plomp, is (en zo is mijn algemene indruk bij de literatuur over de vrouw in het ambt) dat er veel verwezen wordt naar studies die ingaan op de culturele situatie van het Nieuwe Testament. Begrijpelijk. Wie echter het uitgangspunt neemt bij de door ons gereconstrueerde – en daarom onder nieuwtestamentici nog altijd sterk bediscussieerde – cultuur en deze vervolgens confronteert met de huidige, komt in een spagaat terecht, los van de vraag over welke huidige cultuur we het dan precies hebben. Al snel gaat het alleen nog maar over de hermeneutiek en niet meer over de exegese.
Mijn bezwaar is overigens niet gericht tegen de aandacht voor de culturele inkleding van het Nieuwe Testament of tegen de vraag hoe we de pastorale instructies van de apostel Paulus proberen te verklaren. Ook val ik niet over de nadruk die wordt gelegd op de huidige cultuur en de lastige vraag hoe het Evangelie hierin tot klinken komt.
Wél wijs ik erop dat wat gemakshalve met ‘huidige cultuur’ wordt aangeduid nog niet eens zo gemakkelijk te definiëren is. Nog eens: over welke cultuur hebben we het dan? In ieder geval over de westerse cultuur van na de Verlichting, een geestesbeweging die niet neutraal is, maar God naar de kroon steekt, in haar diepste wezen demonisch in elkaar steekt; het zijn de geestelijke machten van het kwaad in de lucht (Ef.6:12). Waarbij het, wanneer evolutionaire denkbeelden deze discussie gaan beïnvloeden, ineens heel gevaarlijk wordt. Zijn wij in staat om – zoals Plomp stelt (p.25, 32) – achter de letter de Boodschap van de Heilige Geest te ontdekken? Los van de vraag of we de zaak zo kunnen stellen: zijn wij geestelijk begaafder dan Paulus?
Onderwijzen
Laat ik beginnen met de meest ‘lastige’ tekst: het apostolisch vermaan dat de vrouwen zich in stilheid moeten laten onderwijzen en geen autoriteit over hun mannen zullen voeren (1 Tim.2:11). Plomp sluit zich aan bij de opvatting dat Paulus (slechts) het leren van een dwaalleer verbiedt en dat dit verbod alleen de specifieke context van Efeze geldt. Deze uitleg, die men vaak terugvindt in de literatuur (er wordt ook veel van elkaar overgeschreven!), is echter exegetisch onhoudbaar: de stad Efeze, zo blijkt uit nieuwer onderzoek, verschilde niet wezenlijk van andere Grieks-Romeinse steden. Bovendien weten we uit de Korinthebrief dat de apostel zich in zijn onderwijs voegde naar wat in alle gemeenten van God gangbaar was (1 Kor.1:16; 14:33).
Heersen
Dan is er de interpretatie van het woord ‘overheersen’ (1 Tim.2:12, HSV). Al sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw verschijnen er studies waarin nieuwtestamentici aantonen dat dit woord niet op negatieve machtsuitoefening duidt, zoals tot dusverre vaak aangenomen werd. Ook de zinsbouw en grammatica van 1 Timotheüs 2:12 laten een dergelijke uitleg niet toe. Het bevreemdt dat er nog altijd geleerden zijn die desondanks aan de oude betekenis vasthouden. En het is ronduit vervelend dat deze verkeerde exegese diverse publicaties beïnvloedt. Het gaat dan ook niet aan dat Plomp en passant dr. Bouter – die promoveerde op de psalmenuitleg in de Vroege Kerk en bij zijn promotie geprezen werd om zijn grote beheersing van het Grieks – verwijt dat hij in de brochure minimale exegese bedrijft. Dr. Bouter kende zijn bronnen en wist in de diverse literatuur over dit onderwerp de goede weg te vinden.
1 Korinthe 11
Het is niet meer dan logisch dat ook 1 Korinthe 11 aan de orde komt. Plomp stelt voor om de inhoud van hoofdstuk 11 te bezien vanuit het gezichtspunt dat de apostel in het voorafgaande naar voren brengt, namelijk de vrijheid (in Christus) om anderen te dienen: voor de Joden een Jood te zijn en voor hen die zonder de wet zijn, als zonder de wet om allen te behouden (9:20-22). Dat is een aantrekkelijke gedachte, maar ze klopt niet. Er is binnen de nieuwtestamentische wetenschap enige verwarring over de vraag wat het theologische hart van de Korinthebrief is. Vaak focust men zich op de verschillende (ethische) kwesties die Paulus in deze brief aan de orde stelt. Daardoor raakt men het zicht op de rode draad kwijt. Het gaat de apostel in de Korinthebrief echter voortdurend om de zaak van het Evangelie (redding in en door Christus), die in het gedrag van mensen concreet gestalte krijgt. Of het nu gaat om rechtszaken tussen broeders (hfdst.6), het huwelijk (hfdst.7), het eten van offervlees (hfdst.8) of de plaats van man en vrouw binnen de gemeente (hfdst.11). Paulus’ bezwaar richt zich tegen hen die zo ‘geestelijk’ zijn dat ze denken dat deze dingen er niet (meer) toe doen.
Galaten
De woorden uit Galaten 3:28 (‘Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dan men man is of vrouw…’) komen in de discussie over vrouw en ambt voortdurend terug. Vanuit de geschiedenis van de tekstuitleg is daar geen enkele reden voor. Hier zien we een typisch voorbeeld van de manier waarop bepaalde teksten vanwege culturele omstandigheden (te) veel gewicht krijgen.
Betekent deze tekst dat er geen beletsel is voor de vrouw in het ambt? Plomp erkent dat deze tekst feitelijk niet over het ambt, maar over de verlossing gaat. Inderdaad. Zelf zou ik willen toespitsen: deze woorden gaan over de doop (zie vs.27 en 29). In het doopwater staan we allen gelijk, of we nu blank, zwart of geel zijn. Plomps betoog wordt op dit punt echter verwarrend, omdat hij concludeert ‘dat, net als in Genesis 1, onze diversiteit door God gewild is, en juist gegeven is om de opdrachten die Hij ons geeft gezamenlijk uit te voeren’ (p.69). Wat bedoelt hij met deze zin? Dat blijkt uit de conclusie van het boekje: ‘De wens om vrouwen en mannen dezelfde plaats te geven in de Kerk komt niet voort uit liberalisme of gelijkheidsdenken, maar vanuit de wens om in Christus een nieuwe schepping te worden, waar, naar Gods oorspronkelijke bedoeling, de sterke niet meer de zwakke overheerst, waar geen onderscheid meer is tussen slaaf en vrije, en tussen man en vrouw (Gal.3:28).’ (p.91)
Schepselmatige werkelijkheid
Ik begrijp wat de auteur bedoelt, maar deze conclusie volgt niet uit wat Paulus schrijft. Blijft er schepselmatig gezien wel of geen verschil tussen man en vrouw? Gaan mannen nu misschien (ook) kinderen baren? Petrus noemt de vrouw de zwakkere (1 Petr.3:7). Een verschil, toch? Of zijn mannen dat nu ook? Of mannen en vrouwen allebei, of allebei niet meer? Ik bedoel dit niet grappig. Het gaat me erom te zeggen dat de schepselmatige werkelijkheid in het Nieuwe Testament niet opgeheven wordt. Sterker nog: Paulus verwijst er nadrukkelijk naar, juist in verband met de verhouding man en vrouw. Er zijn in de uitleggeschiedenis overtuigender voorstellen gedaan om de zogenaamde spanning tussen Galaten 3:28 en Paulus’ pastorale instructie met betrekking tot de verhouding man en vrouw op te heffen.
De vraag die hierbij onontkoombaar is: hoeveel schepping houden we in het Nieuwe Testament (nog) over? Wanneer we niet uitkijken, bevinden we ons voor we het weten in het spoor van Marcion (stierf omstreeks 160 n.Chr.), die door de Vroege Kerk als ketter werd veroordeeld, omdat hij een onderscheid maakte tussen de Schepper-God van het Oude Testament, tegenover een Verlosser-God van het Nieuwe. Marcion plaatste in zijn canon niet zonder reden de Galatenbrief voorop.
Nogmaals cultuur
Het onderliggende punt, ofwel de rode draad van Geschapen om te regeren wordt gevormd door Plomps aanname dat Paulus in zijn onderwijs aansloot bij de toenmalige cultuur. De apostel past zijn onderwijs over man en vrouw in de gemeente aan, zodat het geen (extra) hindernis vormt voor het Evangelie. ‘Bij nadere exegese blijkt dat Paulus vrouwen – en slaven – oproept een ondergeschikte rol in te nemen vanuit een missionair motief.’ (p.90) Dat zou kunnen – deze denklijn kom je in de literatuur over dit thema vaak tegen.
De vraag is echter wat de consequentie van deze aanname is. Het is de aloude discussie over de vraag of Paulus koos voor assimilatie of confrontatie; de Handelingen 17-positie tegenover de 1 Korinthebenadering, zogezegd. Of dat het allebei gebeurde, afhankelijk van de situatie. Dat laatste is namelijk het geval. We zien in het Nieuwe Testament een duidelijk onderscheid tussen Paulus’ missionaire prediking enerzijds en zijn pastorale instructie aan de verschillende gemeenten anderzijds. Overigens zet Plomp hier twee dingen naast elkaar (slaven en vrouwen) die we bepaald niet op een lijn kunnen zetten. In verband met de positie van de vrouw wijst Paulus nadrukkelijk terug naar schepping en zondeval. Bij de slaven gebeurt dat niet.
Zelf meen ik dat Paulus weliswaar zo nu en dan aanhaakt bij zaken die lokaal spelen, maar dat vervolgens in een antithese plaatst. Neem als voorbeeld de gewraakte Timotheüsbrieven. Tegenover de tempel van Artemis in Efeze (Hand.19:24) staat de tempel van God, dat is de gemeente van de levende God (1 Tim.3:15). Tegenover het geschreeuw: ‘Groot is de Artemis van de Efeziërs!’ (Hand.19:28) stelt de apostel: ‘Groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees.’ (1 Tim.3:16) Tegenover de sportverdwazing wordt een training in godvrezend leven wenselijk geacht (1 Tim.4:8). De Schrift spreekt hier voor zichzelf, denk ik. We hebben hier de hermeneutiek nauwelijks nodig.
Diacones
Er zijn bij nader inzien nog veel meer vragen te stellen, bijvoorbeeld de vraag of Paulus de profetie uit Joël kende over de Geest, Die over alle vlees is uitgestort. Ongetwijfeld, zou ik denken. En toch verwijst de apostel als het gaat over de plaats van man en vrouw in de gemeente van Christus, over Pinksteren heen dus, (terug) naar de schepping. En dat in de gemeente waar toch werkelijk – al was het op een later tijdstip –de Geest was uitgestort (Hand.19:6). Verder is een vraag hoe we theologisch verdisconteren dat de pastorale brieven (1 en 2 Timotheüs en Titus) toch in de nieuwtestamentische canon zijn terechtgekomen. In hoeverre maakte Paulus in zijn onderwijs overigens gebruik van reeds bestaande tradities?
Zo is er veel meer te noemen. Dat onze ambtsleer niet één-op-één uit het Nieuwe Testament valt af te leiden, weten we allemaal. Ook dat vlotte antwoorden in dezen niet bestaan. Solide exegetisch voorwerk blijft een noodzakelijke voorwaarde voor wie over deze gevoelige kwestie gezaghebbend wil schrijven. En wanneer het dan toch over de exegese gaat, kunnen we het misschien ook hebben over de positie van de diaken of diacones, waar dr. J. van Bruggen jaren geleden over schreef en wat recenter door John N. Collins in diverse interessante studies naar voren is gebracht.
Vraag is natuurlijk of wij allen bereid zijn hierover na te denken en indien nodig onze mening te herzien wanneer de uitleg van de Schrift hierom vraagt. Dat geldt dus voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt. Er is genoeg stof om het gesprek te blijven voeren.
Brochures
Over deze thematiek verschenen eerder twee uitgaven vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Dit zijn: Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. Over man, vrouw en ambt. (geschreven door dr. P.F. Bouter) en Geroepen vrouw. Vrouwen in Christus’ gemeente (geschreven door prof. dr. J. Hoek en dr. M. van Campen). Beide brochures zijn voor € 6,00 per stuk te bestellen via info@gereformeerdebond.nl. De themabrochure van ds. J.A.W. Verhoeven over ‘Vrouw en ambt’, die vorige week vorige week bij De Waarheidsvriend verscheen, is gratis na te bestellen of te downloaden.