blog
Frans Hoogendijk werd toch geen predikant
Op vele plaatsen in de kerk kun je als theoloog actief zijn, zo laat het leven van Frans Hoogendijk (42) zien. God gebruikt je in wie je als mens bent. Deze zomer werd hij tot directeur van De Wittenberg benoemd.
De vroegere bijbelschool maakt een doorstart als christelijke leefgemeenschap.
Theologie ging hij na de middelbare school studeren met de intentie om predikant te worden. In zijn tweede jaar kreeg Frans Hoogendijk, opgegroeid in hervormd Krimpen aan den IJssel, echter een geloofscrisis. ‘Ik was God helemaal kwijt. Aan de studie was ik vrij rationeel begonnen, ook met de gedachte om alles wat ik op college hoorde vanuit de orthodoxie te weerleggen. Maar toen werd ‘God’ een leeg begrip. Gelukkig kwam ik daaruit. Tijdens de Westminster Conference, gehouden in de kerk van dr. Martyn Lloyd-Jones, maakte ik één gebed mee waarbij ik ervoer: ‘Hier ís God.’ Het maakte diepe indruk, waardoor ik geestelijk weer aanhaakte. En de colleges historische theologie van dr. Antoon Vos hielpen me ook, die zei: “Wat waar is, dat hoef je niet te verdedigen, dat hoef je slechts te ontdekken. Dan kun je ook wel een poosje met vraagtekens rondlopen.”’
Verwachtingen van de gemeente
‘Ondertussen dacht ik: ‘Heb ik nu wel een roeping?’ Ik preekte al een paar jaar, maar preken kostte me véél energie, waardoor ik me afvroeg of het predikantschap de weg van God was. Ik deed in de Noorderkerk van Amsterdam mijn vicariaat bij ds. C. van Duijn. Ongetwijfeld heeft mijn toenmalige moeite ook te maken met rijping als mens; ik worstelde ermee dat ikzelf moest waarmaken wat ik op de preekstoel zei en ervoer de verwachtingen van de gemeente als een last. Ik was bang dat dit wat met mij en mijn karakter zou gaan doen, zag dominees zich min of meer diplomatiek gaan gedragen. Nee, als mensen denken dat de preek hen in leven moet houden, kan ik dat niet waarmaken, ga ik daaraan ten onder. In dat spanningsveld wilde ik niet gaan staan.
Inmiddels is mijn preekbevoegdheid verlopen. Ik ben wel in de kerk verder gegaan, op een andere manier in Gods Koninkrijk actief gebleven. Na mijn vicariaat was ik in de Noorderkerk vijf, zes jaar kerkelijk werker. Ik deed er pastoraat, maar het was ook de tijd dat kerkplanting in de reformatorische hoek in opkomst was.
De overgang van Krimpen naar de hoofdstad maakte ik bewust, omdat de vraag me raakte wat er van het geloof overblijft als de traditionele context wegvalt. Ik was daar zelf doorheen gegaan. En wat blijft er van de kerk over als de traditionele structuur wegvalt, wat is bestand tegen het vuur? Tegelijk erken ik dat voor veel mensen het herkenbare en het bestaande een grote steun is in het blijven bij kerk en geloof. Zelf wilde ik in de kaalslag van de secularisatie het zaad van het Evangelie strooien.’
Niet gepland
‘Mijn loopbaan is niet gepland, ik deed als werk wat er zich aan mogelijkheden aandiende, heel diverse dingen. Een rode draad is wel dat ik wilde ontwikkelen, met een gemeente of organisatie naar iets toe bewegen. Ik denk nog wel als een theoloog, maar leidinggeven en ontwikkelen is iets anders dan preken.
Soms had ik taken die tijdelijk waren. Ik kwam bij de diaconessen in het Zendingshuis in Amerongen juist om mezelf als leidinggevende overbodig te maken. Toen dat gebeurd was, moest ik wat anders zoeken. En in 2011 gingen we voor het Summer Institute of Linguistics naar Maleisië – mijn vrouw is bijbelvertaler – , maar vanwege haar gezondheid moesten we in 2015 terugkeren. Toen moest ik weer wat anders zoeken.’
Na zijn periode in de Noorderkerk werd Hoogendijk gemeenteadviseur voor de classes Gouda en Leiden. ‘Een intensieve leerperiode. Ik ontdekte de breedte van de kerk, deed verrassingen op door dichtbij mijn eigen overtuiging te blijven én de ander te respecteren. Als je met een kerkenraad vergaderde over de rol van de kerk op het dorp, ontstond er een mooi gesprek als ik God ter sprake bracht, Zijn boodschap. Ik preekte zelfs in vrijzinnige gemeenten en was blij als na afloop een vrouw tegen me zei: ‘Het hoofd omhoog, het hart naar boven.’ Ja, het geloof van de kerkgangers is vaak orthodoxer dan dat van de predikant. Je merkt dat aan eenvoudig Godsvertrouwen. Ik zag overigens ook dat de situatie van de kerk niet rooskleurig was, ik zag de vergrijzing, ontdekte dat elke gemeente verschillend is.’
Nieuw perspectief
Na de vier jaren in Maleisië werd hij algemeen manager van de Gemeenschap van Zendingsdiaconessen in Amerongen en diaconaal consulent bij de protestantse gemeente in Apeldoorn. ‘Ik moest bij de diaconessen zorgen voor een nieuw perspectief. De jongste zuster was in de vijftig, de oudste 78 jaar. Toen ik kwam, waren zeven zusters actief en zaten er drie in het verzorgingshuis. In de vorm waarin men actief was, ontbrak de toekomst, al heb je tegelijk te maken met een bijzondere traditie. We hebben toen samen gebeden, hebben huiskamergesprekken gevoerd en hebben gekeken bij andere diaconessen.
Een zendingsdiaconessenhuis komt als verschijnsel uit achttiende-eeuws en negentiende-eeuws Duitsland, waar de diacones een figuur was om getuige van Christus te zijn en op sociaal en maatschappelijk terrein goed te doen. Velen werkten in de zorg. Het huis in Amerongen kwam uit de opwekkingstraditie, deed naast sociaal werk aan evangelisatie en zending. De vrouwen leven in gemeenschap van goederen. Wij kwamen er de voorbije jaren op uit dat diacones een roeping voor het leven is, maar dat je moet zijn waar mensen leven. Om die reden is er in het centrum van Amerongen een hofje gebouwd, waar men een leefgemeenschap blijft vormen. De vorm zal veranderen, het diaconaat zal blijven.’
Diaconaat
Tegelijkertijd was Hoogendijk, die in Beekbergen woont, diaconaal consulent voor de protestantse gemeente van Apeldoorn. ‘Ik was er onder meer betrokken bij de opzet van een interkerkelijk noodfonds, heb de actie voor het samen delen van vakantiegeld opgezet, heb een begin gemaakt met de opbouw van een diaconaal netwerk en was betrokken bij het informeren van de kerken over de komst van vluchtelingen. In deze baan heb je een overkoepelende rol.
Ook die taak is nu voorbij, want de functie van diaconaal consulent veronderstelt een gemeenschappelijke taak, terwijl in Apeldoorn het werk inmiddels decentraal georganiseerd is. Ik heb geleerd dat je diaconaat dicht bij de (wijk)gemeente moet houden, het is het surplus van onderlinge liefde die je in een gemeenschap hebt. Activiteiten mogen niet los komen te staan van de kerk, moeten gevoed worden door het geloof. Na de periode in Amsterdam ontdekte ik dat evengoed Apeldoorn sterk geseculariseerd is. Het woord ‘diaconie’ in mijn mailadres werd niet begrepen als ik in contact was met een maatschappelijk werker of met een wijkteam.’
Leefgemeenschappen
En nu…, nu wordt Frans Hoogendijk directeur van de Wittenberg in Zeist, ooit een bijbelschool maar waar nu de opleiding Inside-out voor jongeren van zeventien tot 24 jaar en de leefgemeenschap voor christenen van zeventien tot 35 jaar centraal staan. Ook retraites worden er aangeboden. Twee predikantsechtparen hebben zich dit jaar aan de Wittenberg verbonden, mede om het monastieke leven vorm te geven: Niek en Jenny Tramper, Kees en Arianne van Ekris.
‘Ik kan net als in Amerongen een leefgemeenschap ontwikkelen, de kracht ervan laten zien. Ik zie een leefgemeenschap als een nieuwe manifestatie van kerk-zijn, juist omdat in onze tijd directe verbindingen binnen een eigen netwerk ertoe doen. Zo’n gemeenschap is tevens een oefenplaats van geloven, met en van elkaar leren wat leven als gelovige betekent. Ten derde is ze een vindplaats van hoop, waarbij zichtbaar wordt dat we leven onder het kruis, dat we leven van genade. Zeker, je moet het niet idealiseren, je moet het ook in zo’n gemeenschap kúnnen leven. We zetten het positief op én rekenen er tegelijk mee dat het een keer goed mis kan gaan. Je neemt altijd je eigen kleinmenselijkheid mee. Met alleen idealisme kom je er in de kerk niet.’
Petrus en Levi
‘Ik zie in ons land een groei aan christelijke gemeenschappen. In Amerongen zochten we vier gezinnen voor de nieuwe opzet, terwijl er dertig mensen zich aanmeldden. De mensen die daar nu meedoen, dat zijn jonge gezinnen, mensen die soms keuzen maakten om minder te gaan werken, om hun koophuis op te geven, want werk en geld doen er minder toe dan zinvol leven.
De Evangelische Hogeschool kent meer een vormend jaar op weg naar het studeren aan de universiteit, terwijl de Wittenberg het vormende als christen accent geeft. Wat betekent je christen-zijn voor de manier waarop je keuzen in je leven maakt? Wat is Jezus volgen, wat is trouw in bijbelse zin? Dat moet je concreet en persoonlijk ontdekken voor het aangezicht van God. Jezus volgen is voor elk mens anders. Voor Petrus betekende dat andere dingen dan voor Levi, leerde ik van een ets van Rembrandt.’