Waar bent u naar op zoek?

Gebedsonderwijs

dr. W.H.Th. Moehn en dr. P. Veerman
Door: dr. W.H.Th. Moehn en dr. P. Veerman
14-01-2021

Het is goed wanneer preken aandacht schenken aan het gebedsleven van de gemeente. Onderwijs in de persoonlijke omgang met de Heere is nodig. De behandeling van het Onze Vader in de catechismus biedt daarvoor een uitstekende aanleiding.

In dit artikel laten we zien hoe in drie vroege catechismuspreken de tekst, theologie en spiritualiteit van vraag en antwoord 127 van de Heidelbergse Catechismus (verder HC) wordt verwerkt. Daarmee krijgen we een beeld van de vroegste preken waarmee zestiende- en zeventiende-eeuwse hoorders in de Nederlanden kennismaakten met het onderwijsboekje uit Heidelberg (1563). De preken die wij lazen, zijn oorspronkelijk geschreven door Balthasar Copius (?–1595), Philip Lansbergen (1561-1632) en Petrus van der Hagen (1641–1671).

Weerloos en kwetsbaar

Voordat we naar de preken gaan, eerst een paar opmerkingen over het gebedsonderwijs van de HC zelf. Vraag en antwoord 127 geeft een verklaring van de zesde bede ‘Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze’. De uitleg legt zwakke gelovigen een gebed in de mond om te bidden in tijden van verzoeking. Een aantal theologische en spirituele hoofdlijnen van het gebedsonderwijs van de catechismus zijn aanwezig in de korte uitleg. Het onderwijs komt tot ons in de vorm van een gebed. De HC is hierin niet uniek, maar het typeert wel haar spiritualiteit. Het onderricht wil meer dan theoretische kennis overbrengen. Gelovigen krijgen taal en woorden voor hun omgang met de Heere.

Het volgende wat wij opmerken, is de nadruk op de menselijke zwakte en onmacht. Zelf is een bidder weerloos en kwetsbaar als het gaat om de verzoeking. De menselijke zwakte wordt in HC 127 verbonden aan de kracht van de Heilige Geest. De zwakke gelovige is geheel en al afhankelijk van Gods Geest om te blijven staan in tijden van verzoeking. De bede leid ons niet in verzoeking is dan ook een erkenning van de eigen onmacht. Het is ook een roep om de bijstand en de hulp van de Heilige Geest.

Dat de gelovige zich in een strijdperk bevindt, wordt duidelijk door het noemen van de drie doodsvijanden: de duivel, de wereld en het eigen vlees. Door de eeuwen heen worden deze drie verbonden aan de uitleg van de zesde bede. De HC voegt zich in deze katholieke traditie. De strijd is zwaar maar de overwinning staat vast. De Heidelberger wijst op de volkomen overwinning die volgt. In het gebed ‘verlos ons van de boze’ klinkt een eschatologisch verlangen door naar de volkomen verlossing, die zeker komen zal.

Twee soorten verzoeking

Ter ondersteuning van de preekvoorbereiding door predikanten en ook tot onderwijs voor de gemeenteleden verschenen er bundels met preken over de catechismus. Zoals gezegd, lazen wij de vroegste preken.

De oudste collectie van catechismuspreken in de Nederlandse taal heeft zijn wortels in de Keurpalts. In 1585 publiceerde Balthasar Copius zijn Vier und funfftzig Predigten. Deze werden in het Nederlands vertaald door Johannes Gerobulus met als titel Vier ende vijftich predicatien, over den christelijcken ende in Gods woort ghegronden catechismum in 1590. Daarbij maakte hij trouwens gebruik van een vertaling die reeds twee jaar eerder uitkwam. Uit het feit dat de prekenbundel meerdere keren opnieuw werd gedrukt, kunnen we opmaken dat deze redelijk invloedrijk was in deze vroege fase van de Reformatie in de Nederlanden.

Wat ons opvalt bij het lezen van de preek, is de vrij losse binding aan de tekst van de HC zelf. Copius neemt de vrijheid om de zesde bede zelfstandig uit te leggen. Hij gaat behoorlijk diep in op thema’s die in de HC vrijwel niet worden uitgewerkt. Zeker een tiende deel van de preek gaat over het kwaad of de duivel. Ook gaat hij uitgebreid in op de verschillen‑de verklaringen van het begrip verzoeking. Daarin maakt hij onderscheid tussen twee soorten verzoeking. De verzoeking door God en die van de duivel. Copius schrijft over de verzoeking van Gods kant: Wanneer God ons verzoekt dan doet Hij dat opdat wij onszelf recht leren kennen of er een waarachtig geloof in Zijn almacht en barmhartigheid is…

In de preek legt Copius uit dat de HC niet op deze soort van verzoeking doelt. Wanneer wij bidden ‘leid ons niet in verzoeking’, dan gaat het om de aanvallen van de boze. Over deze soort verzoeking schrijft Van der Hagen:

Die als een briesende leeuw rond haar gaat (1 Petrus 5:8), als een bedriegelijke vos loert hij op de kerk….

Bemoedigende spits

De tweede collectie preken in de Nederlandse taal is de vertaling van een bundel van de hand van Philip Lansbergen. Naast zijn natuurkundige (!) werken gaf hij in 1594 een complete serie catechismuspreken uit in het Latijn. In deze taal waren de preken vooral geschikt als schetsen voor de predikanten die het Latijn machtig waren. In 1616 werden de preken door Johannes Gys in het Nederlands vertaald. De vertaling kreeg de titel: Den Catechismus ofte Onderwijsinge inde Christelijke Religie. Ook deze prekenbundel werd meerdere keren herdrukt, wat aangeeft dat er een zekere invloed van uitging.

Wat ons met name opvalt bij deze preek, is dat de tekst van de HC over het algemeen nauw wordt gevolgd. De preek lijkt vooral bedoeld als handboek voor de predikanten in de voorbereiding van hun eigen preken. Zij worden op het spoor gezet van de theologische keuzes in de catechismus. In navolging van de HC heeft Lansbergen aandacht voor het werk van de Heilige Geest en de zwakte van de gelovigen. Vanzelfsprekend passeren dan ook de drie doodsvijanden. Ook de bemoedigende eschatologische spits is aanwezig. De uitkomst van de strijd is zeker. De overwinning zal volgen. Over hen die waken en bidden voor de heiligen zegt Lansbergen:

(…) het is zeker dat zij de satan zullen overwinnen, wat belofte van de overwinning waarmee de apostel de gelovigen troost is gedaan, namelijk deze dat de God van de vrede de duivel spoedig onder hun voeten zal vertreden (Rom. 16:20).

Innerlijke worsteling

De eerste prekenbundel die oorspronkelijk in het Nederlands is uitgegeven, is van de hand van Petrus van der Hagen. Zijn De Heydelbergsche Catechismus (1676) werd erg populair. Van der Hagen geeft in zijn catechismuspreek veel meer dan een uitleg van de HC. Het gaat hem om de betrokkenheid van het hart. De toon van de preken is pastoraal. Van der Hagen laat zien dat hij bekend is met de worstelingen van de gelovigen. In lijn met de spiritualiteit van de catechismus onderstreept Van der Hagen de zwakte van een mens. Ook na ontvangen genade blijft de gelovige kwetsbaar. Van der Hagen waarschuwt om niet opnieuw in de poel van het verderf te vallen. De focus van de preken is vooral gericht op de innerlijke worsteling van de gelovigen. Van der Hagen gaat hier in op de bekende drieslag, de duivel, de wereld en het eigen vlees. Het menselijke vlees geeft in zijn opinie de ‘zwaarste’ strijd. »

Actuele ontwikkelingen

In de preek schenkt Van der Hagen beperkt aandacht aan actuele ontwikkelingen in zijn tijd. Dit geldt overigens voor de andere twee preken nog in sterkere mate. Als het gaat om de verzoeking, komen er vrijwel geen actuele verzoekingen aan bod. De preken bieden een vrij tijdloze toepassing. Om niet in verzoeking te vallen wordt de gemeente aangespoord om zich verre te houden van bovenmatig drinken en eten.

Wat dat betreft schetsen de preken die wij over het gebed bestudeerden een ander beeld dan de catechismuspreken over de Tien Geboden die Van Deursen onder de loop nam. Zijn onderzoek wees uit dat deze een helder beeld van de tijd bieden. We brengen hiermee een accentverschil aan het licht tussen de preken over de Tien geboden en de preken over het Onze Vader. Preken over de geboden bieden veelal meer gelegenheid om in te gaan op actuele misstanden.

Toch wil dat niet zeggen dat preken over het Onze Vader volledig aan de vragen van de tijd voorbij kunnen gaan. Van der Hagen gaat in zijn preek in op mensen die het bestaan van duivelen ontkennen. Dat is een opkomend vraagstuk in zijn dagen. Bij Van der Hagen treffen we ook een huiver voor kerkscheuring aan. In het bijzonder benadrukt hij het woord ‘ons’. We bidden niet enkel voor ons zelf. Maar we zijn geroepen om te bidden voor de gehele kerk. Op de achtergrond van zijn opmerking speelt de strijd tussen voetianen en coccejanen in de kerk van zijn dagen. Van der Hagen ziet niet graag dat beide partijen tegen elkaar worden uitgespeeld. Wanneer hij preekt over de zesde bede, brengt hij dit voor hem actuele punt in. Hij slaat deze brug via het woord ‘ons’.

Zelfstandig bidden

Wat ons opviel, is dat de drie preken allemaal meer aandacht geven aan de uitleg van begrippen zoals het onderscheid tussen de verschillende soorten aanvechting dan de HC zelf. De preken gaan geheel voorbij aan het feit dat de catechismus in de gebedsvorm is geschreven. Dit geeft een verschil in spiritualiteit.

Hoewel ook uitleg van begrippen belangrijk is in preken, verliezen de drie preken iets van de directe gebedsoefening die de HC biedt. Wat ons betreft is dat jammer en een eyeopener voor predikers vandaag. Het gebedsonderwijs vanuit de HC biedt een duidelijke verdieping wanneer zij uitnodigt tot zelfstandig bidden. Een verlangen dat de Heilige Geest wil wekken en dat zich uitstrekt naar het Rijk van God dat komt.


Vraag en antwoord 127

Vraag: Wat is de zesde bede? Antwoord: En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Dat wil zeggen: omdat wij uit onszelf zo zwak zijn, dat wij geen ogenblik staande zouden kunnen blijven, en omdat bovendien onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, wil ons toch door de kracht van uw Heilige Geest overeind houden en sterken, opdat wij in deze geestelijke strijd niet bezwijken, maar altijd krachtig weerstand bieden, totdat wij uiteindelijk volkomen de overhand krijgen.


Samen lazen dr. Veerman en dr. Moehn de vroegste Nederlandstalige catechismuspreken over vraag en antwoord 127 van de Heidelbergse Catechismus en publiceerden hierover het artikel: Lead Us Not into Temptation, but Deliver Us from Evil, Earliest Dutch Sermons on Heidelberg Catechism Q&A 127 in: Church History and Religious Culture 100 (2020), p.43–59.

dr. W.H.Th. Moehn en dr. P. Veerman
dr. W.H.Th. Moehn en dr. P. Veerman