Een prachtige erfenis
De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen, ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen. Psalm 16:6
Als we een deel uit een erfenis krijgen, zullen we dat vast met blijdschap ontvangen. Waarom gaan we dan zo totaal anders om met de mooiste erfenis die er is?
David is blij. De meetsnoeren zijn voor hem in liefelijke plaatsen gevallen (vs. 6). In de oudheid gebruikte men meetsnoeren om akkers mee op te meten. Die snoeren werden ook gebruikt om te meten bij het verdelen van erfenissen. Tot zijn blijdschap heeft David gemerkt dat de meetsnoeren voor hem gunstig zijn gevallen. Hij heeft een grote erfenis ontvangen.
Wat heeft David dan in bezit gekregen? Hij heeft veel zegeningen ontvangen in zijn leven: verlossing van vijanden, aardse voorspoed, overwinningen in de strijd, het koningschap over Israël enz. Het belangrijkste wat hij ontvangen heeft, verwoordt hij in vers 5: ‘De Heere is mijn enig deel en mijn beker.’ David heeft zich, door Gods Geest geleid, de Heere toegeeigend als zijn God. De God van Israël staat aan zijn zijde en beschermt hem. Groter en mooier kan een erfenis niet worden. De Gever is voor David belangrijker dan de gaven. Gods zegenende aanwezigheid en liefde is het grootste geschenk dat je kunt ontvangen. David beseft zijn grote rijkdom. Hij verheugt zich in zijn God en zingt het uit van blijdschap.
Kind of werknemer?
De erfenis die de Heere aan ons kwijt wil, is ontzagwekkend groot. Het omvat de nieuwe aarde, Zijn liefdevolle aanwezigheid in ons leven, een nieuw lichaam, vergeving van zonden enz. Als je een beetje zicht krijgt op de grootheid en schoonheid van dit erfdeel, begint het je te duizelen.
Het is fijn om een erfenis te ontvangen, maar het ontvangen van een erfenis staat altijd in de schaduw van de dood. Pas bij iemands overlijden wordt het testament van kracht. Dat geldt ook voor het erfelijk bezit dat de Heere aan ons wil nalaten. Gods Zoon is gestorven en zo is de hemelse nalatenschap van kracht geworden.
Wie delen er in deze nalatenschap? Gods kinderen.
We zijn geneigd om ons ten opzichte van de Heere niet op te stellen als een kind, maar als een werknemer.
We proberen door onze goede manier van leven een plekje in het hemelse testament te krijgen. Luther stond er eerst ook zo in. Hij probeerde door te presteren zijn naam in Christus’ testament te krijgen. Hij was een werknemer, geen kind. Maar een erfenis kun je niet verdienen, je kunt het alleen maar ontvangen.
Luther ontdekte dat hij door Christus’ offer een kind van God mocht zijn en zo een erfgenaam. Hebt u dat ook ontdekt?
Een lege hand
Hoe weet ik zeker dat ik deel in die prachtige erfenis? Wie stopt met zijn eigen reddingspogingen en zich toevertrouwt aan Jezus Christus, wordt het recht gegeven om een kind van God te zijn. We mogen door het geloof nu al horen uit de mond van de Heere: ‘Jij bent Mijn kind. Jij bent Mijn erfgenaam.’
Dat heeft de Heere tegen ons gezegd in de doop: ‘Jij bent Mijn kind. Jij bent Mijn erfgenaam.’ Als ik in geloof deze wonderlijke toezegging van de Heere aanvaard, mag ik weten dat de erfenis voor mij is veiliggesteld.
Je kunt weigeren om een erfenis in ontvangst te nemen. Soms gebeurt dit, omdat een nalatenschap uit schulden bestaat. Maar een grote, kostbare erfenis van een geliefde zal vast niemand van ons aan zich voorbij laten gaan. Het komt voor dat dit wel gebeurt, omdat de relatie met de overledene grondig verstoord was. De afkeer van iemand moet wel heel groot zijn om zijn of haar erfenis te weigeren. Onze afkeer van de Heere zit zo diep dat wij uit onszelf weigeren om Gods erfenis aan te nemen, terwijl God in Zijn grenzeloze liefde alles voor ons heeft overgehad.
Wees niet zo dwaas om deze prachtige erfenis links te laten liggen. Neem door het geloof dit prachtige erfgoed in ontvangst. Gooi alles wat je zelf in handen hebt weg en ontvang deze erfenis met lege handen.
Luther schrijft ergens: ‘Geloof is een lege hand.’
Alleen met lege handen kunnen we ontvangen. Laten we samen met David, Luther en alle heiligen ons verwonderen over de meetsnoeren die zo gunstig voor ons zijn gevallen. Laten we Jezus Christus loven, Die omwille van ons arm geworden is, terwijl Hij rijk was, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden.