Geloofsbelijdenis van Chalcedon
In 451 vindt de grootste kerkvergadering van de Vroege Kerk plaats: ongeveer 500 deelnemers uit alle windstreken komen samen in Chalcedon, aan de Bosporus. Dr. P.F. Bouter schrijft over het onderwerp dat op tafel ligt: hoe Jezus tegelijk God en mens was.
Maar dat was toch al in Nicea, in 325, helder en klaar beleden? Jezus is Gods Zoon. Hij is uit God geboren, voor alle eeuwen. De dwaling van Arius, die Jezus als een bijzonder en zeer hoog schepsel achtte, was afgewezen. Daar is ook geen twijfel meer over.
Maar andere vragen hebben zich na Nicea op allerlei wijze opgedrongen. Is Jezus een compleet mens? Bezit Hij niet alleen een lichaam, maar ook een menselijke geest, wil, ziel? Hoe is Zijn menselijke natuur verbonden aan Zijn God-zijn? En als Hij zowel God als mens is, hoe is Hij dan toch één persoon?
Bij allerlei gedeelten uit de Schrift stelde men zich deze vragen. Als voorbeeld kunnen we wijzen op de aangrijpende gebeurtenis aan het kruis, als de Heiland in de drie-urige duisternis uitroept: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Hoe kan God zich van God verlaten weten? Maar als Jezus dit als mens ervaart, hoe is dan de eenheid van Zijn mens-zijn met Zichzelf als Gods Zoon?
Deze nieuwe vragen konden niet zomaar omzeild worden. Zodra zich vragen voordoen, die voorheen nauwelijks gesteld werden, dan vereist dat een zoektocht naar een antwoord. In dit geval moest de kerk zich met deze vragen eerbiedig verdiepen in het Evangelie. En de concrete persoon van de Heiland gelovig onderzoeken totdat er op deze vragen een antwoord zou groeien.