Waar bent u naar op zoek?

Erik Borgman Alle dingen nieuw. Een theologische visie voor de 21ste eeuw (deel 1: inleiding, invocatio). Uitg. KokBoekencentrum, Utrecht; 380 blz.; € 29,99.

J.A.W. Verhoeven, Krimpen aan den IJssel
Door: J.A.W. Verhoeven, Krimpen aan den IJssel
17-09-2020

Erik Borgman is hoogleraar Publieke Theologie aan de Tilburg University. Nu zijn emeritaat in zicht komt, waagt hij zich aan ‘een theologische visie voor de 21ste eeuw’. We ontvangen een rijpe vrucht van jarenlange theologische doordenking.

Borgman staat voor ogen in drie delen een katholieke theologie te schrijven: invocatio, creatio en redemptio. Dat staat voor: inroepen en aanroepen van de Naam van God (gebed), schepping en verlossing. Het eerste deel ligt nu voor, aan de beide andere wordt gewerkt. De overkoepelende boektitel is raak gekozen: Alle dingen nieuw. Borgman kiest namelijk zijn uitgangspunt in het geloof dat God aanwezig is in onze werkelijkheid en dat deze aanwezigheid onze werkelijkheid vernieuwt.

Borgman is zich ervan bewust dat die keuze aanvechtbaar is. Wie zegt dat God aanwezig is? Waar dan? Het secularisme is sterk. In het publieke domein wil de theologie van zich laten horen. Niet om iets te verdedigen. Niet omdat we voor vol willen worden aangezien in de academische wereld, maar omdat we niet kunnen zwijgen. Er moet iets gezegd worden. Geloof heeft intrinsieke betekenis, zoals een gedicht of een muziekstuk dat heeft. Geloof heeft liefde van God opgevangen en kan nu niet anders meer dan tot wederliefde komen. Geloof spreekt een eigen taal, met een eigen grammatica. De grammatica van de theologie is Christus. Geloof heeft haar eigen grondslag: God heeft de wereld lief.

Theologie probeert niet om onze wereld te verhelderen, ook niet om een traditie in stand te houden. Theologie denkt het verlangen naar God, dat Hij Zelf oproept. Ze wil de ware betekenis van onze werkelijkheid, van ons leven, zichtbaar maken in het licht van de radicale vernieuwing die in Jezus onherroepelijk is ingezet.

De werkelijkheid waarin wij leven en de geschiedenis waarvan wij deel zijn, wordt door het geloof geopend als de ruimte van Gods openbaring. God komt door de kosmos tot ons. Alles wordt door Gods aanwezigheid omvat. Hij is oorsprong, dragende grond en doel van alle dingen. Daarom kan alles dienen om Hem te vinden, op het spoor te komen, te leren kennen.

Hij is overal, op bergen en in dalen. Vooral in dalen: in de weerbarstige werkelijkheid, in de mislukkingen, in het verschrikkelijke, het absurde, in het lijden van mensen. Borgman beklemtoont dat God niet zozeer aanwezig is door ons daaruit te halen. Gods aanwezigheid is juist ín het lijden (vgl. Henri Nouwen). Wij moeten met God in het kwaad afdalen.

Dat ontdekken we overigens alleen als we bidden: de Naam van God inroepen en aanroepen. Wie zich aan God toevertrouwt, komt tot een breuk met de manier van kijken zoals die in onze wereld gebruikelijk is. Borgman komt tot fundamentele kritiek op onze stijl van leven, waarin we ons tonen als mensen die willen beheersen, kennen, sturen, controleren.

Dit is dus geen ‘gewone’ dogmatiek. Verwacht geen lijnen vanuit de Vroege Kerk via Luther en Calvijn naar Bavinck en Van den Brink & Van der Kooi. Hun namen worden niet eens genoemd. Alleen Luther krijgt een voetnoot, waarin staat dat het misverstand over de rechtvaardiging in 1999 is rechtgezet door een overeenkomst tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Lutherse Kerk. Borgman is directe leerling van Schillebeeckx. Hij staat als dominicaan graag in de traditie van Thomas van Aquino.

Borgman wil ook geen ‘lijnen’ trekken. Hij werkt associatief. Met verrassend veel stemmen is hij in gesprek. Soms met stemmen uit de kerk: Johannes van het Kruis, Schleiermacher, J.H. Newman, Tomáš Halík. Maar ook met dichters, filosofen, schrijvers, filmmakers: Simone Weil, Bernlef, Lucebert, Armando. In gesprek met mensen licht iets op van hoop. Daar komen we God op het spoor. De kerk heeft (ongeveer tussen 1850 en 1950) geprobeerd zichzelf overeind te houden, de ‘vernietiger’ (Borgman bedoelt het ‘Kwaad’, het god-loze denken) buiten de deur te houden. Dat is mislukt. Je moet dat ook niet willen. Er is geen heilige plek apart van de wereld. Als de kerk alles verliest, wordt ze van betekenis voor de seculiere wereld. Hoe dan? Doordat de kerk juist ín de seculariteit Gods aanwezigheid opmerkt. God is in onze cultuur vaarwel gezegd. We vullen die lege kamer niet door dan maar een gast te bedenken. Het geloof leert de leegte te zien als ruimte van aanstaande vervulling: God maakt alle dingen nieuw.

Het is ondoenlijk om in deze boekaankondiging recht te doen aan Borgman. Ik zette menig uitroepteken, maar ook vraagtekens. Borgman gaat nadrukkelijk in op de verhouding tussen God en het lijden. Maar waarom spreekt hij niet over de schuldige mens? Zijn wij tragisch?

Een verwante vraag: hoe blijkt de eenmalige betekenis van Christus, van Zijn kruis en opstanding? Keer op keer verbreedt Borgman, veralgemeniseert hij. Overal waar geleden wordt, is God verborgen aanwezig. Goedwillende mensen gaan de verrijzenis tegemoet, ook al zijn ze geen christen. Dat is mij te open.

Op de achterflap staat dat Borgman leest als een trein. Dat kan ik niet direct beamen. Hij maakt lange zinnen, vaak met tussenzinnen tussen gedachtestreepjes. Maar wellicht komt het ook, omdat deze recensent niet zo vertrouwd is met de sprongsgewijze manier van theologiseren (‘jazzy-achtig’, zegt Borgman): improviserend, tastend, zonder precies te weten waar we uitkomen. Ik raakte soms de draad kwijt, ook al geeft Borgman aan het begin van elke hoofdstuk en paragraaf een handig overzicht.

Al met al: het is duidelijk dat Borgman ons een diepzinnig boek aanreikt, dat uitnodigt tot goede theologische gesprekken.

J.A.W. Verhoeven, Krimpen aan den IJssel
J.A.W. Verhoeven, Krimpen aan den IJssel