Er zijn voor een ander
Hoe maak je als christen nu een verschil in deze wereld? Ben ik echt in staat om naar een ander om te zien? Ik voel me daar niet altijd bekwaam genoeg voor. Zelf ben ik ook zo onvolmaakt.
Het spreken van ‘woorden van leven’ verloopt weleens stroef en ongemakkelijk. En dan zijn er nog mijn eigen zorgen en agenda… Vandaag heb ik toch geen tijd om levensreddend werk te verrichten. Misschien morgen. Eigenlijk durf ik niet zo goed. Deze gedachten speelden bij mij weleens de boventoon, tot ik het ‘omkijken naar de ander’ langzaamaan anders ging zien.
Geen sociaal vangnet
Omkijken naar de ander. Ik dacht altijd dat ik daarvoor alle antwoorden moest hebben. Dat ik een ander moest ‘redden’ of in elk geval tot het uiterste moest gaan om een ander hetzelfde leven te geven dat ik leef. In aardse zin en in geloofszin. Om eerlijk te zijn geeft deze kijk op het ‘omzien naar de ander’ best wel wat druk. Het zou betekenen dat wij als christen bijna in de rol van God treden en mensen moeten bekeren of ervoor moeten zorgen dat zij een ander pad gaan bewandelen.
Sinds begin dit jaar werk ik bij Stichting Ontmoeting, een organisatie die zich breed inzet voor dak- en thuislozen in heel Nederland. Veel van de mensen die bij Ontmoeting komen, hebben geen sociaal vangnet, kampen met trauma’s, verslavingen en (psychosociale) problemen en hebben een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat omkijken naar de ander die zich in moeilijkheden bevindt, is dus elke dag aan de orde. De manier waarop hulpverleners en pastoraal werkers met al deze problematiek omgaan en vanuit hun christelijke liefde met cliënten omgaan, heeft me veel geleerd over dat ‘er zijn’ voor een ander.
Meetbaar
Gewoon ‘zijn’ is iets wat wij in onze westerse wereld erg lastig vinden. We willen snel resultaten zien. We willen dat ons werk impact heeft en dat we dat zichtbaar en meetbaar kunnen maken. We willen doen. Werken. Vertellen. Maar gewoon ‘zijn’? Dat lijkt onproductief en tegennatuurlijk. Als we iemand tegenkomen die problemen ondervindt, willen we al gauw in de hulpmodus schieten. We willen dingen regelen voor die persoon of we willen ervoor zorgen dat de woorden die we tegen hem of haar zeggen, meteen effect hebben. En wanneer we het gevoel krijgen dat dat een onmogelijke opgave is (de problemen zijn te groot, onze agenda is te vol), dan beginnen we er maar niet aan.
We hoeven helemaal niet meteen in die hulpmodus te schieten. Het begint namelijk gewoon bij die eerste ontmoeting: als mens naast iemand gaan staan en van daaruit connectie maken met iemand. Dat kan heel klein zijn: glimlachen, een praatje maken of een oprechte vraag stellen. Daarvoor hoef je niet alle antwoorden te hebben of meteen een bijbeltekst te noemen.
Hulpverleners en pastoraal medewerkers die vanuit dat eerste contact werken, bouwen aan vertrouwen en gaan als mens naast de cliënt staan. Ze bieden een luisterend oor. Alleen van daaruit kun je verder werken en kom je erachter wat een ander nog meer nodig heeft. Dit principe komt vanuit de SRH-methodiek die dit ‘er zijn’ omvangt. SRH staat voor ‘Steunend Relationeel Handelen’. De medewerker bouwt eerst een relatie op met de cliënt. Er is dus geen sprake van een ‘belerende’ rol, maar van een relatie tussen twee mensen. Van daaruit kunnen we in kleine stappen verder werken richting woonruimte, begeleiding, hulp bij schulden of steun krijgen van een vrijwilliger.
Klein moment
Kleine stappen. We zijn zo gauw geneigd om te denken dat het kleine er niet toe doet. Als iemand een gesloten houding aanneemt, niets met het geloof te maken wil hebben of wanneer we falen om een gesprek langer dan een minuut gaande te houden, dan zien we onze pogingen als mislukt. De resultaten zijn nog niet geboekt, dus wat heeft het allemaal voor zin gehad? Deze gedachte kan ons bang maken om het gesprek nog eens aan te knopen of kan ons ervan weerhouden om ons open te blijven stellen voor onze naaste.
Geef niet op! Je weet namelijk nooit wat een klein moment van oprechte belangstelling kan uitwerken in het hart van mensen. Dat is trouwens ook niet aan ons, maar aan God. Kleine zaadjes van vriendelijkheid en geloof worden door onze open blik en glimlach misschien wel in het hart van een ander geplant. Zo kan een klein moment van oprechte belangstelling langzaam uitgroeien tot iets groters in het leven van een ander. En zo niet, dan is dat moment nog steeds waardevol geweest. Je hebt immers gedaan wat je op dat moment kon doen.
Regelmatig horen we van onze cliënten dat de meest basale dingen hen raken. Een man die onze inloop in Harderwijk bezocht, zei eens: ‘Wat fijn dat je mijn naam noemt, zeg. Ik heb al in geen tijden meer mijn naam gehoord.’ Een ander zei: ‘Hier praten mensen gewoon tegen me. Zonder bijbedoelingen. Daardoor voel ik me thuis.’
Gemotiveerd
Het begint dus allemaal bij die ene ontmoeting. Van daaruit kun je meer ingaan op de situatie van een ander en wordt het duidelijker wat iemand nodig heeft. Met vragen stellen en iemand suggesties geven als de situatie daarnaar is, kun je iemand verder helpen: ‘Kunnen we je helpen met schulden?’, ‘Kunnen we je helpen om aan woonruimte te komen?’
Iemand wordt daarbij wel altijd gewezen op zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. Het bieden van professionele (ambulante) begeleiding heeft alleen zin wanneer iemand daar zelf voor kiest en gemotiveerd is. Begeleiding betekent namelijk ook afspraken maken en die hoor je na te komen. Bijvoorbeeld wanneer een hulpverlener eens per week langskomt bij iemand thuis of wanneer iemand op tijd op de dagbesteding moet zijn of ineens huur moet gaan betalen.
Daarin ligt ook een les voor ons: we mogen helpen waar we kunnen en ons hart openstellen voor de ander, maar we hoeven niet de problemen van de ander als onze eigen problemen te gaan zien. We mogen onze grenzen bewaken en de ander wijzen op dingen die hij of zij zelf kan doen. Vanuit een relatie moet dat ook kunnen. Samen mens zijn. En dat vanuit die ene ontmoeting.
Praktische tips
– Hecht waarde aan de kleine dingen: glimlach naar anderen, knoop eens een kort gesprekje aan of help iemand op straat met iets kleins (deur openhouden, iets oprapen etc.).
– Zorg ervoor dat je de ander daadwerkelijk ‘ziet’, dus minder haastig rondrennen en meer ‘zijn’.
– Wees aanwezig. Ga naast iemand staan. Stuur een appje om te laten weten dat je aan iemand denkt. Er zijn niet altijd antwoorden nodig. Er gewoon ‘zijn’ is al genoeg.
– Kijk naar de ander met een houding van mildheid en genade en zonder meteen te oordelen. Iedereen om je heen heeft wel iets moeilijks meegemaakt.
– Probeer een ander te helpen waar dat kan, maar maak van het probleem van de ander niet jouw probleem. Denk ook aan grenzen en eigen verantwoordelijkheid.