Een milder oordeel
Door je onder te dompelen in een oosterse cultuur, komen veel (bijbel)verhalen in een ander licht te staan. Er valt warm oosters licht op het relationele en het schaamtevolle in gebeurtenissen. Automatisch verdwijnt daarmee het aanwijzen van de schuld en de verantwoordelijkheid naar de achtergrond.
Juist de afgelopen jaren, wonend in het Midden- Oosten, hebben me geleerd anders te kijken naar vrouwen zoals de Samaritaanse vrouw, die we in Johannes 4 tegenkomen.
Niet alleen simpelweg het opzetten van de oosterse bril heeft me geholpen orde te scheppen in de verwarring van mijn gedachten over oordeel, schuld, bewogenheid en mededogen. Ik ga nog even terug naar de verhalenvertelster (zie kader). Ze verstond de kunst om het verhaal te laten binnenkomen in mijn hart. Ik voelde liefde voor de vrouw uit Samaria wier leven zo getekend was door bedrog, schaamte en verkeerde keuzes.
Juist die gevoelens van compassie maakten deel uit van mijn verwarring. Mijn hoofd en mijn hart lagen in de clinch met elkaar. Er was dat stemmetje in mijn hoofd dat, samen met de criticaster op die avond, zei: ‘Ze was gewoon een slechte vrouw. Punt.’ Maar sterker waren de gevoelens van liefde en mede‑dogen, nadat vertelster haar leven geschetst en ik geluisterd had. Terugkijkend zie ik dat ik op deze avond iets nieuws bij mezelf ontdekte. Wat? Ik was in staat om mijn hart open te stellen voor de kwetsbaarheid, de pijn en het verdriet van een ander, voordat ik mijn oordeel klaar had.
Veroordelende zwart-witbril
Ons oordeel over mensen hebben we vaak snel klaar. Hier in het Oosten, maar zeker ook in het Westen. Mensen die fouten maken, anders zijn of andere keuzes maken, zijn vreemd, fout, kortzichtig of naïef. Doen we in de kerk niet net zo hard mee in deze veroordelende houding? Misschien juist wel in de kerk, want daar weten we wat goed en fout is.
In de tijd dat Jezus op aarde was, waren het ook de religieuze leiders die o zo goed wisten hoe ze moesten dealen met slechte vrouwen: overspel betekent de dood door steniging. Punt. Zelfs voor de discipelen was het op momenten lastig hun zwart-witbril van goed of fout af te zetten. Als ze terugkomen bij de bron in Samaria en Hem zien praten met een vrouw, een buitenlandse nog wel, en wie weet wat voor vrouw, zijn ze compleet van hun stuk.
Scherpe kantjes eraf
De afgelopen jaren heb ik verschillende ‘Samaritaanse vrouwen’ leren kennen. Nee, ze hadden niet allemaal vijf mannen gehad, maar wel twee of drie van wie ze weer gescheiden waren of met wie ze nooit getrouwd waren geweest, en van hen hadden ze ook kinderen gekregen. Ik ontmoette alleenstaande moeders met kinderen van verschillende mannen. Ik zag vrouwen, soms nog twintigers die terugkijken op jaren vol verkeerde keuzes en nog steeds hartstochtelijk op zoek zijn naar liefde en geborgenheid, vrouwen die wel degelijk erkennen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de fouten die ze maakten, maar ook graag vertellen hoe het zo gelopen is.
Tijdens het luisteren naar hun verhalen gebeurde er regelmatig iets in mij. Het leek wel of een echte ontmoeting, van hart tot hart, de scherpe kantjes afhaalde van mijn oordeel over deze mensen. Het zwart-witte bouwwerk van goed en fout, waarmee ik opgegroeid ben, begon te wankelen. Ik werd onzeker in mijn oordeel en dat gaf een ongemakkelijk gevoel. Hetzelfde gevoel als ooit in die zaal met de verhalenvertelster. Ik begon me af te vragen: wat had ik gedaan wanneer ik in eenzelfde uitzichtloze situatie beland was?
De introspectie bril
De zwart‑witbril afdoen is moeilijk. Waarom toch? Heeft het alleen te maken met onze (kerkelijke) manier van denken in goed en fout en onze moeite met nuance en grijstinten? Ik denk dat we nog een andere bril nodig hebben. Want hoe kan het dat ons oordeel milder wordt naarmate we beter luisteren naar de ander? Is het niet omdat we dan als het ware van onze verhoging afkomen en naast de ander komen te staan, in plaats van boven de ander? Mét dat we een oordeel uitspreken gaan we immers een treetje hoger staan en scheppen we afstand. Wanneer we hiervan afstappen, zal het makkelijker zijn om ons hart te openen en om te luisteren naar verlangens en gevoelens van anderen. Dan komen we terecht op de grond, op de bodem van ons bestaan. Een bestaan in de modder van het leven waarin geen zwart of wit bestaat, maar waar ik veel grijze tinten vind. Een begane grond waarin alle mensen hetzelfde zijn: zondaars.
Dan laat een ontmoeting met een Samaritaanse vrouw mij ineens aan introspectie doen. Wie ben ik? Wat had ik gedaan in haar situatie, met die omstandigheden, in die cultuur? Plotseling besef ik dat ik in dezelfde modder rondloop als mijn overspelige buurvrouw en dat het alleen Gods genade is die mij draagt.
De barmhartige bril
Zovelen groeien op in een cultuur waar ‘vijanddenken’ aan de orde van de dag is. Ik ben goed en jij bent fout, simpel gezegd. En dat je fout bent, daar heb je zelf voor gekozen. Het is je eigen schuld. Ook dat nog.
Andrew White, Anglicaans priester, onvermoeibaar werkend aan vrede en verzoening tussen verschillende religieuze groepen in het Midden‑Oosten, zegt het zo: ‘Wie is mijn vijand? Degene wiens verhaal ik niet heb gehoord.’ Hij ziet het onder zijn ogen gebeuren: mensen die niet luisteren, maar oordelen, die niet liefdevol zijn, maar haten en daarmee afstand scheppen.
Als ik zie hoe Jezus omging met mensen, dan valt me op dat Hij vaak niet meegaat in het oordeel dat mensen over anderen vellen. Integendeel, waar mensen afstand creëren met hun (voor)oordeel, zoekt Jezus de zondaars op. Hij zoekt toenadering, Hij komt nabij. Net als die man in het verhaal dat Hij eens vertelde over een andere inwoner van Samaria. Een man deze keer, die in staat is zijn oordeel over iemand uit de vijandelijke Joodse stam op te schorten. Het lukt hem om stil te staan en te luisteren naar iemand in nood. Hij is in staat liefde en barmhartigheid te tonen zonder zich te bekommeren over de problemen die hij misschien tegen zal komen door met een Jood gezien te worden.
Oordeel opschorten
Zeker christenen, die zelf leven van genade, zouden toch hun oordeel moeten kunnen opschorten om op te trekken met vijanden, hoeren en tollenaren? En dat in diepe verbondenheid met Jezus, van Wie de farizeeën met minachting zeiden: ‘Deze Man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus’ liefde voor zondaren was zo groot dat Hij foute lui wel confronteerde met hun zondige bestaan: ‘Ga heen en zondig niet meer’ en tegelijk zei: ‘Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken.’ (Joh.12:47)
Juist Zijn liefde voor zondige mensen maakt dat Hij niet veroordeelt, maar uitnodigt om van Zijn genade gebruik te maken. Hij roept ons op Zijn voorbeeld na te volgen. ‘Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.’ (Matt.7:1) Jakobus, Jezus’ broer, maakt in zijn brief aan de eerste christengemeenten een vergelijkbaar statement (Jak.2:13): ‘Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem die geen barmhartigheid heeft bewezen. En de barmhartigheid triomfeert over het oordeel.’
De Samaritaanse vrouw
Vol aandacht luister ik naar een professionele verhalenvertelster. Ze vertelt de geschiedenis van de vrouw uit Samaria die Jezus ontmoet bij de bron van de stad. De vrouw die met verschillende mannen heeft geleefd en water gaat halen op het heetst van de dag. Het verdriet en de schaamte over verkeerde keuzes en haar verlangen naar geborgenheid en aanvaarding komen goed uit de verf. De vertelster verstaat de kunst om in de huid van deze vrouw te kruipen en dit maakt dat ik geboeid naar dit overbekende verhaal kan luisteren.
Aan het eind van de avond hoor ik iemand zeggen: ‘Knap verteld, maar… het leek alsof die vrouw er niets aan kon doen, alsof de omstandigheden er nu eenmaal om vroegen zondige keuzes te maken. De vertelster pleitte haar impliciet vrij en daar kan ik het niet mee eens zijn.’ Ik zal eerlijk toegeven: ook bij mij kwamen op die avond, jaren geleden, soortgelijke gedachten naar boven. Verwarrende gedachten over schuld, verantwoordelijkheid en compassie. Ze lieten me niet los in de tijd die volgde, integendeel.