Waar bent u naar op zoek?

Geloof en twijfel bij Jonathan Edwards

13-06-2016

Op 18 december 1722 begint een jonge man, ergens in het noordoosten van de huidige Verenigde Staten, met het bijhouden van een dagboek en daarin wordt duidelijk dat hij bezig is met grote levensvragen, concludeert drs. Erik Willemsen.

Hij worstelt met de vraag of hij een ‘aandeel in Gods liefde en genade’ heeft, zoals hij het omschrijft.

Het ontbreekt hem aan geloofszekerheid, waarvoor hij een aantal redenen opsomt. Zo meent hij onvoldoende te kunnen vertellen over het ‘voorbereidende werk’ waarover predikanten spreken.

Bovendien kan hij zich niet herinneren dat hij de wedergeboorte ervaren heeft in precies dezelfde stappen waarin ze volgens predikanten gewoonlijk plaatsvindt. En tenslotte schrijft hij dat hij de christelijke genadegaven, in het bijzonder het geloof, onvoldoende ervaart. Hij vreest dat er in zijn leven slechts sprake is van uitwendige, ‘hypocriete’ ervaringen.

Op de preekstoel

Enkele jaren later staat deze jongeman op de preekstoel. Het is Jonathan Edwards, die (inmiddels een predikant van ongeveer 23 jaar oud) in een preek een ander soort twijfel aan de orde stelt. Dit keer betreft het niet zozeer zijn eigen vragen. Hij staat nu stil bij een aantal tegenwerpingen die door zijn hoorders opgeworpen kunnen worden tegen het christelijk geloof als zodanig. ‘Mensen geloven allerlei soorten opvattingen, en hoe weet ik dat de opvatting van dit land correct is, of dat de Schrift het Woord van God is, of dat er een hemel en een hel zijn zoals de Schrift daarover spreekt?’ In een preek van enkele jaren later (Edwards is inmiddels 27 jaar) komen soortgelijke kwesties naar voren. ‘Hoe weet ik dat er zoiets als een God is? Misschien zijn de Schrift en het hele stelsel over een Schepper en Rechter en een leven na dit leven wel een uitvinding van mensen’ – zo horen we een denkbeeldige stem in deze preek zeggen.

Terwijl de eerste vorm van geloofstwijfel vooral betrekking heeft op de aanwezigheid van (zoals het in de traditie genoemd is) een waar geloof, heeft de tweede vorm vooral betrekking op de geloofwaardigheid van het historisch geloof. Gaat het in het eerste geval om de vraag ‘Ben ik behouden’, in het tweede geval gaat het om de vraag ‘Klopt het christelijk geloof eigenlijk wel, en hoe kan ik dat weten.

Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van 17 juni 2016. (We hebben momenteel een mooi aanbod voor nieuwe abonnees.)