Waar bent u naar op zoek?

blog

Eén kan ons redden

23-05-2018

‘Alleen God kan ons nog redden’ – zo luidt de titel van de biografie van de oud-senator van de ChristenUnie, prof. Egbert Schuurman.

Op deze plaats geen bespreking van dit rijke boek met zijn treffende titel; wel enkele overwegingen naar aanleiding van deze levensbeschrijving.

Ik ken niet veel publicaties met een titel als Alleen God kan ons nog redden, zeker als we bedenken dat het niet gaat om een boek van Calvijn, Spurgeon of Tim Keller. Wie deze titel boven zijn levensverhaal gezet ziet, is in zekere zin een onheilsprofeet. Ja, die benaming geldt Egbert Schuurman, al wil hij beslist geen cultuurpessimist zijn. Decennialang heeft hij als filosoof en lid van de Eerste Kamer in woord en geschrift uitgedragen dat de destructieve krachten van wetenschap en technologie slechts gekeerd kunnen worden door een terugkeer naar God, een terugkeer die samengaat met een onderwerping van de techniek aan de dienst van Gods schepping. Zijn overtuiging dat we alleen ín Christus wijsheid ontvangen om in onze samenleving te participeren, maakt dat deze titel prof. Schuurman recht doet. 

Hopeloos

Graag zou ik de zes woorden vasthouden: ‘Alleen God kan ons nog redden’. Ze houdt me een spiegel voor, dagelijks. Het woordje ‘nog’ accentueert de hopeloze situatie van ons mensen, van de wijze waarop we de maatschappij samen vormgegeven hebben. En, is het in de kerk anders, al weten we daar van het normatieve van de geboden van God? Nee.

De boodschap mag daarom elke zondag van de kansel klinken: ‘Alleen God kan ons nog redden’. Het haalt een streep door een verkondiging waarin we als gelovige discipelen opgeroepen worden tot onze daden én brengt tot het gebed: ‘Heere, werkt U in en door ons!’ Degenen die in Hem blijven, zullen veel vrucht dragen.

Wie als ambtsdrager in een plaatselijke gemeente geroepen is, wie dienstbaar wil zijn voor de kerk als geheel, kan soms overvallen worden door een stapeling van berichten: hier een groep gemeenteleden die ontevreden is over de prediking en haar heil letterlijk elders zoekt, daar een predikant die zichzelf lijkt te zoeken of geen passie lijkt te hebben voor wekelijks onderzoek van het Woord, hier mensen die in ethisch of dogmatisch opzicht grenzen willen oprekken waarover God in Zijn openbaring duidelijk is, daar de ervaring dat ‘ik vind’ domineert boven wat ‘Hij zegt’. Juist gisteren kwam ik thuis en verhaalde over de loop van de dag. Het was in mijn gezin waar ik weer bij bovengenoemde les gebracht werd: ‘Maar je weet toch dat wij de kerk niet overeind houden.’ Ja, ik weet het: bidden en trouw zijn.

Laatste strohalm?

Ik weet het en leer het steeds opnieuw: alleen God kan ons nog redden. Die belijdenis is niet als een laatste strohalm, een plan B voor als we er zelf niet meer uitkomen. Ze is juist als een stevig koord, een beloftewoord, een houvast in mijn aanvechting of vertwijfeling, een rode draad in het Woord van God. Veelal zet Zijn reddende ingrijpen in met het woordje ‘Maar’, dat de verandering van perspectief inluidt, de omschakeling van onze omstandigheden naar Zijn handelen, dat altijd een handelen ‘in Christus’ is.

Neem Paulus, die de gemeente van Filippi vertelt over zijn vernedering en lijden, over gebrek en honger. Maar… God zal de gemeente en hem voorzien van alles wat ze nodig hebben, in heerlijkheid, door Christus Jezus. 

Dwaasheid

In de maatschappij vindt men het bizar – Paulus spreekt in 1 Korinthe 1 over dwaasheid –, maar de gekruisigde Christus is de kracht van God, de wijsheid van God. Omdat Hij alleen redt, kan er niet gebouwd worden op een ander fundament. Als de apostel dit de gemeente voorgehouden heeft, spreekt hij daarna (1 Kor.4) over de dienaars van Christus, die hij ‘beheerders van de geheimenissen van God’ noemt. Zij dienen betrouwbaar te zijn door de vindplaats van heil aan te wijzen, de gemeente haar oog te laten richten op Jezus, Wiens Naam alleen al ons leert dat de Heere redt. 

Ontspannen

Deze belijdenis is niet alleen een stevig koord, ze maakt ook ontspannen. Immers, het Woord van de Heere keert niet vruchteloos tot Hem terug, maar (Jes.55) het zal doen wat Hem behaagt. Opnieuw is dit waar dankzij Christus, dat weet Jesaja ook: door Zijn hand zal het welbehagen van de Heere voorspoedig zijn. Dán hoef je als werker in de kerk, als verkondiger van het Evangelie niet anders dan dicht bij Hem te blijven. Zo leggen we het kleed van de maakbaarheid af, zo oefenen we ons dagelijks in het leven voor Gods aangezicht, getrouw op de plaats waar Hij riep. 

Dat alleen God ons redden kan, is ook veelzeggend voor mijn persoonlijke leven. Wat moeten we toch voor een Middelaar en Verlosser zoeken?, zo legde de catechismus ons de vraag in de mond. We komen uit bij ‘onze Heere Jezus Christus’, Die ons geschonken is tot verlossing en wijsheid. En we bidden het mee: graag in cursieve, schreefloze letter:

Om al mijn schuld, mijn zonden groot

ben ik bezwaard van harte.

Draag Gij die last mee in de dood,

o Christus, Man van smarte.

Sta bij Uw Vader voor mij in,

bid voor mij om een nieuw begin,

opdat, van alle last bevrijd,

ik mij verblijd

in ’t leven van de eeuwigheid. 

***

 Bevriend

Van een heel andere orde is de tweede overweging naar aanleiding van de levensbeschrijving van Egbert Schuurman. Halverwege het boek (p.188) vond ik een bijzin die ons veel leren kan. Remco van Mulligen, de auteur van de biografie, vertelt over de positie die Schuurman in de jaren tachtig in de discussie over kernwapens innam. Binnen het GPV (een van de voorlopers van de ChristenUnie) was hij een eenzame strijder tegen kernbewapening.

De belangrijkste tegenspeler van Schuurman in dit debat was de bekende ethicus prof. J. Douma. Als ik lees dat Douma kernwapens als afschrikwapen tegen de Russen aanvaardbaar vindt en daarmee tegenover Schuurman komt te staan, volgt die bijzin: ‘die twee waren overigens ook bevriend’. 

Respect

Kunnen wij dat: bevriend zijn en blijven met iemand wiens overtuiging haaks op de mijne staat? Ooit zei een predikant dat publieke discussies in De Waarheidsvriend meestal niet goed aflopen, doelend op de periode vanaf de jaren zestig tot nu toe. Waarom kunnen we personen en standpunten slecht scheiden? Uiteraard is het niet om het even waarover het debat gaat. Er zijn thema’s – zie hierboven, de overtuiging dat we onszelf nooit uit een moeras omhoogtrekken, dat iets van het goddelijke niet in ieder mens te vinden is, maar dat Hij alleen redt – waarop inhoudelijk wegen uiteen moeten gaan.

En toch, is mijn vriendschap er alleen voor mensen in de gemeente en de kerk die mijn mening delen, of is vriendschap op respect gebaseerd, op de integriteit van de ander, op wie hij of zij als mens is? Juist dat geeft ruimte voor ontmoeting, voor gesprek, ook voor een getuigenis aangaande de w(W)aarheid. 

Beperkt

Bij het christenleven hoort een beperktheid, die ons tot nederigheid en ootmoed brengen moet. In het hoofdstuk over de volmaakte liefde (1 Kor.13) belijdt Paulus dat we ten dele kennen. Daarmee zet de apostel de deur naar de pluraliteit (allemaal hebben we iets van de waarheid) niet open, maar onderwijst hij ons inzake onze attitude naar de ander. Uiteindelijk gaat het om een ‘positieve, open, gastvrije en winnende houding van liefde en gastvrijheid’ (W.H. Velema) jegens allen. ‘Dat is tot lof van God.’ 

Een bijzin kan je veel leren. Ik weet opnieuw hoe ik mijn buren tegemoet treed die zo anders denken, mijn naaste die me irriteren kan, de vrouw op de bijbelkring die… Eeuwenlang al is er de verzoeking om je eigen mening te markeren en juist daarom leest Timotheüs in de brief die hij krijgt: ‘Een dienstknecht van de Heere moet geen ruzie maken, maar vriendelijk zijn voor allen, bekwaam om te onderwijzen en iemand die de kwaden kan verdragen.’

P.J. Vergunst