Congo is een land dat enorm lijdt onder armoede en geweld. Ik ben daar arts. Om gezond te blijven, loop ik twee keer per week hard. Congolezen zijn echter niet gewend aan rondrennende ‘witten’.
Deze week ben ik niet thuis in Bunia, maar een aantal dagen in een ziekenhuis in een dorpje op het platteland. ’s Ochtends vroeg ga ik een rondje hardlopen, maar opeens staan er allerlei mensen om me heen. Sommigen hebben hun landbouwgereedschap nog in de hand. Spanning. ‘Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Wie ben ik? Als ik in het ziekenhuis werk, wat zijn dan de namen van de leidinggevenden daar?’ Ik voel me bedreigd. Na mijn uitleg, in het Swahili, mag ik verder.
Maar in het volgende dorp: opnieuw geroep, gebaren, ze komen weer achter me aan. Nu nog bozer. Een van hen presenteert zich als de verantwoordelijke voor veiligheid in het dorpje waar ik ben. Hij is ook aanspreekpunt voor gezondheidsissues daar. We hebben een klik en de menigte kalmeert.
"*" geeft vereiste velden aan