Geen privé-interpretatie
Bij de uitleg en toepassing van bijbelgedeelten zien we steeds vaker dat ons menselijk begrip, onze tijd en cultuur mede bepalen wat we als de betekenis zien. Waar komt deze ontwikkeling vandaan en hoe moeten we die duiden?
Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt duidelijk dat Christus en de apostelen de Heilige Schriften hebben gezien als het van God ‘doorademde’, door Zijn Geest geïnspireerde Woord.
Bijstand nodig
Dit zien we onder andere in 2 Timotheüs 3:15-17. Daar spreekt Paulus over de heilige Schriften, die u wijs kunnen maken tot zaligheid. Door het geloof dat in Christus Jezus is. ‘Heel de Schrift is van God ingegeven (letterlijk: ‘van God doorademd’) en is nuttig tot onderwijzing, weerlegging, verbetering en om op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.’
In 2 Petrus 1:20,21 lezen we: ‘Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigen uitlegging toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.’
Ten slotte vermeld ik een woord van Jezus (Joh.10:35): ‘de Schrift kan niet gebroken worden.’ Zij is bindend voor alle tijden.
Dit alles betekent dat de Heilige Geest daarom de enige bevoegde Exegeet is. Elke ‘eigenmachtige’, menselijke uitleg weerspreekt Hij. Wij zijn op Hem alleen aangewezen bij de uitleg (en toepassing) van de Schriften. Paulus acht daarbij nodig ‘de verlichting van ons verstand en de opening van ons hart’.
Christus beloofde Zijn discipelen de blijvende bijstand van Zijn Geest: ‘Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles, wat Ik u gezegd heb’. (Joh.14:26)
Diepere, geestelijke uitleg
In de Vroege Kerk is (bijvoorbeeld door Origenes) naast de precieze, letterlijke zin van de bijbeltekst ook naar de verborgen betekenis, de diepere, ‘geestelijke’ uitleg van de bijbeltekst gezocht. Via de methode van de allegorese. Calvijn keert zich later fel tegen deze wijze van Schriftuitleg, hij noemt het ‘inlegkunde’. Hij vindt de letterlijke betekenis van de bijbeltekst geestelijk genoeg.
Overigens houdt de Vroege Kerk onverkort aan de Schrift als het gezaghebbende Woord van God vast.
Bindend gezag
De reformatoren verschillen over het gezag van de Schrift als het Woord van God niet van mening. Er is bij hen wel van nuanceverschillen sprake.
Luther ontdekte door Schriftstudie het ‘door genade alleen’ en het ‘door het geloof alleen’. Het gezag van de Schrift is bij Luther niet los te denken van dit ‘sola fide’ en ‘sola gratia’. Het geloof richt zich op de Schrift, op de belofte alleen. En de genade openbaart zich daarin dat het Woord van God, door de Geest ons leven totaal vernieuwt.
Volgens Luther is de Schrift ‘helder en doorzichtig’.
Zij heeft als Woord van God bindend gezag. Het beheersend gezichtspunt, van waaruit de Schrift gelezen en uitgelegd moet worden, is Christus alleen. Dit hermeneutische principe (‘Was Christum treibet’, dat is: wat Christus ‘promoot’) wordt bij Luther zelfs geradicaliseerd. Bijbelteksten en gedeelten die ‘Christum nicht treiben’, maken geen aanspraak op goddelijke autoriteit. Daarom rekende Luther de brief van Jakobus niet tot de canon.
Gereformeerde visie
De Tweede Helvetische Confessie, een belijdenis die is opgesteld door Heinrich Bullinger, geeft de gereformeerde visie op het Schriftgezag goed weer: ‘de Heilige Schriften laten geen privé-uitleg toe. Nee, wij erkennen alleen die uitleg van de Schriften als orthodox die uit de Schriften zelf gehaald is, (…) die verder overeenstemt met ‘de regel van geloof en liefde’ (de belijdenissen van de Kerk) en die sterk bijdraagt aan de eer van God en het heil van de mensen. De Schrift is het eigen woord van God. Het laat geen eigenmachtige uitleg toe.
Calvijn beweegt zich geheel in deze gedachtegang. Het hermeneutische principe van Luther (‘was Christum treibet’) is hem echter te smal. Dr. W. van ’t Spijker zegt terecht dat Luthers principe in de praktijk leidt tot een reductie, die het geheel van de canon tekortdoet.
Ik noem nog twee zaken die Calvijn van groot belang acht: a. Lees de Schrift niet als een profaan, menselijk geschrift. Wie Gods openbaring erin wil vinden, moet de Schrift met een nieuw hart, dat wil zeggen ‘in geloof’ naderen. b. Calvijns hart kwam tot bekering (‘leerzaamheid’) door Schriftstudie. Hij ontdekte dat het Woord van God heil bevat. Daarom noemt hij het ‘de heilsleer of hemelse leer’.
Grote omslag
De ‘Verlichting’ (ongeveer 1800) brengt de grote ommekeer in het hermeneutisch denken. Het kenmerk van deze geestesstroming is: Gods openbaring wordt onderworpen aan de menselijke rede. Niet de Geest (het geloof) is bij de uitleg doorslaggevend, maar het menselijk verstand.
Hierop kwam tweeërlei reactie. De eerste reactie op de omslag in de Verlichting onderstreept het objectieve van Gods spreken in de bijbeltekst. Op deze lijn hebben met name A. Kuyper en H. Bavinck doorgedacht. De inspiratie van de Bijbel is de grondslag van hun denken, al hebben zij wel oog gehad voor de menselijke factor in de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel.
De tweede reactie pareerde de rationele Schriftkritiek op een subjectieve wijze: niet de Bijbel is geïnspireerd, maar de bijbelschrijvers én de christelijke gemeente, die de Bijbel leest. De Duitse filosoof en theoloog Schleiermacher is de vader van deze moderne hermeneutiek. De betekenis van de tekst berust volgens hem niet op goede exegese. Schleiermacher benadrukt veeleer de wisselwerking tussen zender (bijbelschrijver) en ontvanger (de lezer).
De visie van H.D. Gadamer (1900-2002) is hiermee in lijn. Volgens hem heeft de uitleg van de tekst iets van een gesprek. Zender en ontvanger komen samen tot een bepaalde interpretatie van de tekst. Het gezag van de tekst is niet doorslaggevend, noch de bedoeling van de auteur. Waarheid, uitleg is altijd een voorlopig resultaat van een dialoog. Zo wordt de bedoeling van de tekst ingepast in onze eigen situatie. Uitleg en toepassing vallen daarbij min of meer samen.
Onze tijd
In de gereformeerde gezindte komen we de ‘eigentijdse subjectieve lijn’ op verschillende plaatsen tegen. Het rapport van de Gereformeerde Kerken God met ons (1980) kenmerkt zich door het zogenaamde relationele waarheidsbegrip. Het gaat in dit rapport over de relatie/ontmoeting tussen de Zich openbarende God en de (verwerkende) mens. Wij horen in de Schrift geen directe openbaring van God, maar wat ménsen ervaren en geschreven hebben over God en Zijn daden. Onze eigen ervaringen met God en Zijn daden doen bij de bijbeluitleg ook in dit rapport volop mee. Prof. dr. C. Graafland zei het zo: ‘dan zijn het ook de toen gangbare opvattingen en culturele instellingen, die mede de bijbelse verhalen kleuren en die bij het verstaan en toepassen van de Schrift in het heden, dienen vervangen te worden door algemeen gangbare menselijke opvattingen en culturele instellingen van vandaag.’ Wij zien dat in dit rapport met name op ethisch gebied.
In Gereformeerde hermeneutiek vandaag (2017), een publicatie uit vrijgemaakt gereformeerde kring, is ook de ‘subjectieve lijn’ in de bezinning op de hermeneutiek opmerkelijk. Dr. P. Boonstra geeft in zijn boekje Hoe lezen we de Bijbel? deze trefzekere typering van dit werk: ‘Bij het in de Bijbel zoeken naar Gods wil in de Bijbel worden je eigen tijd en je eigen cultuur een soort filter dat bepaalt wat wel en wat niet naar Gods wil kan zijn. Ons begrip wordt een belangrijke factor. Als wij het niet begrijpen, blijft de tekst ‘dood’ en dus nietszeggend. Daarmee worden de mens en zijn cultuur op de troon gezet en Gods Woord ‘monddood’ gemaakt.’
Onaanvaardbaar
De visie in Gereformeerde hermeneutiek vandaag gaat tegen het getuigenis van de Schrift zelf in en is daarom voor ons onaanvaardbaar. Bij alle vaak complexe vragen bij het vertolken van de Schrift, blijft dit ons vaste ijkpunt (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 5): ‘Wij ontvangen al deze boeken en deze alleen als heilig en canoniek voor ons geloof om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen.’
Schriftgezag en hermeneutiek
Onder Schriftgezag verstaan wij het absolute gezag van het Woord van God over alle vragen met betrekking tot de geloofsleer en ons concrete leven.
Hermeneutiek is afgeleid van een Grieks woord dat betekent: vertolken, uitleggen. De term stamt uit de Griekse literatuur en houdt verband met de god Hermes. Hij had als taak om boodschappen uit de godenwereld over te brengen naar de wereld van de mensen. Die berichten moest hij op de juiste wijze vertolken, zodat mensen op aarde de boodschappen konden begrijpen.
In later tijd wordt de term toegepast op de uitleg van de Bijbel. Hermeneutiek betekent dan: de regels die wij nodig hebben om de bijbeltekst goed uit te leggen. Deze definitie is eeuwenlang van kracht geweest.
In deze klassieke hermeneutiek staat de vraag centraal: wat zegt God hier tot Zijn volk van alle tijden? In de ‘nieuwe hermeneutiek’ van de twintigste eeuw is geen ‘eenrichtingsverkeer’. Er is sprake van een cirkel: een constante wisselwerking tussen de bijbeltekst en de lezer, die mede bepaalt wat de tekst ons vandaag te zeggen heeft.