blog
Geref. Bond kiest als jaarthema Bevrijd. Christen in Nederland
Geen slaaf meer
Slechts een klein deel van de nu levende Nederlanders maakte het einde van de Tweede Wereldoorlog bewust mee. Zij zijn het die de diepte van de bevrijding kunnen peilen.
De zwaarte van de onderdrukking, de onzekerheid van een gevangenschap, het gevaar van de vijand moet je geproefd hebben om bevrijding te waarderen.
Aanvankelijk wilden we een uitroepteken zetten achter ‘Bevrijd’, het eerste woord uit ons jaarthema. We deden het niet omdat dit woord in zichzelf al krachtig is. Maar de vreugde na vijf bange oorlogsjaren zou er dan nog meer in doorklinken, op gelijke wijze als een christen op een gegéven moment ervaart dat het juk van de slavernij hem niet meer belast. ‘Bevrijd!’ Zo zal het 75 jaar geleden uitgeroepen zijn, toen de Duitsers als teken van overgave hun handen in de lucht staken, toen de dood van Adolf Hitler bekend werd.
Gods vijanden
Het einde van de Tweede Wereldoorlog, die ons land groots zal herdenken, was niet het einde van een oorlog over een politiek geschil, van een conflict over een zeker grondgebied. In mei 1945 werd het Westen bevrijd van een godloze ideologie. Het maakte dat dr. K.H. Miskotte daags na de bevrijding preekte over Psalm 92: ‘Want zie, Uw vijanden, o HEERE, want zie, Uw vijanden zullen vergaan.’
Omdat het nationaal-socialisme zich tegen de God van Israël keerde, moest het wel vergaan en kon Miskotte zeggen: ‘Het militaire einde is maar een achterstallige conclusie, een late bezegeling.’ Waarom? ‘Omdat deze macht in alle ernst en letterlijk Israël heeft willen uitmoorden.’
De heiden verdraagt de Thora niet, de wet van de HEERE. Hitler heeft het eens letterlijk gezegd: ‘Ik kan niets met dat vervloekte “Du sollst” van de Sinaï.’ Om die reden zou de kerk op den duur onder zijn regime evenmin veilig geweest zijn. Het is goed als in de herdenkingen op weg naar de maand mei deze noties een plek krijgen. De diepte van het woordje ‘Bevrijd!’ proeven we dan. En we roepen in herinnering de poëzie van Ad den Besten:
Nooit lichter ving de lente aan
dan toen Uw hand ons volk bevrijdde.
Hoe hebben we in dat schoon getijde
verheugd maar huiverend verstaan:
Gods vijanden vergaan.
Geen losbandigheid
Als je foto’s van 75 jaar geleden bekijkt, zien we vlaggen en bloemen op straat, maar ook karren met ‘moffenmeiden’ erop, vrouwen die een al dan niet betaalde relatie met Duitse soldaten aangegaan waren. Uitbundige feesten werden hier en daar wreed verstoord door schietincidenten. Niet iedereen kon en kan met vrijheid omgaan.
Zeker, na oorlog en hongerwinter mag je de vrijheid vieren, maar wel op een goede manier. Noch in het gewone leven, noch in het christenleven is vrijheid gegeven tot losbandigheid. Ik begrijp daarom dat een vriendin van mijn oma op 5 mei 1945 tegen haar de woorden uit Psalm 2 citeerde: ‘En verheug u met beving.’
***
In de eerste helft van 2020 herdenkt Nederland de bevrijding, ook de zegen van decennia gevrijwaard zijn van oorlog. Voor zijn vuistdikke boek In Europa reisde Geert Mak in 1999 door ons werelddeel en concludeerde hij dat de twintigste eeuw in vele opzichten gruwelijk geweest is. Tegen die achtergrond kunnen vrede en vrijheid ons klein maken, temeer als we zien dat terreur en vluchtelingen vandaag nieuwsitems zijn. In de kerk mag er vanuit de Bijbel licht vallen op een woord als ‘vrijheid’, waarbij de bevrijdende kracht van het Evangelie centraal gezet wordt.
Het juk gebroken
1945-2020, de jaartallen bieden ons de kans na te denken over de christelijke vrijheid. Wellicht hebben we het aan onszelf te wijten dat jongeren en niet-christenen bij kerk en geloof snel denken aan onvrijheid, aan wetten en regels, aan verboden en saaiheid. En toch, het tegendeel is waar, wanneer we kijken vanuit Gods perspectief. Als de HEERE het volk van afgoden weg wil houden, als Hij het hart zoekt van Israël, zegt Hij: ‘Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land van de Egyptenaren geleid heeft, zodat u niet meer hun slaven bent. Ik heb de stangen van uw juk gebroken en u rechtop laten lopen.’ (Lev.26:13) Dat is vrijheid: in het dienen van God niet gebogen gaan onder een last, maar de schouders naar achteren, rechtop lopen.
Verlost van de slavernij
In het nadenken over vrijheid is het goed te beginnen bij hoe de HEERE Zich bekendmaakt, niet bij hoe mensen hun godsdienstige opvoeding ervaren kunnen hebben. Wat dat laatste betreft kan er immers van alles misgegaan zijn. Hij echter bevrijdt Israël uit Egypte, uit de slavernij én schenkt het volk Zijn heilige wet, opdat de Zijnen niet opnieuw onder de verslavende macht van de afgoden komen zullen.
Heeft God de radicale vrijheid voor Zijn schepselen op het oog? Ja, dat blijkt uit de zending van de Zoon, de Knecht Die komt ‘om gevangenen uit de kerker te leiden’. (Jes.42:7) Als de Messias komt, ‘zal er vrijlating uitgeroepen worden voor gevangenen’. De dichter van Psalm 116 kijkt zo naar God: ‘Ik ben Uw dienaar, U hebt mijn boeien losgemaakt.’
Het Nieuwe Testament toont ons dat Jezus met Zijn woorden en daden mensen in de ruimte zet – zoals we wel zeggen dat iemand door zijn bekering ‘tot ruimte gekomen is’. Zacheüs werd bevrijd van zijn geld, Legio werd verlost van veel onreine geesten. Ze ontvangen een bevrijd bestaan en delen in de vrijheid van Christus, als voorschot op de uiteindelijke bevrijding van de schepping. Op hen is het woord van Paulus (Rom.6) van toepassing: ‘U was wel slaaf van de zonde, maar nu bent u van harte gehoorzaam geworden aan het voorbeeld van de leer waaraan u overgegeven bent.’
Dienstbaar
‘De vrijheid van de mens is geen aangeboren eigenschap, maar gefundeerd in de vrijspraak van God’, schreef de lutherse theoloog Hans Joachim Iwand. Bevrijd van de zonde – wie het ervoer, zal hier drie uitroeptekens achter willen plaatsen. Het is hét wonder dat in je leven gebeuren kan, als ‘de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus mij vrijgemaakt heeft van de wet van de zonde en van de dood’ (Rom.8:2).
Dit bijbelvers biedt ons veel als het ons leert dat Gods kind bevrijd is van het regime van de wet der zonde, die wet die je tot zonde verleidt, terwijl hij of zij tegelijk niet ontslagen is van wat de wet vraagt, namelijk de wet van de Geest van het leven. Vervuld van de Geest, van de liefde tot God zijn christenen tot dienstbaarheid geroepen. Duidelijker dan Paulus (Rom.6:17) kan ik het niet zeggen: ‘En, vrijgemaakt van de zonde, bent u dienstbaar gemaakt aan de gerechtigheid.’ Vrijgemaakt ván…, vrijgemaakt tót!
Aansporingen
Zou de vriendin van mijn oma hierop niet gehoopt hebben, in mei 1945? Dat ons land de vrijheid niet gebruikt ‘om toe te geven aan slechte verlangens’, (zoals de ‘Bijbel in gewone taal’ Galaten 5:13 laat klinken). Het gaat erom dat we in vrijheid gezet elkaar door de liefde dienen mogen en zo christen in Nederland zullen zijn. Als de liefde er niet is, is er altijd onvrijheid.
Na Romeinen 6 en 8 komen we bij Romeinen 12, waar de gemeente hoort hoe ze in die vrijheid leven mag en waar de aansporingen over elkaar heen buitelen: Een afkeer van het kwade, vasthouden aan het goede, elkaar voorgaan in eerbetoon, elkaar hartelijk liefhebben, in het gebed volharden, je toeleggen op gastvrijheid, huilen met degenen die verdriet kennen, je vijand te eten geven… In deze dienst aan God is elke christen geplaatst. Toewijding, zo noemen we dat.
Angst voor de dood
Dán heeft het goede leven weer plaats, een leven waarnaar ons land in oorlogstijd verlangde. Dan combineer je het burgerschap als Nederlander met het burgerschap van het Koninkrijk der hemelen, omdat je overgezet bent in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.
Tot onze laatste levensdag houdt dit zijn kracht. Wie kwam tot overgave aan Christus, hoort bij degenen die (Hebr.2:15) Hij wilde ‘verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren’. In oorlogstijd is die angst uiterst reëel. Maar Christus’ dood ontnam de duivel de macht over de dood en bevrijdde de Zijnen.
1945-2020 – we hebben ook in de kerk veel om te herdenken.
P.J. Vergunst