Waar bent u naar op zoek?

blog

‘Horig en mondig', jaarthema Gereformeerde Bond 2014

Gehoorzame christen

06-01-2014

Over zijn bekering schrijft Calvijn - in 2014 450 jaar geleden overleden - dat ‘God zijn hart tot gehoorzaamheid onderworpen heeft'. Een uitspraak die alles te maken heeft met het jaarthema van de Gereformeerde Bond, ‘Horig en mondig'.

Het is een prachtige omschrijving van wat bekering ten diepste is. Calvijn verwoordt dat hij de bijgelovigheden van de Roomse Kerk eerst zo hardnekkig toegedaan was ‘dat het niet gemakkelijk was mij uit die diepe afgrond te trekken’. ‘Maar door een onverwachte bekering heeft God mijn hart – dat voor mijn leeftijd al te zeer verhard was – tot gehoorzaamheid onderworpen. En toen kreeg ik smaak in de ware vroomheid.’

Urgentie

Die gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord zal een centraal thema zijn in de activiteiten van de Gereformeerde Bond in 2014, dat – zij het in mindere mate dan in 2009, vijf eeuwen na de geboorte van de reformator – opnieuw een Calvijnjaar is. In 2013 dachten we op veel momenten na over het thema ‘Christus en de machten’, waarbij in rapport met het leven van de kerk aan het licht kwam dat ‘de Zoon van God hiertoe geopenbaard is dat hij de werken van de duivel verbreken zou’. Hij deed dat door in volstrekte gehoorzaamheid aan Gods geboden het doel van Zijn leven voor ogen te houden. Het is door die ‘gehoorzaamheid van de Ene dat velen als rechtvaardigen aangemerkt worden.’ (Rom. 5:19)
In het voorbije jaar ontdekten we dat en hoe een samenleving die zich losmaakt van God zich – evenals individuele personen – concreet in de invloedsfeer van boze machten kan ophouden. Elke vrijblijvendheid is hiermee aan onze bezinning ontnomen. Het kiezen van een jaarthema moet gedragen worden door een zekere urgentie.

Bereidheid tot horen

Wil de opbrengst van de bezinning gedurende een specifiek jaar in de kerk en de gemeenten vruchtbaar gemaakt worden, dan is allereerst de bereidheid nodig om je te laten vormen. In onze tijd is dit geen open deur. Immers, kenmerk van het individualisme is dat mensen hun mening vormen op basis van eigen gevoel of eigen argumentatie. Beter is het te rade te gaan bij een bron die gezag heeft – en dat geldt het meest voor het Woord.
Vele malen en op vele wijzen sprak God in vroeger dagen door de profeten, die elk wat doorgaven van de openbaring van God. In ‘deze laatste dagen’ – en dit tijdsbesef is opnieuw de doodsteek voor vrijblijvendheid, want Gods spreken heeft een keer een einde – sprak God door de Zoon, Die alle dingen door Zijn krachtig woord draagt, Die gezet is aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen. De Vader heeft aan Hem alle macht gegeven.

Luisteren met je hart

Tot gehoorzaamheid aan de Christus der Schriften zijn we daarom geroepen. Dat gaat niet vanzelf goed – dat gaat wel vanzelf verkeerd. Daarom bevat de Bijbel het appèl tot luisteren met je hart, onder meer in Spreuken 8, waar over Christus als de eeuwige wijsheid gezegd wordt: ‘Welzalig is de mens die naar Mij luistert, door dag aan dag te waken aan Mijn poorten, door Mijn deurposten te bewaken.’
Het zijn de ambtsdragers die hierin voorop mogen gaan, met name de dienaars van het Woord. Hoe kunnen ze uitdelen zonder te ontvangen? Wie kan God als ambtsdrager dienen zonder zich te herkennen in de woorden uit Jesaja 50: ‘De Heere HEERE gaf mij een tong van een die onderwijs ontving, zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken. Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.’

Inspiratie voor ambtsdrager

Daarmee heeft het eerste deel van het jaarthema ‘Horig en mondig’ voor ambtsdragers een blijvende actualiteit. Volharding in het ambt leren we en inspiratie voor het ambt ontvangen we het meest in het onderzoek van het Woord. In heel de Bijbel komen we niet tegen dat het onderwijs in de geboden van God saai of geestdodend is, wel lezen we: ‘Door uw bevelen krijg ik inzicht’, ‘Uw getuigenissen zijn de vreugde van mijn hart’ en ‘Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede’. (Psalm 119)
Ons jaarthema raakt ook aan de verkondiging van het Woord. In een tijd waarin het charisma van de prediker of zijn authenticiteit van belang is voor de overdracht van de boodschap beklemtonen we dat de kerk het Woord getuigend verkondigen mag, gedragen door de volmacht van de prediking. Hoe tegendraads dit is in een cultuur waarin maakbaarheid en beleving sleutelwoorden zijn, in het geloof houden we vast aan de weg die God wijst: ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.’ (Rom. 10:17) Waar het Woord geopend wordt, geloven we dat er in de kracht van de Heilige Geest wat gebeurt.

Mondigheidscultuur

Over het werk van de ambtsdrager en het zicht op de prediking spreken we anders dan twintig, dertig jaar geleden. Niet omdat het Woord onhelder is, wel omdat ons hoofd en hart het denken in onze tijd kennen en herkennen. In een gemeente werd vorig jaar het onderlinge gesprek gevoerd over ‘het ambt in een mondigheidscultuur’. Ambtsdragers zijn geen robotten, maar mensen die de tijdgeest in het eigen hart ervaren en daarmee geconfronteerd worden in hun binnenkamer, tijdens huisbezoek of kringwerk.
Bij ambtsdragers is er daarom aarzeling over hun zelfverstaan. Met welk gezag doen zij hun ambtelijke werk? Wie nadenkt over ‘Horig en mondig’, mag echter inzetten met het woord waarmee de profeet Haggaï – en vele van zijn collega’s – zich tot zijn hoorders richt: ‘Alzo spreekt de Heere van de legermachten…’.

Wijsheid voor eenvoudigen

Waar gemeenteleden het Woord horen, worden ze opgevoed tot mondige mensen. Door de werking van de Heilige Geest worden ze bekeerd tot mondigheid, tot gelovigen die niet anders willen dan leven bij de woorden van God. Calvijn plaatst het ambt in dienst van deze mondigheid van de gelovigen, omdat het Woord ‘harten bekeert en wijsheid verschaft aan eenvoudigen’. Het is in deze zin dat we dit jaar willen nadenken over ‘Horig en mondig’.
Mondigheid van (elk lid van) de gemeente en horigheid aan het Woord houden we daarom dicht bij elkaar. Om de wil van God te verstaan hebben we elkaar in de gemeente nodig, hebben we de prediking nodig, kunnen we niet zonder het ambt dat ons – mondige burgers, zelfbewust, soms vrijgevochten – bewaart bij de kern van het Evangelie. Zo groeit er mondigheid die een gave van de Heilige Geest is, waarin mensen zich onderscheiden van onmondige kinderen, maar komen ‘tot de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man.’ (Ef. 4:13)

Onderwijs en navolging

Na Pinksteren neemt het getal van de discipelen toe. (Hand. 6:1) Allen die Jezus volgen, worden discipelen des Heeren genoemd. Dat is een prachtige aanduiding voor alle mensen die in een innige verhouding van onderwijs én navolging tot Jezus staan, die Zijn woorden horen, bewaren en doen. Zij weten van de identiteit van hun Heere, van kruis en opstanding, van zelfverloochening én van de belofte van heerlijkheid. Zij begeren elke gedachte te brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus, ook de redeneringen die zich verheffen tegen de kennis van God. (2 Kor. 10:5)
‘Slechts de gehoorzame mens gelooft’, schreef Dietrich Bonhoeffer in zijn boek Navolging, ‘en de gelovige gehoorzaamt.’ Met elkaar willen we dit woord dieper leren verstaan.

P.J. Vergunst