Waar bent u naar op zoek?

Een levende Verlosser

ds. F. Hoek
Door: ds. F. Hoek
13-04-2023

Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan. Job 19:25

Eeuwen voordat Jezus opstond uit het graf, was er een man die in het lijden dat hem trof, Pasen vierde: Job. Midden in het leven door de dood omvangen, zingt hij een lied van hoop.

Het gevoel kan ons bekruipen dat de woorden ‘de dood is overwonnen’ en ‘Jezus leeft’ nergens op slaan, haaks staan op de rauwe realiteit, op ons eigen leven. Dat kan Pasen tot een moeilijk feest maken.

Een gebroken mens

Voor Job is het leven ondraaglijk geworden. Hij is erop stukgelopen, ook op God. Het is niet gebleven bij ‘de Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen; de Naam van de Heere zij geloofd!’ Toen het nog erger werd, kon Job niet meer. Midden in deze crisis klinkt de stem van een gebroken mens. Niet alleen zijn naasten en vrienden laten hem vallen, ook ervaart hij God als zijn tegenstander. Toch kan hij geen afscheid nemen van God. Hij wil zich er niet bij neerleggen dat dit het is, dat God hem tegen blijft, dat de vrienden het gelijk aan hun kant hebben. Voordat hij zijn rijke en verreikende geloofsbelijdenis aflegt, zijn ‘paasgeloof’ belijdt, spreekt hij de wens uit dat zijn onschuldbetuigingen gebeiteld worden in een rots en vervolgens met lood volgegoten, zodat het voor iedereen altijd zichtbaar zal zijn dat hij onschuldig was, een rechtvaardige. Het is alsof Job zegt: kan ik niet bij mijn leven gerehabiliteerd worden, dan zal dit postuum gebeuren, na mijn dood. Maar dat dit gebeuren zal, staat voor hem vast. God blíjft hem niet tegen, uiteindelijk zal Hij hem rechtdoen. Waarom? Omdat hij weet, gelooft, God kennend: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan.

Een Helper

Job twijfelt niet aan Gods bestaan, maar twijfel aan Zijn bestuur heeft zijn hart gebroken. Midden in deze vertwijfeling is er de zekerheid: God, mijn Verlosser, leeft. Dat betekent: Hij doet er wat aan. Hij redt, verlost. Zo breekt hier de zon een moment door de donkere wolken heen. Paaslicht over het leven van de uitgeteerde Job.

Hij zal, verwacht hij, sterven, maar zijn Losser, zijn goddelijke Verdediger, leeft en Deze zal voor hem opkomen. Job zegt: Jullie mogen mij van van alles en nog wat verdenken, maar ik weet dat ik een Helper heb: God. Met Hem zal ik niet bedrogen uitkomen.

Dat geldt nog, om Jezus’ wil. Hij is het diepste geheim van dit Losser-zijn. God is in Hem mens geworden. Oneindig veel meer dan Job heeft Hij geleden. Jezus is dé onschuldig Lijdende. Niemand had God ooit meer tegen dan Hij. Toch heeft Hij Zich niet van God afgekeerd, maar Zich aan Hem vastgeklemd: ‘Mijn God, Mijn God…’ Zo heeft Hij Zich door het diepste lijden heen geloofd, zodat Hij uiteindelijk Zichzelf in de handen van Zijn Vader kon stellen. In het geloven, in het worstelen met God om God, is Jezus ons voorgegaan. Zo is Hij onze Losser, Verlosser geworden. Op de paasmorgen heeft God Jezus rechtgedaan, Hem als de Rechtvaardige aangewezen. De dood had het recht niet Hem vast te houden. Alles is voldaan. Omdat Hij plaatsvervangend het lijden, de dood onderging, is Hij de (Ver)losser voor eenieder die in Hem gelooft.

Een nieuw lichaam

Het feit dat zijn Verlosser leeft, heeft voor Job ook alles te maken met zijn toekomst. Dat blijkt uit wat volgt: ‘en Hij zal ten laatste over het stof opstaan.’ Een vertaling geeft het zo weer: ‘en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen.’ Job weet dat God op een gegeven moment zal optreden en dat de dood het einde niet is, dat hij met lichaam en ziel van zijn Verlosser is. Job verwacht van zijn God iets bovenmenselijks: een nieuw lichaam, gaaf en gezond. Daarmee zal hij met zijn eigen ogen God zien. Hij ziet ernaar uit om God, Die hij niet begrijpt, maar desondanks liefheeft, te zien. Straks zullen we Jezus, God, zien. Dan valt alles op zijn plaats, zijn de raadsels opgelost en blijft de lofprijzing over.

Pasen is: mijn Verlosser leeft, de dood is het laatste niet. Wanneer we heengaan voor Christus’ wederkomst, is onze ziel bij Hem. Ons lichaam wordt toevertrouwd aan de aarde, maar daarmee geeft God het niet prijs. We zijn immers als totale mens Zijn eigendom, in leven én in sterven, maar ook nog ver daarna. Hij weet ons – al zal er misschien niet meer van ons over zijn dan een hand stof – te vinden en maakt alle dingen, ook ons, nieuw.

Pasen is het voorgoed begonnen begin. In het geloof belijden we: de dood is overwonnen, Jezus leeft. Daarmee is de toekomst zeker gesteld. Leefde de Verlosser niet, ons restte een hopeloos einde. Nu is er een eindeloze hoop. We geloven het om Zijn beloven.

ds. F. Hoek
ds. F. Hoek