Als mensen vanuit alle werelddelen op de Nederlandse theologie van de zestiende en vooral zeventiende eeuw afstormen, zouden wij er dan ook zelf niet wat meer mee moeten doen? Daarvoor is het echter wel nodig om afstand te nemen van het begrip ‘erfgoed’.
Wat zien de theologie en de kerk in Nederland als ze in de spiegel kijken die het buitenland ons voorhoudt? Als eerste wil ik de enorme ijver en begeerte naar kennis van die gereformeerde theologie noemen. Die ijver en begeerte hebben alles te maken met het verlangen om meer kennis van God op te doen om van daaruit Hem en Christus’ kerk meer te dienen.
Rekenen
Bij een zogeheten intensive course aan het Reformed Evangelical Seminary in Jakarta kwam ik erachter dat ik als tentamenstof twee keer zoveel opgegeven had als voorgeschreven was – studenten van de TUA weten dat mij dat nogal eens overkomt. De reactie was dat dit niet erg was en ze de stof graag wilden bestuderen, omdat het allemaal zo mooi en waardevol was. Die reactie zal voor een deel met Indonesische vriendelijkheid en bescheidenheid te maken hebben, maar ik heb gemerkt dat het vooral voortkomt uit nieuwsgierigheid naar gereformeerde theologie.
Van die ijver en begeerte zou ik in ons land wel meer willen zien; in de kerken, maar ook in de opleidingen, waar alles zo op maat gemaakt is en studenten zo worden opgevoed dat ze niet rekenen vanuit wat nodig is, maar van wat aan pagina’s geoorloofd is. Ik besef echter dat aan dit alles voorafgaat dat gemeenteleden en studenten bij ons als predikanten en docenten die ijver, begeerte en dat enthousiasme zien voor waar theologie voor staat, namelijk geleerdheid over God. Hoe kunnen we studenten enthousiast maken als we het zelf niet voldoende zijn?
"*" geeft vereiste velden aan